ECLI:NL:RBOVE:2024:6589

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
08.120543.22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken

Op 9 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een strafzaak met parketnummer 08.120543.22. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De veroordeelde was eerder schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in drugs, specifiek het telen van hennepplanten. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op een bedrag van € 61.528,44, gebaseerd op een rapport dat stelde dat de veroordeelde dit bedrag had genoten uit eerdere hennepplantages. Tijdens de openbare terechtzitting op 25 november 2024 heeft de verdediging aangevoerd dat er geen bewijs was voor het bestaan van eerdere oogsten en dat de vordering daarom afgewezen moest worden. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging overwogen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de eerdere oogsten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het elektriciteitsverbruik van de veroordeelde niet overeenkwam met het verbruik dat verwacht zou worden bij zes eerdere oogsten. Bovendien was de veroordeelde gedurende bepaalde periodes opgenomen in een verslavingskliniek, wat het onwaarschijnlijk maakte dat hij een hennepkwekerij zou hebben onderhouden. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank de ontnemingsvordering afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.120543.22
Datum vonnis: 9 december 2024
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats].
hierna te noemen: veroordeelde.

1.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 25 november 2024. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.L.A. Weusthof, advocaat in
Enschede, is op die terechtzitting verschenen en is op de vordering gehoord. De rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
  • een in wettelijke vorm opgemaakt rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e, 2e c.q. 3e lid Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) + bijlagen, opgemaakt en gesloten op 25 juli 2022 door hoofdagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (hierna: het rapport);
  • het ten laste van de veroordeelde gewezen vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 9 december 2024 in de onderliggende strafzaak met parketnummer 08.120543.22 (hierna: het vonnis);
- de stukken behorende tot het dossier in die strafzaak met dat parketnummer, inclusief de door de raadsvrouw overgelegde ontslagbrieven van veroordeelde van Solutions Verslavingszorg en de jaarrekening van Essent over de periode van 15 januari 2021 tot en met 13 januari 2022.

2.De vordering en de beoordeling daarvan

2.1
De vordering en daaraan gegeven onderbouwing
De officier van justitie heeft zich bij de bepaling van de omvang van het te ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op het rapport. Daarin is geconcludeerd dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten ter hoogte van € 61.528,44. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank:
- het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en
- aan de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 61.528,44.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat de vordering afgewezen moet worden, omdat het Openbaar Ministerie eerder - gelet op de oorspronkelijke vordering - van mening was dat er geen wederrechtelijk voordeel was genoten door veroordeelde. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de vordering afgewezen moet worden, omdat het bestaan van eerdere oogsten niet bewezen kan worden en het niet aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten.

3.Het oordeel van de rechtbank

Grondslag van de vordering
De meervoudige strafkamer van deze rechtbank heeft veroordeelde in de onderliggende strafzaak met bovengenoemd parketnummer bij vonnis van 9 december 2022 veroordeeld ter zake van:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
De rechtbank heeft bij vonnis bewezen geacht dat veroordeelde op 8 februari 2022 in Enschede opzettelijk een hoeveelheid van 104 hennepplanten heeft geteeld. De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is gegrond op artikel 36e, lid 2 Sr, dat inhoudt dat ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ook kan plaats vinden uit andere strafbare feiten. Deze andere strafbare feiten zien in dit geval op het voorafgaand aan 8 februari 2022 telen, oogsten en verkopen van hennep.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank is op grond van de stukken van voornoemd voorbereidend onderzoek en gelet op hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht van oordeel dat onvoldoende aannemelijk geworden is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten.
Daartoe overweegt zij het navolgende. Door de raadsvrouw is onder meer naar voren gebracht dat volgens Enexis er sprake zou zijn geweest van zes eerdere oogsten in de woning aan de [adres] in [plaats]. Gelet op het 12 uurspatroon dat uit de clustermeting naar voren komt en de zes aangetroffen assimilatielampen van 600 Watt per stuk zou dat per dag een verbruik van 43.200 Watt opleveren. Dit zou leiden, gebaseerd op de 6 kweken, tot een verwacht elektriciteitsgebruik van meer dan 5.000 kWh in 2020 en meer dan 10.000 kWh in 2021.
Bij het aantreffen van de hennepkwekerij is geconstateerd dat veroordeelde legaal stroom heeft afgenomen voor de kwekerij. De jaarrekeningen van veroordeelde van Essent laten over 2020/2021 en 2021/2022 een daadwerkelijk verbruik zien van respectievelijk 1.881 kWh en 1.770 kWh, hoeveelheden die corresponderen met een gemiddeld stroomverbruik van een eenpersoonshuishouden in Nederland volgens het CBS. Daarnaast heeft de raadsvrouw gewezen op twee vrijwillige opnames van veroordeelde gedurende telkens enkele weken in een verslavingskliniek binnen de door de Enexis gemeten kweekperiodes.
De vordering van het Openbaar Ministerie is erop gebaseerd dat aannemelijk is dat veroordeelde uit andere strafbare feiten, te weten 6 eerdere oogsten, wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank is van oordeel dat het gelet op de stukken, die de raadsvrouw heeft overgelegd niet aannemelijk is dat er 6 eerdere oogsten zijn geweest in de woning van veroordeelde. Het daadwerkelijke verbruik zoals opgenomen op de jaarrekeningen van Essent wijst niet op 6 eerdere oogsten. Daarnaast is verdachte aantoonbaar gedurende een tweetal periodes langere tijd opgenomen geweest in een kliniek, zodat het niet aannemelijk is dat hij in die periodes een hennepkwekerij heeft onderhouden. Gelet daarop zal de rechtbank de ontnemingsvordering afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
-
wijstde vordering van het Openbaar Ministerie tot het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Hamers, voorzitter, mrs. A. van Holten en D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2024.