Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure en de stukken
- een adviesrapport van Novadic-Kentron Verslavingsreclassering GGZ (hierna: de reclassering) van 21 november 2024, opgemaakt en ondertekend door [naam 2], reclasseringswerker en [naam 3], unitmanager;
- de e-mailberichten van mr. J.A.W. Knoester van 7 november 2024, 25 november 2024 en 27 november 2024, met als bijlagen onder andere de correspondentie met de schoonzus van de terbeschikkinggestelde, een e-mailbericht van de behandelend oncoloog en het medisch dossier van de terbeschikkinggestelde;
- de wettelijke aantekeningen van de kliniek van september 2024, oktober 2024 en november 2024.
- de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te 's-Gravenhage;
- de officier van justitie;
- Z. Atai, verbonden aan de kliniek, als deskundige;
- M.P.M. den Haan, verbonden aan de kliniek, als deskundige;
- [naam 2], verbonden aan de reclassering, als deskundige
- [getuige], de schoonzus van de terbeschikkinggestelde, als getuige.
2.De standpunten
3.De beoordeling
De reclassering is van mening dat plaatsing in een hospice in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging evenmin wenselijk is, omdat ondanks de verslechterde somatische toestand van de terbeschikkinggestelde door de kliniek nog steeds teveel risico’s worden gezien, waardoor er geen toestemming wordt gegeven voor een plaatsing in een hospice binnen het huidige kader. De verwachting is dat de terbeschikkinggestelde zich niet kan houden aan een middelenverbod, waardoor een plaatsing binnen een hospice in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging praktisch niet uitvoerbaar zal zijn. Binnen een hospice is er geen sprake van forensische scherpte waardoor de reclassering onvoldoende zicht heeft op eventuele risico’s.
4.De beslissing
- wijst af het verzoek tot aanhouding voor het doen van nader onderzoek;
- wijst de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling van