ECLI:NL:RBOVE:2024:6594

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
08.150184.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen gepleegde verkrachting van biologische dochter met psychische kwetsbaarheid

Op 9 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan meermalen gepleegde verkrachting van zijn biologische dochter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die in de periode van 6 juli 2019 tot en met 18 juni 2022 onder dwang seksuele handelingen heeft ondergaan van haar vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als vader en van de psychische kwetsbaarheid van het slachtoffer, die licht verstandelijk beperkt is en in het verleden seksueel is misbruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn overwicht en de afhankelijkheid van het slachtoffer, die op jonge leeftijd met hem in contact kwam, de seksuele handelingen heeft afgedwongen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de geleden schade, toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 20.081,68, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de dagvaarding nietig verklaard voor het onderdeel 'geweld en/of bedreiging met geweld', maar heeft het bewezen verklaarde feit als verkrachting gekwalificeerd en de verdachte strafbaar verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.150184.23 (P)
Datum vonnis: 9 december 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1979 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 november 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens haar als benadeelde partij door mr. R. van der Laan, advocaat in Leiden, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 6 juli 2019 tot en met 18 juni 2022 onder toepassing van dwang meermalen seks heeft gehad met zijn dochter [slachtoffer].
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 juli 2019 tot en met
18 juni 2022 te [plaats], althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid
[slachtoffer], zijnde zijn dochter,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit
of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
te weten
- het laten betasten en/of aftrekken van zijn penis door die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn tong tussen en/of over de schaamlippen van die [slachtoffer]
en/of
- het brengen van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn penis in de mond en/of de vagina en/of de anus van die
[slachtoffer],
waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld
en/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- misbruik heeft gemaakt van zijn positie als vader van die [slachtoffer] en/of het grote
leeftijdsverschil tussen hen en/of
- misbruik heeft gemaakt van het feit dat die [slachtoffer] haar vader, te weten
verdachte, pas had leren kennen toen zij 17 jaar was en/of het feit dat zij het contact
met hem niet weer wilde verliezen en/of
- misbruik heeft gemaakt van de psychische kwetsbaarheid van die [slachtoffer],
aangezien zij licht verstandelijk beperkt was en/of een MCDD had en/of een laag
zelfbeeld had en/of bang was voor afwijzing en/of in het verleden seksueel was
misbruikt en/of
- ( hierdoor) misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht op die [slachtoffer] en/of haar
(daardoor) in een zodanig ongelijkwaardige en/of afhankelijke relatie met hem,
verdachte, heeft gebracht en gehouden dat zij zich niet aan bovengenoemde
seksuele handelingen kon en/of durfde te onttrekken en/of daaraan weerstand kon
en/of durfde te bieden.

3.De voorvragen

Ten aanzien van de tenlastegelegde elementen “door geweld en/of bedreiging met geweld” is de dagvaarding nietig, aangezien daarin niet is vermeld waaruit de dwang middels geweld of bedreiging met geweld bestond, zodat dit onderdeel van de dagvaarding onvoldoende feitelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het seksuele contact plaatsvond zonder dat sprake was van dwang.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
Op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
[slachtoffer] (hierna [slachtoffer]), geboren op [geboortedatum 2] 2000, leerde verdachte, haar biologische vader, pas kennen toen zij zeventien jaar oud was. [slachtoffer] en haar moeder, die de kennismaking had geïnitieerd, hoopten dat het [slachtoffer] goed zou doen om haar vader te leren kennen. Doordat [slachtoffer] tot die tijd nooit contact met haar vader had gehad, miste zij voor haar gevoel een deel van zichzelf. Het ging thuis, waar [slachtoffer] met haar moeder en stiefvader woonde, niet goed. [slachtoffer] had een slechte relatie met haar stiefvader en er was veel ruzie. Na de eerste kennismaking tussen [slachtoffer] en verdachte ontwikkelden zij een hechte band. [slachtoffer] verbleef in de weekenden vaak bij verdachte, wat voor haar als een soort vlucht voelde. Zij had het gevoel dat ze, anders dan thuis, met verdachte over alles kon praten en bij hem haar frustraties kwijt kon.
[slachtoffer] was psychisch kwetsbaar. Zij was licht verstandelijk beperkt, had MCDD – een vorm van autisme die tot problemen in de emotieregulatie leidt – en een laag zelfbeeld, en was in het verleden seksueel misbruikt. [slachtoffer] is opgenomen geweest wegens psychische klachten. Toen het thuis niet meer ging, is zij begeleid gaan wonen. Verdachte was van dit alles op de hoogte en is door de moeder van [slachtoffer] voor haar kwetsbaarheid gewaarschuwd.
Vanaf halverwege 2019, omstreeks de negentiende verjaardag van [slachtoffer], tot in juni 2022 heeft seksueel contact tussen [slachtoffer] en verdachte plaatsgevonden. Het seksuele contact vond (vrijwel) ieder weekend plaats, veelal in de woning van verdachte maar ook wel op de woongroep waar [slachtoffer] verbleef. Verdachte heeft [slachtoffer] vaginaal en anaal gepenetreerd met zijn penis, hij heeft zijn vingers in haar vagina gebracht en daarnaast was sprake van pijpen en beffen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen moet worden vastgesteld dat verdachte door een feitelijkheid of door bedreiging met een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Vooropgesteld moet worden dat van door een ‘feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’ van het slachtoffer als bedoeld in artikel 242 (oud) van het Wetboek van Strafrecht (Sr) slechts sprake kan zijn als de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn/haar wil heeft ondergaan. Van door een feitelijkheid dwingen als hiervoor bedoeld kan sprake zijn als de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of die dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Anders dan het standpunt van de raadsman, acht de rechtbank de tenlastegelegde dwang wel bewezen. Uit het dossier blijkt in voldoende mate van feitelijkheden die ertoe hebben geleid dat [slachtoffer] de seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan.
[slachtoffer] heeft verdachte, haar biologische vader, pas leren kennen toen zij zeventien jaar oud was. Het ontbreken van het contact met verdachte tot dan toe voelde voor haar als een groot gemis. Zij heeft in korte tijd een hechte band met verdachte opgebouwd en zag hem ten opzichte van haar moeilijke thuissituatie als toevlucht. [slachtoffer] wilde het contact met verdachte niet weer verliezen. Zij bevond zich in een zekere afhankelijkheidsverhouding ten opzichte van verdachte, als kind ten opzichte van haar vader waarbij ook loyaliteitskwesties een grote rol speelden. Ook was sprake van een groot leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer].
Bovendien was verdachte op de hoogte van de psychische kwetsbaarheid van [slachtoffer], voortvloeiend uit haar licht verstandelijke beperking, MCDD, haar lage zelfbeeld en haar verleden van seksueel misbruik. Hij wist ook dat zij in verband met psychische klachten in het verleden klinisch is behandeld en, nadat het thuis niet meer ging, begeleid woonde.
Uit dit alles volgt dat naar het oordeel van de rechtbank sprake was van een uit de omstandigheden voortvloeiend overwicht van verdachte op [slachtoffer], dat dwang impliceert. Het moet voor verdachte vanaf aanvang van het contact met [slachtoffer] al duidelijk zijn geweest dat er, gelet op de problematiek van [slachtoffer], nooit sprake kon zijn van een gelijkwaardige relatie tussen twee volwassenen. Tussen hen is een affectieve vader-dochter relatie ontstaan die door verdachtes toedoen is uitgemond in een seksuele relatie. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn overwicht op [slachtoffer] en haar in een zodanig ongelijkwaardige en afhankelijke relatie met hem gebracht en gehouden, dat zij zich niet aan de seksuele handelingen kon onttrekken.
De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 6 juli 2019 tot en met 18 juni 2022 te [plaats],
door een andere feitelijkheid [slachtoffer], zijnde zijn dochter, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten:
- het brengen van zijn tong tussen en/of over de schaamlippen van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn penis in de mond en de vagina en de anus van die [slachtoffer],
waarbij die andere feitelijkheid er in heeft bestaan dat verdachte
- misbruik heeft gemaakt van zijn positie als vader van die [slachtoffer] en het grote leeftijdsverschil tussen hen en
- misbruik heeft gemaakt van het feit dat die [slachtoffer] haar vader, te weten verdachte, pas had leren kennen toen zij 17 jaar was en het feit dat zij het contact met hem niet weer wilde verliezen en
- misbruik heeft gemaakt van de psychische kwetsbaarheid van die [slachtoffer], aangezien zij licht verstandelijk beperkt was en een MCDD had en een laag zelfbeeld had en bang was voor afwijzing en in het verleden seksueel was misbruikt en
- ( hierdoor) misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht op die [slachtoffer] en haar (daardoor) in een zodanig ongelijkwaardige en afhankelijke relatie met hem, verdachte, heeft gebracht en gehouden dat zij zich niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon onttrekken en/of daaraan weerstand kon bieden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 242 (oud) Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
verkrachting, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om in geval van bewezenverklaring, bij de strafoplegging onder meer rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak, het feit dat verdachte alle medewerking aan het onderzoek heeft verleend, het vrijwel blanco strafblad van verdachte en zijn werk als chauffeur.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim drie jaren veelvuldig schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn biologische dochter [slachtoffer]. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn overwicht op [slachtoffer], dat onder meer voortvloeide uit haar psychische kwetsbaarheid. [slachtoffer] is een kwetsbare jonge vrouw die op jonge leeftijd al veel nare dingen heeft moeten meemaken. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer], terwijl zij zich bij hem als haar biologische vader juist veilig zou moeten voelen. Als gevolg van het (onbeschermde) seksuele contact tussen verdachte en [slachtoffer] is zij zwanger geraakt en bevallen van een dochter. Zij zal hierdoor geconfronteerd blijven worden met het misbruik door verdachte. Uit de slachtofferverklaring die [slachtoffer] op de zitting heeft voorgelezen, is op indringende wijze naar voren gekomen dat het seksuele misbruik en de gebeurtenissen daarna grote impact op haar hebben.
Verdachte blijft volhouden dat er tussen hem en [slachtoffer] louter sprake is geweest van seksueel contact met wederzijds goedvinden. De rechtbank heeft daarom de indruk dat verdachte het kwalijke van zijn handelen niet inziet en daarvoor geen verantwoordelijkheid neemt. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 november 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank overweegt dat het plegen van dit strafbare feit zonder meer oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf en de hoogte daarvan in strafverzwarende zin rekening met de lange pleegperiode van drie jaren, de kwetsbaarheid van het slachtoffer, de schadelijke (psychische) gevolgen van het misbruik voor het slachtoffer en de omstandigheid dat het misbruik tot de verwekking van een kind heeft geleid.
Ales afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding van een bedrag van € 35.081,68, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten de pleegdatum. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit vergoeding van reiskosten van € 81,68 en vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 35.000,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij integraal dient te worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair is aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering omdat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert gelet op de complexe aard van de vordering.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Reiskosten
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij als gevolg van het misbruik zes afspraken heeft gehad bij een traumakliniek. De kosten die zij hierbij heeft moeten maken betreffen de brandstofkosten van de auto.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde reiskosten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de bewezenverklaarde verkrachting meebrengen dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zozeer voor de hand liggen, dat zonder meer kan worden aangenomen dat sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 sub b BW.
De benadeelde partij heeft op die grond recht op vergoeding van een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van smartengeld. De rechtbank bepaalt de hoogte van de door verdachte te betalen vergoeding van immateriële schade op € 20.000,00. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Wettelijke rente
Het toegewezen bedrag aan schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de laatste dag van de ten laste gelegde periode.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 135 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van het onderdeel ‘geweld en/of bedreiging met geweld’;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: verkrachting, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 20.081,68 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- wijst af wat meer of anders is gevorderd aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 20.081,68 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2022)
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 20.081,68 (zegge: twintigduizend eenentachtig euro en achtenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
135 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mr. P.M.F. Schreurs en mr. H.J. Berends, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2024.
Buiten staat
Mr. P. van Kesteren is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2022277141, onderzoek ONRBC22276/Palma. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 november 2024, voor zover inhoudende als de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Mijn geboortedatum is [geboortedatum 1] 1979. [slachtoffer] is mijn biologische dochter. Ik heb haar leren kennen toen zij bijna achttien jaar oud was. Haar moeder heeft contact gezocht met mij. Zij heeft mij verteld dat [slachtoffer] een kwetsbaar meisje is. Ik wist dat [slachtoffer] een licht verstandelijke beperking (LVB) heeft en dat bij haar sprake is van een misbruikverleden. Het contact tussen mij en [slachtoffer] was hecht. Zij was ieder weekend bij mij. Vanaf halverwege 2019 hadden wij seksueel contact. Ik heb vaginale en anale seks met [slachtoffer] gehad.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 28 juli 2022, pagina 11 tot en met 17, voor zover inhoudend als verklaring van aangeefster, zakelijk weergegeven:
Ik ben geboren op [geboortedatum 2] 2000. Ik heb mijn vader leren kennen in februari 2018. Mijn vader en moeder zijn uit elkaar gedreven door mijn oma. Ik kwam er in groep 3 achter dat mijn stiefvader niet mijn echte vader was. Mijn oma vertelde dat mijn vader in de gevangenis zat en aan de drugs was. Ik heb daar heel veel problemen mee gehad. Er werd altijd gedaan alsof mijn vader was weggelopen van mijn moeder, terwijl zij zwanger was van mij, maar dat bleek niet zo te zijn. Ik wilde mijn vader leren kennen. In februari 2018 sprak ik voor het eerst met mijn vader af, in het bijzijn van mijn moeder. Ik had het gevoel dat ik met hem over alles kon praten. Dat had ik niet met mijn moeder. Mijn moeder dacht dat het mij zou helpen dat ik weer contact had met mijn vader. Ik miste een deel van mezelf. Thuis was het vaak ruzie met mijn stiefvader. Vaak ging ik op vrijdag na mijn werk naar mijn vader. Daar kon ik mijn frustraties uiten.
Ik ging eigenlijk elk weekend naar hem toe. Het was voor mij een soort vlucht, omdat het tussen mijn stiefvader en mij niet lekker liep thuis. Ik was op dat moment kwetsbaar en onzeker. Ik heb nog steeds veel goedkeuring nodig van zowel mijn moeder als mijn vader. Ik heb een laag zelfbeeld. In 2019 ging het thuis niet meer en ben ik begeleid gaan wonen. Ik wilde graag bij mijn vader wonen. Mijn psychiater was het er niet mee eens.
Ik denk dat ik nog net 18 of net 19 was, dat ik in het weekend bij mijn vader was in zijn woning aan de [adres 1]. Toen was het de eerste keer dat het gebeurde. Hij deed mijn broek en mijn onderbroek uit en schoof zijn piemel in mijn vagina.
Ook daarna heeft hij seks met mij gehad. Als ik boven op bed lag kwam hij bij me en had hij seks met mij. Ik hield me dan slapende. Hij begon mij dan te vingeren of te beffen. Hij deed daarna zijn piemel in mijn vagina. De volgende dag deed ik of er niets gebeurd was. Mijn vader deed alsof het de normaalste zaak van de wereld was, alsof hij niets had gedaan. Ik denk dat het gedurende drie jaar elk weekend gebeurd is. Ik was dan van vrijdag tot en met zondag bij mijn vader.
Er was ook sprake van anale seks en pijpen. Dat was meer op het punt dat ik zelf wat meer toenadering zocht. Ik had dan wat meer controle. Dat was wel ongeveer anderhalf jaar later. Ik zocht dan zelf toenadering, zodat ik het dan maar had gehad. Mijn vader en ik hebben seks gehad in de woning aan de [adres 1], op mijn kamer op de woongroep aan de [adres 2] en ook op de vorige groep in [plaats], op de hoek van de [adres 3].
U vraagt mij wat maakt dat ik na die eerste keer nog 3 jaar naar mijn vader toe ging. Ik denk dat het komt doordat ik geen afwijzing wilde. Ik heb hem niet gekend tot mijn zeventiende. Ik wilde mijn vader niet weer kwijt. Ik ben heel loyaal naar mijn familie.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] van 23 december 2022, pagina 20 tot en met 24, voor zover inhoudend als verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] is mijn dochter. Zij is in haar pubertijd opgenomen geweest bij Karakter in [plaats] wegens psychische problemen. Zij is daar toen voor behandeld. Zij heeft MCCD
[de rechtbank begrijpt MCDD].Dit is een complexe gedragsstoornis die valt binnen het autismespectrum. Het heeft met emotie regulatie te maken. Dat loopt dan niet goed zeg maar. Zij is daarnaast ook beperkt, zij is LVB. Ze is later ook van het reguliere onderwijs naar het speciaal onderwijs gegaan. Verbaal scoort ze heel hoog en emotioneel heel laag. De inzichten mist zij zeg maar.
Zij had geen contact met haar biologische vader [verdachte]. Toen ze zeventien was heb ik ervoor gezorgd dat zij met elkaar in contact kwamen. Ik hoopte dat het een toevoeging zou zijn op wat [slachtoffer] miste in haar leven. [slachtoffer] heeft een tijd begeleid gewoond bij [locatie] in [plaats]. Toen ik contact met [verdachte] zocht heb ik veel met hem besproken. Waaronder dat [slachtoffer] een kwetsbaar meisje is en dat zij ook opgenomen was geweest. Hij wist dat zij kwetsbaar was. Ik heb hem dat heel duidelijk uitgelegd.
Het contact tussen [slachtoffer] en haar stiefvader verliep stroef. Het contact tussen [slachtoffer] en [verdachte] was echt hecht.
[verdachte] heeft mij op 19 juni om 01.30 uur een bericht gestuurd dat hij over de scheef is gegaan en dat hij een relatie was aangegaan met [slachtoffer]. Ik was met [slachtoffer] in de keuken. Op dat moment gaf [slachtoffer] direct aan dat zij verkracht is door hem en misbruikt. Zij vertelde dat zij de uitweg niet wist en dat zij daar wel naar toe bleef gaan.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 april 2023, voor zover inhoudend als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven, op pagina 90:
U houdt mij voor dat [slachtoffer] heeft gezegd: “Ik was op dat moment kwetsbaar en onzeker. Ik heb nog steeds veel goedkeuring nodig van zowel mijn moeder als mijn vader, ik heb een laag zelfbeeld. In 2019 ging het thuis niet meer en ben ik begeleid gaan wonen". U vraagt mij wat ik daarvan wist. Ik wist daar wel wat van. Ik ben altijd bezig geweest om dat zelfbeeld van haar omhoog te krikken. Ik wist dat [slachtoffer] in 2019 bij “[locatie]” in [plaats] kwam te wonen, dat was begeleid wonen.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 12 april 2023, voor zover inhoudend als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven, op pagina 98:
Ik weet dat [slachtoffer] in een inrichting heeft gezeten. En wat betreft haar kwetsbaarheid, daar heeft ze [de rechtbank begrijpt: de moeder van [slachtoffer]] me wel voor gewaarschuwd.
U houdt mij voor dat de moeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat [slachtoffer] MCCD heeft, dat dit een complexe gedragsstoornis is die valt binnen het autismespectrum en te maken heeft met emotieregulatie, en dat [slachtoffer] LVB is. U vraagt mij wat ik daar allemaal van weet. Daar wist ik wel het één en ander van. Dat heeft [slachtoffer] mij zelf verteld. Mijn zoons hebben ook een vorm van autisme.
Wij deden alles. Oraal, vaginaal en anaal. Elk weekend wel, anaal niet maar oraal en vaginaal wel.