ECLI:NL:RBOVE:2024:6591

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
84.129252.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrift in milieukundige rapportages

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift. De verdachte, werkzaam als projectleider bij [medeverdachte] B.V., was ten laste gelegd dat hij samen met anderen op drie verschillende data in november 2015 valsheid in geschrift had gepleegd met betrekking tot rapportages over partijkeuringen van grond. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk onjuiste informatie had opgenomen in de rapportages, waardoor de indruk werd gewekt dat de keuringen onder een ander protocol waren uitgevoerd dan daadwerkelijk het geval was. De verdediging betoogde echter dat de rapportages transparant en conform de waarheid waren opgesteld, en dat de verantwoordelijkheid voor de voorinformatie bij de opdrachtgever lag. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat hij de juiste informatie had opgenomen, en dat er geen bewijs was voor opzet of samenwerking met de opdrachtgever om een valse voorstelling van zaken te geven. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de rapportages opzettelijk valselijk had opgemaakt. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde valsheid in geschrift.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.129252.24 (P)
Datum vonnis: 9 september 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 september 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.J. van Eenennaam, advocaat in Leiden, naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft tevens – met instemming van de officier van justitie en de verdediging – acht geslagen op wat namens medeverdachte [medeverdachte] B.V., aan welke vennootschap hetzelfde feit ten laste is gelegd, door de gemachtigde [gemachtigde] naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander op 3, 5 en 16 november 2015 valsheid in geschrift heeft gepleegd met betrekking tot drie rapportages over partijkeuringen van grond.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
verdachte
a.
op of omstreeks 3 november 2015, althans in of omstreeks de maand november
2015, in de gemeente [plaats], althans in Nederland, en/of
b.
op of omstreeks 5 november 2015, althans in of omstreeks de maand november
2015, in de gemeente [plaats], althans in Nederland, en/of
c.
op of omstreeks 16 november 2015, althans in of omstreeks de maand november
2015, in de gemeente [plaats], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
a.
een Rapportage Keuringen [bedrijf 1] b.v. Projectnummer
[nummer 1] (pagina 194) en/of
b.
een Rapportage Keuringen [bedrijf 1] b.v. Projectnummer
[nummer 2] (pagina B 165) en/of
c.
een Rapportage Keuringen [bedrijf 1] b.v. Projectnummer
[nummer 3] (pagina B 225)
(telkens) valselijk heeft / hebben opgemaakt en/of heeft / hebben vervalst
a.
door in die rapportage Projectnummer [nummer 1] (pagina 196) in strijd met de
waarheid te vermelden dat de partijkeuring (waarover wordt gerapporteerd) wordt
uitgevoerd in het kader van BRL-9335-protocol 1 en/of door in strijd met de
waarheid niet te vermelden dat de partij grond (waarover wordt gerapporteerd)
extractief was gereinigd en/of
b.
door in die rapportage Projectnummer [nummer 2] (pagina 167 ) in strijd met de
waarheid te vermelden dat de partijkeuring (waarover wordt gerapporteerd) wordt
uitgevoerd in het kader van BRL-9335-protocol 1 en/of door in strijd met de
waarheid niet te vermelden dat de partij grond (waarover wordt gerapporteerd)
extractief was gereinigd en/of
c.
door in die rapportage Projectnummer [nummer 3] (pagina 227) in strijd met de
waarheid te vermelden dat de partijkeuring (waarover wordt gerapporteerd) wordt
uitgevoerd in het kader van BRL-9335-protocol 1 en/of door in strijd met de
waarheid niet te vermelden dat de partij grond (waarover wordt gerapporteerd)
extractief was gereinigd
(telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding en aanleiding onderzoek
Op 6 november 1998 is [medeverdachte] B.V. (hierna: [medeverdachte] ) opgericht, met [bedrijf 2] B.V. als enig aandeelhouder en bestuurder. [medeverdachte] houdt zich bezig met het verrichten van diensten op het gebied van milieu en civiele techniek. In dat kader behoort de uitvoering van partijkeuringen van afvalstoffen (zoals grond) tot hun diensten. Verdachte [verdachte] is als projectleider in dienst van [medeverdachte] .
De politie heeft vanaf medio oktober 2018 onder de naam Cerium een strafrechtelijk onderzoek verricht naar structurele valsheid in geschrift door diverse bedrijven, waaronder de [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 1] B.V. (verder te noemen [bedrijf 1] ). Uit dat onderzoek kwam naar voren dat ook [medeverdachte] mogelijk valsheid in geschrift had gepleegd, waarvoor separaat het strafrechtelijk onderzoek Wortel is opgestart. Het onderzoek Wortel is gericht op drie milieukundige rapportages die door (verdachte [verdachte] als projectleider van) [medeverdachte] zijn opgesteld. Deze rapportages betreffen partijkeuringen door [medeverdachte] van twee deelpartijen grond in opdracht van [bedrijf 1] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde valsheden wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De keuringen zijn feitelijk en conform de primaire opdracht uitgevoerd onder de BRL (Beoordelingsrichtlijn) 7500, maar nadat de analyseresultaten bekend waren geworden is de opdracht in de rapporten van 3 en 5 november 2015 aangepast naar de tekst ‘Deze analyse is uitgevoerd in het kader van de BRL 9335 protocol 1’ zodat een herkeuring, in de ogen van [bedrijf 1] , kon plaatsvinden. Dit stemt niet overeen met de werkelijkheid en is aldus te bestempelen als valselijk opmaken van deze keuringsrapporten.
Bovendien is in alle drie de rapportages bij de voorinformatie niet expliciet benoemd dat het om extractief gereinigde grond ging. Door dit niet te vermelden is sprake van intellectuele valsheid. Een herkeuring van extractief gereinigde grond was in het kader van de BRL 7500 niet toegestaan. Verdachte [verdachte] had als projectleider en professionele speler van deze basiskennis over de reikwijdte van de beoordelingsrichtlijnen op de hoogte moeten zijn en had moeten onderzoeken wat de gevolgen van de gekozen bewoordingen waren. Daarnaast had hij navraag moeten doen bij zijn opdrachtgever naar de voorinformatie betreffende de deelpartijen te keuren grond. [verdachte] heeft dit nagelaten, waaruit het oogmerk om het geschrift als echt en onvervalst te gebruiken kan worden afgeleid, aldus de officier van justitie.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Er is volgens de verdediging geen sprake van valsheid van de rapportages omdat transparant en conform de waarheid is benoemd dat het gereinigde grond betrof afkomstig vanuit de BRL 7500 onder vermelding van project- en depotnummers waardoor de grondstromen traceerbaar zijn gebleven. De voorinformatie is verstrekt door en valt onder de verantwoording van de opdrachtgever [bedrijf 1] en is bovendien niet relevant voor de wijze van keuring door [medeverdachte] . De keuringen zijn op correcte wijze uitgevoerd met inachtneming van BRL 1000 en protocol 1001, waarvoor [medeverdachte] is gecertificeerd. Voor de wijze van bemonstering en analyse maakt het geen verschil of de BRL 7500 of BRL 9335 van toepassing is.
In tegenstelling tot hetgeen de officier van justitie heeft betoogd, is herkeuring volgens de verdediging wel mogelijk op grond van de BRL 1000. In dit geval was het verschil tussen de twee waarden van styreen aangetroffen in de beide duplomonsters zeer groot, namelijk factor 28,3. Er was daardoor sterke twijfel over de juistheid van de uitslag van het laboratorium. Normaal gesproken vindt er heranalyse plaats, maar omdat styreen een vluchtige stof is was een heranalyse van het genomen monster niet mogelijk. Daarom is gekozen voor een herkeuring. Gelet op al deze omstandigheden was de opdracht tot herkeuring van de opdrachtgever niet opmerkelijk. Het laboratorium heeft uiteindelijk in een veel later stadium erkend dat sprake is geweest van contaminatie van de monsters van de grondkeuring van deelpartij 1, waarmee het hiervoor genoemde verschil in de styreenwaarden van beide monsters kon worden verklaard.
Gelet op deze omstandigheden is van valsheid en valselijk opmaken, hetgeen (voorwaardelijk) opzet impliceert, geen sprake. Van medeplegen is evenmin sprake.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Het valselijk opmaken van een geschrift impliceert dat de dader opzet heeft gehad op de valsheid van het geschrift. Daarvoor volstaat voorwaardelijk opzet.
Volgens vaste jurisprudentie kan het niet vermelden van bepaalde gegevens ook valsheid in geschrift opleveren. Beslissend is in dat geval of de werkelijkheid door het achterhouden van gegevens geweld is aangedaan. [1]
Op basis van het dossier en de verklaringen ter zitting van verdachte [verdachte] en van [gemachtigde] als gemachtigde van [medeverdachte] stelt de rechtbank het volgende vast.
[medeverdachte] was met [bedrijf 1] een raamcontract overeengekomen. Opdrachten van [bedrijf 1] tot (partij) keuringen van grond werden via e-mail aan [medeverdachte] gestuurd. Verdachte [verdachte] was voor [bedrijf 1] de vaste contactpersoon bij [medeverdachte] . [verdachte] ontving de opdracht tot keuring die onderwerp is van deze zaak rechtstreeks per e-mail van [bedrijf 1] , in de persoon van [naam] .
De tenlastelegging ziet op drie rapportages, waarover [verdachte] en [bedrijf 1] onderling e-mail- contact hebben gehad. [naam] gaf aan [verdachte] de opdracht voor de keuringen van de grond en leverde als voorinformatie aan dat het extractief gereinigde grond betrof met het verzoek om deze (partij)grond te keuren onder de BRL 7500.
[verdachte] verkeerde op basis hiervan in de veronderstelling dat het gereinigd schoon zand betrof en heeft de keuringen conform de BRL 1000 en protocol 1001 laten uitvoeren. Later, toen dezelfde partijen grond herkeurd moesten worden, gaf [naam] aan dat de BRL 9335 moest worden vermeld. [verdachte] heeft ter zitting uitvoerig uiteengezet dat voor de wijze van keuring door [medeverdachte] en voor de uitslag van die keuring niet van belang is of BRL 7500 of BRL 9335 van toepassing is.
Door [verdachte] en [gemachtigde] is voorts uitvoerig uiteengezet dat de juistheid van voorinformatie onder de verantwoordelijkheid valt van de opdrachtgever. Beiden hebben verder verklaard dat ten tijde van het opmaken van de rapporten nog geen verplichting bestond om deze voor-informatie daarin op te nemen, maar dat de voorinformatie juist met het oog op transparantie in de rapporten is vermeld. [verdachte] heeft ter zitting benadrukt dat het van belang is dat de grondstromen controleerbaar zijn en dat de monsterneming, analyse en classificering van de gekeurde grond op juiste wijze tot stand zijn gekomen en dat de gewraakte keuringsrapporten hiervan een duidelijke en juiste weergave zijn.
De rechtbank acht op basis van het dossier en hetgeen door [verdachte] en [gemachtigde] ter terechtzitting is verklaard, en door de raadsman is aangevoerd, niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de in de tenlastelegging genoemde rapporten opzettelijk valselijk heeft opgemaakt.
De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [verdachte] dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij alle relevante en enkel juiste informatie in de rapporten opnam. De informatie betreffende de BRL 7500 respectievelijk de BRL 9335 was afkomstig van de opdrachtgever [bedrijf 1] en is enkel door [verdachte] in de keuringsrapporten overgenomen. Er is geen enkel bewijs voor de (veronder)stelling van de officier van justitie dat verdachte [verdachte] in nauwe en bewuste samenwerking met [bedrijf 1] aldus opzettelijk – ook niet in voorwaardelijke zin – heeft getracht een valse voorstelling van zaken te geven.
Een overtuigende aanwijzing voor het tegendeel is de ter terechtzitting door [verdachte] en [gemachtigde] gemaakte opmerking dat zij, ware zij van kwade wil geweest, juist niets van de (onverplicht) verstrekte voorinformatie zouden hebben opgenomen.
De rechtbank spreekt verdachte [verdachte] daarom vrij van valsheid in geschrift.

4.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Broeks, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 september 2024.
Buiten staat
Mrs. M. Melaard en L. Kesteloo zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.