ECLI:NL:RBOVE:2024:6585

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
08.770218.18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beslissing RC
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling in het kader van de veiligheid van personen en goederen

Op 5 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1973. De rechtbank heeft het verzoek tot aanhouding voor nader onderzoek afgewezen en de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen niet langer vereist dat de termijn van terbeschikkingstelling wordt verlengd. De terbeschikkinggestelde, die lijdt aan een hoge dwarslaesie en bedlegerig is, heeft een ernstige somatische toestand en zijn levensverwachting is korter dan vier maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen actueel recidivegevaar is, ondanks eerdere zorgen over zijn gedrag en middelengebruik. De rechtbank heeft de kliniek en de reclassering verweten dat zij niet in staat zijn geweest om een geschikte plek voor de terbeschikkinggestelde te vinden, ondanks herhaalde verzoeken en instructies. De rechtbank heeft benadrukt dat humanitaire overwegingen in deze fase van het leven van de terbeschikkinggestelde moeten prevaleren. De beslissing om de terbeschikkingstelling niet te verlengen is genomen in het licht van de omstandigheden en de betrokkenheid van de familie van de terbeschikkinggestelde, die bereid zijn om hem te ondersteunen in zijn laatste levensfase.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.770218.18
Datum uitspraak: 5 december 2024
Beslissingop de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van:
[de terbeschikkinggestelde],
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats],
verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) [locatie] te [plaats],
hierna te noemen: de terbeschikkinggestelde.

1.De procedure en de stukken

Voor het verloop van de procedure en een zakelijke weergave van de eerder uitgebrachte adviesrapporten wordt verwezen naar de beslissingen van deze rechtbank van 1 mei 2024 en 12 september 2024.
De rechtbank heeft in deze zaak nog te beslissen op de vordering van 7 maart 2024 tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Bij beslissing van 1 mei 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de beslissing op de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling aangehouden. Het onderzoek ter terechtzitting is voor ten hoogste drie maanden geschorst. De rechtbank heeft de kliniek de opdracht gegeven een rapport op te maken over de vraag of en zo ja, op welke titel, op welke wijze en onder welke voorwaarden de terbeschikkinggestelde (elders) kan worden geplaatst. De reclassering heeft de opdracht gekregen om een rapport op te maken over de vraag of, en zo ja, de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de verpleging van overheidswege kan worden beëindigd, waarbij de (nadere) informatie van de behandelend oncoloog wordt betrokken.
Bij beslissing van 12 september 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de beslissing op de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling aangehouden. Het onderzoek ter terechtzitting is voor ten hoogste drie maanden geschorst. De rechtbank heeft de kliniek de opdracht gegeven om een actuele risicotaxatie uit te voeren, waarin nadrukkelijk meegewogen moet worden de huidige fysieke conditie van de terbeschikkinggestelde. De reclassering heeft de opdracht gekregen om een rapport op te maken over de vraag of, en zo ja, de wijze waarop en de voorwaarden waaronder, de terbeschikkinggestelde geplaatst kan worden op het woonadres van zijn broer en schoonzus ([adres]).
De rechtbank heeft nadien kennis genomen van de op grond van artikel 6:6:12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) overgelegde stukken, te weten:
- een aanvullend adviesrapport van [locatie] (hierna: de kliniek) van
18 november 2024, opgemaakt en ondertekend door Z. Atai, GZ-psycholoog en regiebehandelaar, M.P.M. den Haan, psychiater/psychotherapeut/cognitief gedragstherapeut VGCt en [naam 1], directeur behandeling;
  • een adviesrapport van Novadic-Kentron Verslavingsreclassering GGZ (hierna: de reclassering) van 21 november 2024, opgemaakt en ondertekend door [naam 2], reclasseringswerker en [naam 3], unitmanager;
  • de e-mailberichten van mr. J.A.W. Knoester van 7 november 2024, 25 november 2024 en 27 november 2024, met als bijlagen onder andere de correspondentie met de schoonzus van de terbeschikkinggestelde, een e-mailbericht van de behandelend oncoloog en het medisch dossier van de terbeschikkinggestelde;
  • de wettelijke aantekeningen van de kliniek van september 2024, oktober 2024 en november 2024.
Het onderzoek ter terechtzitting is voortgezet op 28 november 2024. Op die zitting zijn gehoord:
  • de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te 's-Gravenhage;
  • de officier van justitie;
  • Z. Atai, verbonden aan de kliniek, als deskundige;
  • M.P.M. den Haan, verbonden aan de kliniek, als deskundige;
  • [naam 2], verbonden aan de reclassering, als deskundige
  • [getuige], de schoonzus van de terbeschikkinggestelde, als getuige.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft ter zitting primair verzocht de beslissing op de vordering tot
verlenging van de maatregel voor korte duur aan te houden, zodat de kliniek en de reclassering de plaatsingsmogelijkheden van de terbeschikkinggestelde (opnieuw) kunnen onderzoeken. Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht de maatregel te verlengen met één jaar. Er is nog steeds sprake van meerdere stoornissen en van een actueel recidivegevaar. Aan de criteria voor verlenging van de maatregel wordt voldaan.
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman hebben primair verzocht om de vordering af te wijzen en zodoende de maatregel te beëindigen. De terbeschikkinggestelde wenst de laatste fase van zijn leven in het bijzijn van zijn familie door te brengen. Het recidiverisico dient als laag te worden ingeschat, nu de terbeschikkinggestelde bedlegerig is en zijn somatische toestand ernstig is verslechterd. Gedurende het verblijf in de kliniek is er nooit sprake geweest van fysieke agressie. Er kan niet worden aangenomen dat bij een plaatsing in een hospice gevaar voor het zorgpersoneel bestaat. Subsidiair is verzocht om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen, met oplegging van de voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde verblijft in de kliniek, totdat hetzij thuiszorg en hulpmiddelen zijn geregeld op het adres van zijn broer en schoonzus te Sliedrecht, hetzij een hospice is gevonden waar de terbeschikkinggestelde terecht kan. De raadsman heeft verzocht om geen drugsverbod als voorwaarde op te nemen.
Getuige [getuige] heeft ter zitting uitvoerig toegelicht dat zij als schoonzus de afgelopen maanden enorm betrokken is geweest bij het traject en dat zij veel inspanningen heeft verricht om een geschikte plek voor de terbeschikkinggestelde te vinden. [getuige] en de broer van de terbeschikkinggestelde zijn bereid en in staat om de terbeschikkinggestelde ter overbrugging bij hen thuis te laten verblijven en te verzorgen tot de terbeschikkinggestelde in een hospice kan worden opgenomen.

3.De beoordeling

De rechtbank neemt bij de beoordeling van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling de opgemaakte nadere adviezen van de kliniek en de reclassering en de nadere toelichting van de deskundigen ter zitting in aanmerking, in aanvulling op de eerdere rapporten en toelichtingen.
Het aanvullende advies van de kliniek en de toelichting van de deskundigen ter zitting
Het aanvullende rapport van de kliniek houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
De terbeschikkinggestelde heeft sinds kort een hoge dwarslaesie en is als gevolg hiervan vanaf zijn voeten tot net boven zijn navel verlamd geraakt. Hij is niet meer in staat om te lopen en is bedlegerig. De terbeschikkinggestelde is voor de algemene en bijzondere dagelijkse levensverrichtingen afhankelijk van zorgpersoneel. Deze zorg wordt aangeboden door het zorgpersoneel van de kliniek en door een thuiszorginstantie en zal geboden blijven bij verdere achteruitgang. In oktober 2024 is door de behandelend oncoloog geconcludeerd dat de levensverwachting van de terbeschikkinggestelde waarschijnlijk korter is dan vier maanden. De terbeschikkinggestelde is daarop door de kliniek aangemeld bij hospice Buurtzorghuis te Haaksbergen en hospice Enschede. Beide locaties hebben de terbeschikkinggestelde afgewezen op grond van zijn psychiatrisch beeld en gedragscomponent. Eind oktober 2024 heeft er een overleg plaatsgevonden waarbij Divisie Individuele Zaken (DIZ), de raadsman van de terbeschikkinggestelde, de kliniek en de reclassering aanwezig waren. Op verzoek van de terbeschikkinggestelde is besloten om een hospice te zoeken in de regio’s Sliedrecht en Eindhoven, zodat de terbeschikkinggestelde in de buurt van zijn familie zou kunnen zijn. Een overplaatsing naar hospice Salios te Dordrecht heeft ondanks eerdere toezeggingen begin november 2024 niet plaatsgevonden, omdat het verzoek tot medisch verlof werd afgewezen. Geadviseerd werd vervolgens om een verzoek tot wijziging van het verlofplan in te dienen, maar dit verzoek is eveneens afgewezen. Het risico voor het zorgpersoneel van de hospice werd door de kliniek, gezien de nog altijd aanwezige persoonlijkheidsdynamiek en ruis over het gebruik van/de handel in verdovende middelen, te groot geacht. De terbeschikkinggestelde blijft cannabis gebruiken om de pijn te verdragen en is vriendelijk in contact wanneer hij heeft gebruikt. Echter, wanneer de cannabis begint uit te werken, komt zijn antisociale dynamiek op de voorgrond te staan. Er zijn vermoedens dat de terbeschikkinggestelde betrokken is bij drugshandel binnen de kliniek. Het recidiverisico ten aanzien van het indexdelict wordt door het verlies van mobiliteit als laag ingeschat. De kans op ordeverstoring en verbale agressie in een hospice wordt door zijn antisociale gedrag en drugsgebruik als hoog ingeschat. Indien de terbeschikkinggestelde buiten de kliniek afnemers heeft van drugs, wordt de kans op handel in drugs ook als hoog ingeschat. Voor plaatsing in een hospice is het van belang dat de terbeschikkinggestelde zich kan houden aan de voorwaarden om geen (hard)drugs en alcohol te gebruiken, zich niet in drugshandel te begeven en zichzelf te onthouden van verbale agressie. Aangezien de terbeschikkinggestelde niet in staat is om zich aan de afdelingsregels te houden en zijn drugsgebruik is toegenomen, wordt de kans dat de terbeschikkinggestelde zich in een hospice aan de voorwaarden kan houden, als laag ingeschat. De kliniek handhaaft het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van een jaar.
Ter zitting is door deskundige Atai toegelicht dat sprake is van een dynamisch proces, omdat de situatie van de terbeschikkinggestelde dagelijks verandert. De antisociale dynamiek staat nog steeds op de voorgrond. In de kliniek wordt de situatie goed gereguleerd en kan de begeleiding de terbeschikkinggestelde in de gaten houden. In een hospice zal dat anders zijn. De terbeschikkinggestelde zou verbale agressie kunnen tonen aan het personeel daar. Bovendien wordt drugsgebruik binnen een hospice niet getolereerd. Van een overplaatsing naar het penitentiair ziekenhuis wordt afgezien, omdat dat niet meer wenselijk wordt geacht. Het contact tussen de terbeschikkinggestelde en zijn broer en schoonzus is in het verleden niet stabiel geweest. Begin dit jaar is er tussen hen nog een conflict geweest. Momenteel is het contact met broer en schoonzus wel ondersteunend en haalt de terbeschikkinggestelde veel plezier uit de contacten met deze en andere familieleden. Er zijn signalen ontvangen dat de terbeschikkinggestelde Methadon en Oxycodon verzamelt. Het hospice waar de terbeschikkinggestelde begin november jl. naartoe had gekund, heeft zijn casus intern niet besproken. Gelet op zijn somatische toestand voldoet hij aan de voorwaarden voor een opname. Zijn psychische toestand is echter niet beoordeeld. De kliniek heeft met de hospices die zijn benaderd niet besproken of zij anders tegenover een opname van de terbeschikkinggestelde aan zouden kijken wanneer zijn forensische titel vervallen zou zijn, dan wel gewijzigd in een terbeschikkingstelling met voorwaardelijke beëindiging.
De kliniek gaat er vanuit dat de terbeschikkinggestelde zijn laatste maanden in de kliniek verblijft. De zorg die de terbeschikkinggestelde nodig heeft, kan door de kliniek worden geleverd. De ontevredenheid van de terbeschikkinggestelde over de geboden zorg wordt echter wel herkend.
Door deskundige Den Haan is toegelicht dat er medische zorg geregeld zou moeten worden, indien de terbeschikkinggestelde elders gaat verblijven. De terbeschikkinggestelde heeft geen huisarts. Een arts zal de medicatie moeten voorschrijven. Desgevraagd deelt de deskundige mee dat geen onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden hiertoe, mocht de terbeschikkinggestelde buiten de kliniek zijn laatste levensfase doorbrengen.
Het aanvullende advies van de reclassering en de toelichting van de deskundige
Het aanvullende rapport van de reclassering houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
De reclassering heeft telefonisch contact gehad met de manager behandelzaken van de kliniek, die liet weten dat er vanuit de kliniek nog wel actuele risico’s voor de maatschappij worden gezien. Ondanks herhaaldelijk uitvragen is het voor de reclassering niet duidelijk geworden welke risico’s er concreet door de kliniek worden gezien.
De kans op recidive in delictgedrag wordt door de verslechterde lichamelijke conditie van de terbeschikkinggestelde als laag ingeschat. De terbeschikkinggestelde heeft een dwarslaesie, is vanaf zijn middel verlamd en is afhankelijk van verpleegzorg waardoor hij fysiek niet meer in staat is om delicten die vergelijkbaar zijn met het indexdelict te plegen. Het risico op letselschade wordt op basis van historische factoren als gemiddeld ingeschat. Omdat hij zijn armen nog kan bewegen en nog niet volledig bedlegerig is kan het risico op letselschade niet worden uitgesloten. Gedurende het verblijf in de kliniek is echter nooit sprake geweest van fysiek agressief gedrag. Er is wel regelmatig sprake geweest van verbale agressie. De belangrijkste risicofactoren zijn ongewijzigd en betreffen nog steeds: de verstandelijke beperking, impulsiviteit en middelengebruik. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt nog steeds als hoog ingeschat. Het lukt de terbeschikkinggestelde niet om in een klinische setting abstinent van middelen te blijven. Het is niet de verwachting dat hem dat wel zou lukken binnen een hospice. De schoonzus en broer vormen een belangrijke bron van steun voor de terbeschikkinggestelde, maar zij kunnen niet worden aangemerkt als beschermende factor. Door de kliniek wordt beschreven dat er sprake is van een bepaalde dynamiek tussen de terbeschikkinggestelde en zijn broer waarin ze elkaar zowel in negatieve als in positieve zin beïnvloeden. De reclassering is evenals de kliniek van mening dat het niet wenselijk is om de terbeschikkinggestelde in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te plaatsen op het adres van zijn broer en schoonzus in Sliedrecht.
De reclassering is van mening dat plaatsing in een hospice in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging evenmin wenselijk is, omdat ondanks de verslechterde somatische toestand van de terbeschikkinggestelde door de kliniek nog steeds teveel risico’s worden gezien, waardoor er geen toestemming wordt gegeven voor een plaatsing in een hospice binnen het huidige kader. De verwachting is dat de terbeschikkinggestelde zich niet kan houden aan een middelenverbod, waardoor een plaatsing binnen een hospice in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging praktisch niet uitvoerbaar zal zijn. Binnen een hospice is er geen sprake van forensische scherpte waardoor de reclassering onvoldoende zicht heeft op eventuele risico’s.
Deskundige [naam 2] heeft het advies ter zitting gehandhaafd. Aanvullend heeft zij opgemerkt dat de reclassering na de vorige aanhouding geen eigen onderzoek heeft verricht.
De reclassering sluit aan bij de conclusies van de kliniek en het advies is gebaseerd op de informatie die van de kliniek is verkregen. Er is geen contact geweest met de broer en schoonzus van de terbeschikkinggestelde. Er wordt aangenomen dat zij voor onrust zorgen. Ook is er geen thuisonderzoek verricht in de woning van broer en schoonzus in Sliedrecht. Een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging wordt niet passend geacht. Mocht de dwangverpleging toch voorwaardelijk beëindigd worden, dan zou de toezichthouder contact kunnen leggen met een huisarts en een arts die de medicatie kan voorschrijven. In het adviesrapport van 18 juli 2024 zijn voorwaarden opgesteld. Een aantal voorwaarden zijn niet meer aan de orde. Opname in een hospice zou als voorwaarde opgenomen kunnen worden. Abstinentie van middelen is niet meer te verwachten. Ondanks de informatie van de kliniek en de oncoloog, waaruit blijkt dat de terbeschikkinggestelde cannabis als pijnstiller gebruikt en bij gebruik vriendelijk in contact is, is de reclassering van mening dat bij een eventuele beslissing tot voorwaardelijke beëindiging een middelenverbod als voorwaarde opgenomen dient te worden omdat middelengebruik nog steeds als een risicofactor wordt gezien.
Het oordeel van de rechtbank
Voordat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering toekomt, wenst de rechtbank enkele opmerkingen te maken.
De rechtbank constateert dat, ondanks de eerdere aanhoudingen in deze zaak, waarbij telkens heldere instructies zijn gegeven aan de kliniek en de reclassering en welke aanhoudingen steeds als doel hadden om te onderzoeken en uiteindelijk te bewerkstelligen dat de terbeschikkinggestelde op een geschikte plek, met passende, warme zorg de laatste fase van zijn leven zou kunnen doorbrengen, de kliniek niet in de gegeven opdracht is geslaagd. Daarbij constateert de rechtbank eveneens dat bij herhaling onvolledige en onbevredigende antwoorden zijn gegeven op de vragen van de rechtbank. De rechtbank heeft hierbij bij de betrokken deskundigen een gebrek aan urgentie ervaren, waardoor de indruk is ontstaan dat zwaarder wordt gehecht aan protocollen en uniformiteit dan aan maatwerk en humaniteit, ondanks de duidelijke oproep daartoe van de pro Justitia-rapporteurs in hun rapportages van 22 maart 2024 en 2 april 2024.
De rechtbank acht het uitermate kwalijk dat de terbeschikkinggestelde, in deze laatste fase van zijn leven, op zoveel tegenwerking en gebrek aan flexibiliteit is gestuit, waarbij meermaals eerder gedane toezeggingen niet zijn nagekomen. De rechtbank overweegt dat, hoewel het wellicht wenselijk zou zijn om reclasseringsbegeleiding te bieden, zodat de familie daarmee ontlast zou kunnen worden bij het regelen van een aantal zaken, zoals het zoeken van een geschikt hospice en een arts die de benodigde medicatie kan voorschrijven, door de gang van zaken in het afgelopen jaar bij de rechtbank onvoldoende vertrouwen bestaat dat dit op een voortvarende wijze en zonder nieuwe hindernissen zal worden uitgevoerd. De rechtbank realiseert zich dat met de beslissing zoals hieronder uiteen zal worden gezet de familie van de terbeschikkinggestelde voor een flinke opgave wordt gesteld, maar gezien de grote betrokkenheid en inzet die zij hebben getoond in de afgelopen maanden, gaat de rechtbank ervan uit dat zij in samenspraak met de terbeschikkinggestelde deze laatste levensfase zo menswaardig mogelijk zullen kunnen invullen, waardoor de terbeschikkinggestelde in staat zal zijn ‘nog herinneringen te maken’, zoals hij bij herhaling heeft laten weten graag te willen.
De beoordeling van de vordering
Ingevolge artikel 38d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan de termijn van een terbeschikkingstelling slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die verlenging eist.
De rechtbank heeft in haar beslissing van 1 mei 2024 reeds vastgesteld dat bij de terbeschikkinggestelde nog steeds sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
De rechtbank stelt vast dat de huidige somatische toestand van de terbeschikkinggestelde onverminderd ernstig is en dat de lichamelijke conditie van de terbeschikkinggestelde de laatste maanden ernstig achteruit is gegaan. De terbeschikkinggestelde heeft een hoge dwarslaesie en is thans volledig bedlegerig. Ondanks zware pijnmedicatie ervaart de terbeschikkinggestelde doorlopend zeer veel pijn. De rechtbank stelt vast dat gedurende het verblijf in de kliniek nooit sprake is geweest van fysiek agressief gedrag. De laatste maanden hebben zich evenmin ernstige verbaal agressieve incidenten voorgedaan. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet (meer) gesproken kan worden van actueel recidivegevaar. De kans op recidive van met het indexdelict vergelijkbare delicten is naar het oordeel van de rechtbank niet meer bestaand, althans te gering om een verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling te kunnen rechtvaardigen.
Gelet op het voorgaande is er geen noodzaak meer voor verlenging van de terbeschikkingstelling. Op grond van artikel 6:2:17 lid 1 Sv vindt beëindiging van de terbeschikkingstelling echter niet plaats dan nadat de verpleging van overheidswege gedurende minimaal een jaar voorwaardelijk beëindigd is geweest. Hiervan is in deze zaak nog geen sprake.
De rechtbank is bekend met de jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] , waarin is aangegeven dat niettegenstaande de conclusie dat niet meer is voldaan aan het bepaalde in artikel 38d, tweede lid, Sv, de voorwaardelijke beëindiging minimaal een jaar dient te duren, zij het dat dan kan worden volstaan met voorwaarden die tot het minimum worden beperkt.
De rechtbank ziet in deze zaak aanleiding om deze jurisprudentie niet toe te passen en overweegt het volgende. De ratio van de regeling van artikel 6:2:17 lid 1 Sv is onder meer gelegen in het voorkomen van een abrupte beëindiging van de zorg en het toezicht, mogelijk contrair aan de adviezen van deskundigen. Van een abrupte beëindiging is in dit geval echter geen sprake. De beslissing op de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling is door de rechtbank twee keer aangehouden, waarbij aan de kliniek de opdracht is gegeven om voor de terbeschikkinggestelde een geschikte plek met passende, warme zorg te vinden waar hij de laatste fase van zijn leven kan doorbrengen. De kliniek is, zoals hiervoor overwogen, niet in de gegeven opdracht geslaagd. Eind oktober 2024 is door de behandelend oncoloog geprognosticeerd dat de levensverwachting van de terbeschikkinggestelde waarschijnlijk korter is dan drie maanden. De terbeschikkinggestelde heeft op de terechtzittingen telkens uitvoerig toegelicht dat zijn grootste wens in deze levensfase is om dichterbij zijn familie te verblijven. Gelet hierop en gelet op het ontbreken van een actueel recidivegevaar is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval in materiële zin geen sprake van een abrupte beëindiging. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak overwegingen van humanitaire aard dienen te prevaleren.
Gelet op al het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank in het geval van de terbeschikkinggestelde het onverkort toepassing geven aan artikel 6:2:17 lid 1 Sv in strijd met artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Artikel 94 van de Grondwet schrijft voor dat binnen het Koninkrijk der Nederlanden geldende wettelijke voorschriften geen toepassing vinden, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Het EVRM is een dergelijk verdrag. Het in artikel 6:2:17 lid 1 Sv bepaalde dient in dit specifieke geval dan ook buiten toepassing te worden gelaten.
De rechtbank realiseert zich dat met beëindiging van de maatregel nog geen passende plek voor de terbeschikkinggestelde is gevonden, waar hij mede met het oog op zijn somatische toestandsbeeld en benodigde medische zorg, kan verblijven. Ook die omstandigheid rechtvaardigt echter geen voortzetting van de maatregel. De rechtbank gaat, gelet op de uitdrukkelijke bereidverklaring hiertoe, ervan uit dat de terbeschikkinggestelde ter overbrugging bij zijn broer en schoonzus in de woning terecht kan totdat er een geschikt hospice voor hem is gevonden.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen niet langer vereist dat de termijn van terbeschikkingstelling wordt verlengd, de vordering van de officier van justitie afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
  • wijst af het verzoek tot aanhouding voor het doen van nader onderzoek;
  • wijst de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling van
Aldus gegeven door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mr. C. Verdoold en
mr. N.P. Heisterkamp, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Demir als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2024.

Voetnoten

1.ECLI: NL:GHARL:2022:5665