ECLI:NL:RBOVE:2024:6577

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
71.060815.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk van gewoontewitwassen

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. De zaak is behandeld in een meervoudige kamer in Zwolle, waarbij de rechtbank op 19 november en 10 december 2024 zittingen heeft gehouden. De verdachte, geboren in 1993 en zonder vaste woon- of verblijfsplaats in Nederland, werd beschuldigd van deelname aan een organisatie die tussen 16 maart 2020 en 13 juni 2020 in Groot-Brittannië, Dubai en Nederland actief was in het plegen van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol vervulde binnen de organisatie, die zich bezighield met illegaal ondergronds bankieren en het verplaatsen van grote contante geldbedragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat hij deelnam aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, en dat hij handelingen heeft verricht die bijdroegen aan de verwezenlijking van dat oogmerk. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het strafverzwarende onderdeel van 'oprichter, leider en/of bestuurder' van de criminele organisatie, omdat hiervoor onvoldoende bewijs aanwezig was. De rechtbank heeft de gevangenisstraf van vier jaren opgelegd, conform de eis van de officier van justitie, en heeft de gevangenneming van de verdachte bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.060815.22 (P)
Datum vonnis: 10 december 2024
Vonnis op tegenspraak (art. 279 Sv) in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1993 in [geboorteplaats 1],
zonder vaste woon- of verblijfsplaats hier te lande.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 november 2024 en 10 december 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie (hierna: de officier van justitie) en van wat namens de raadsman van verdachte, mr. L.J.B.G. van Kleef, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 16 maart 2020 tot en met 13 juni 2020 heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van gewoontewitwassen, van welke organisatie onder meer hij de oprichter en/of leider en/of bestuurder was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks de periode van 16 maart 2020 tot en met 13 juni 2020 te Groot-Brittannië en/of Dubai, althans de Verenigde Arabische Emiraten en/of Amsterdam, althans in Nederland, als oprichter, leider en/of bestuurder heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte zelf en/of de medeverdachte(n) [medeverdachte] en/of een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in: - (gewoonte) witwassen (art. 420bis/ter)

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Op maandag 19 juli 2021 is door de Dienst Landelijke Recherche, naar aanleiding van informatie uit het onderzoek 26Lemont, het strafrechtelijk onderzoek 26Zolder gestart. De verkregen informatie bevat onder andere chatberichten tussen, en telecom-locatiegegevens van meerdere EncroChat-gebruikers.
Uit onderzoek 26Zolder is de verdenking ontstaan dat de gebruikers van de EncroChat-accounts [accountnaam 1] ([accountnaam 1]), [accountnaam 2] / [accountnaam 2] ([accountnaam 2] / [accountnaam 2]), [accountnaam 3] ([accountnaam 3]), [accountnaam 4] ([accountnaam 4]) en [accountnaam 5] ([accountnaam 5]) een criminele organisatie vormen. Deze organisatie zou mogelijk geld verplaatsten onder andere door middel van ondergronds bankieren, waaronder wordt verstaan het (internationaal) verplaatsen van (contante) gelden die afkomstig zijn uit enig misdrijf.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is van is van de EncroChat-accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 2]
.De verdediging verzoekt verdachte integraal vrij te spreken.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen. [1]
3.4.1.
De identificatie van de EncroChat-gebruikers
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen chatberichten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de EncroChat-gebruikers gebruik hebben gemaakt van zogenoemde PGP-toestellen (Pretty Good Privacy), waarop EncroChat was geïnstalleerd. De gebruikers van de toestellen hadden de accounts niet op hun eigen naam geregistreerd, maar onder een zogenoemde ‘nickname’ of gebruikersnaam.
De vraag die in onderhavige zaak allereerst moet worden beantwoord is of verdachte te identificeren is als de gebruiker van de EncroChat-accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 2], hetgeen door de politie aan hem wordt toegeschreven. De rechtbank zal – voor zover relevant – eerst ingaan op de identificatie van de gebruiker van het EncroChat-account [accountnaam 1]. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
3.4.1.1. De identificatie van [accountnaam 1]
Op [datum 1] 2020 zegt [accountnaam 1] tegen de gebruiker van het account [accountnaam 6] dat hij jarig was en dat hij 31 jaar is geworden. Op [datum 2] 2020 wordt [accountnaam 1] gefeliciteerd door de gebruiker van het account [accountnaam 7]. [accountnaam 1] vertelt dat hij over twee dagen jarig is. Vervolgens feliciteert [accountnaam 7] op [datum 3] 2020 om 20:28:44 uur, waarna [accountnaam 1] hem bedankt. [2]
Medeverdachte [medeverdachte] (hierna: medeverdachte) is geboren op [geboortedatum 2] 1989 en is 31 jaar geworden op [geboortedatum 2] 2020. [3]
De rechtbank overweegt dat de weergegeven tijdstippen in de chats zijn UTC-0 tijdstippen. [accountnaam 1] verblijft op dat moment in de Verenigde Arabische Emiraten, waar het gehele jaar de tijdzone UTC+4 geldt. [4] De felicitatie van [accountnaam 7] heeft [accountnaam 1] feitelijk op [geboortedatum 2] 2020 om 00:28:44 uur bereikt.
Uit onderzoek is gebleken dat [accountnaam 1] communiceert in de Engelse en Nederlandse taal met andere EncroChat-gebruikers. [5] De rechtbank stelt vast dat medeverdachte zowel de Nederlandse als de Engelse nationaliteit heeft en beide talen beheerst. [6]
EncroChat-gebruiker [accountnaam 8] heeft [accountnaam 1] opgeslagen in zijn telefoon als: "[alias 1]". [7] Medeverdachte heeft een Indiase achtergrond, zijn vader is in India ([geboorteplaats 2]) geboren. [8]
Uit de vele EncroChat-gesprekken en de dataset van beide IMEI-nummers waaraan het account van [accountnaam 1] gekoppeld is geweest, komt naar voren dat [accountnaam 1] gedurende een langere periode in Dubai heeft verbleven. In een chatgesprek met de gebruiker van het account [accountnaam 8] zegt [accountnaam 1] samen met zijn vrouw in Dubai te verblijven. [accountnaam 1] geeft ook aan dat zijn broer en hele familie in Dubai verblijven . [9]
Medeverdachte is op 21 mei 2015 naar de Verenigde Arabische Emiraten geëmigreerd. Zijn broer, verdachte, is op 12 augustus 2016 naar de Verenigde Arabische Emiraten geëmigreerd en hun ouders zijn op 5 augustus 2018 naar de Verenigde Arabische Emiraten geëmigreerd. [10]
3.4.1.2. De identificatie van [accountnaam 2] / [accountnaam 2]
Uit de metadata van de dataset blijkt dat IMEI-nummers van [accountnaam 2] en [accountnaam 2] locaties hebben aangestraald in de Verenigde Arabische Emiraten. De voornaamste plaats betreft Dubai. [11] Zowel [accountnaam 1] als [accountnaam 2] / [accountnaam 2] lijken dus (voornamelijk) in Dubai te verblijven.
Verdachte is op 12 augustus 2016 naar de Verenigde Arabische Emiraten geëmigreerd. [12]
Uit onderzoek is gebleken dat [accountnaam 2] communiceert in de Engelse en Nederlandse taal met andere EncroChat-gebruikers. [13]
Verdachte heeft zowel de Nederlandse als de Engelse nationaliteit, en beheerst beide talen. [14]
Op 30 april 2020 hebben [accountnaam 2] en [accountnaam 5] een gesprek. [accountnaam 2] geeft aan dat nu [accountnaam 5] aan het werk is hij met niemand moet chillen die aan ‘ons’ is gelinkt, want dat kan ‘hitte’ brengen en ‘wik’ kwam ook voor in zijn zaak. [15]
Verdachte is op 25 juli 2019 veroordeeld door de rechtbank Amsterdam tot een gevangenisstraf van achttien maanden wegens witwassen, deelname aan een criminele organisatie en bankieren zonder vergunning. [16]
Op [datum 4] 2020 om 09:03:53 uur wordt [accountnaam 2] gefeliciteerd door de gebruiker van het account [accountnaam 5]. [accountnaam 2] zegt daarom “not today”, waarop [accountnaam 5] zegt “Tamara yeaaa”. [17] De rechtbank acht het aannemelijk dat hiermee is bedoeld ‘tomorrow’. [accountnaam 2] is kennelijk jarig op [geboortedatum 1].
Verdachte is geboren op [geboortedatum 1] 1993. [18]
Op 22 maart 2020 heeft [accountnaam 1] een conversatie met de gebruiker van het account [accountnaam 9] ([accountnaam 9]). Hierbij zegt [accountnaam 1] onder meer tegen tegen [accountnaam 9]; "[accountnaam 2]", "is me broertje". [19] Contactpersonen van [accountnaam 2] hebben hem opgeslagen onder een viertal verschillende nicknames die refereren naar de broer van [accountnaam 1], te weten: 'broertje [accountnaam 1]', '[alias 2]', '[alias 2]' en '[accountnaam 1] brother'. [20]
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn biologische broers, waarbij de medeverdachte de oudere broer is. [21]
De rechtbank acht het door het veelvoud waarmee [accountnaam 2] als broer(tje) – al dan niet in het Engels dan wel straattaal – door contactpersonen is opgeslagen en de specifieke verwoording “is
mebroertje” door [accountnaam 1], aannemelijk dat [accountnaam 2] de daadwerkelijke broer van [accountnaam 1] is, en dat niet de betekenis van broer(tje) naar straattaal (als “brother” of kameraad/maat) is bedoeld.
3.4.1.3. Conclusie
De rechtbank stelt op basis van deze combinatie van bevindingen vast dat verdachte geïdentificeerd kan worden als gebruiker van de EncroChat-accounts
[accountnaam 2]en
[accountnaam 2]. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat een ander dan de verdachte (ook) gebruik heeft gemaakt van de accounts. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Verder stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] gebruik heeft gemaakt van het EncroChat-account [accountnaam 1].
3.4.2.
De redengevende feiten en omstandigheden
Medeverdachte [medeverdachte] heeft via zijn EncroChat-account onder de naam [accountnaam 1] onder meer met de gebruikers van de EncroChat-accounts [accountnaam 4] ([accountnaam 4]), [accountnaam 5] ([accountnaam 5]), [accountnaam 3] ([accountnaam 3]) en verdachte onder de namen [accountnaam 2] / [accountnaam 2] intensief contact gehad. [22]
[accountnaam 1] stuurt [accountnaam 4] via EncroChat aan om grote contante geldbedragen in Nederland te verplaatsen. [accountnaam 1] en [accountnaam 4] hebben frequent contact en spreken veelal over het vervoeren en verplaatsen van contant geld, bij welk vervoer en verplaatsen gebruik wordt gemaakt van tokens. In de periode van 26 maart 2020 tot en met 10 juni 2020 wordt door [accountnaam 4] zeventien keer een uitgevoerde geldoverdracht bevestigd aan [accountnaam 1]. De totale geldsom die hierbij is overgedragen in Nederland bedraagt ruim € 4.400.000,00. [23]
[accountnaam 1] stuurt ook [accountnaam 5] via EncroChat aan om contante geldbedragen in Nederland te verplaatsen. [accountnaam 1] heeft het overzicht aan wie er geld betaald moet worden en van wie er geld moet worden ontvangen. [accountnaam 5] zorgt vervolgens voor de operationele afhandeling in Nederland. [accountnaam 1] en [accountnaam 5] hebben intensief contact, waarbij [accountnaam 5] [accountnaam 1] geregeld vragen stelt over bedragen en goedkeuring vraagt aan [accountnaam 1]. In de periode van 4 april 2020 tot en met 7 juni 2020 wordt er door [accountnaam 5] ruim € 10.000.000,00 contant geld in opdracht van [accountnaam 1] ontvangen en uitbetaald in Nederland. [24]
[accountnaam 1] werkt daarnaast samen met [accountnaam 3], onder meer via EncroChat. De chats tussen [accountnaam 1] en [accountnaam 3] zien met name op korte, zakelijke communicatie over de administratie van de verplaatste geldbedragen en de personen aan wie de geldbedragen toekomen. [accountnaam 3] heeft het overzicht van al gedane en nog te ontvangen betalingen en geeft dit door aan [accountnaam 1]. Uit gesprekken daterend van 30 maart 2020 en
7 juni 2020 blijkt dat [accountnaam 3] en [accountnaam 1] elkaar fysiek ontmoeten voor het bijwerken van de administratie. [accountnaam 3] controleert ook de administratie van andere contacten in het netwerk, in opdracht van [accountnaam 1], om fouten te voorkomen. [25]
[accountnaam 1] werkt ook nauw samen met verdachte via EncroChat. De chatgesprekken tussen [accountnaam 1] en verdachte zijn kort en bondig. De korte teksten zijn voor hen voldoende om elkaar te begrijpen. Er worden geen nadere verduidelijkende vragen gesteld. [accountnaam 1] en verdachte werken intensief samen. Uit de gesprekken blijkt verdachte zich onder andere bezig houdt met de aansturing van geldtransacties en geldkantoren in Groot-Brittannië. Er worden in de gesprekken namen en bedragen worden genoemd met betrekking tot contante geldtransacties. Op 29 maart 2020 stuurt [accountnaam 1] foto’s van een ‘recovery truck’ naar verdachte met een chatgesprek tussen [accountnaam 1] en EncroChat-accountgebruiker calmtea, waarin ze het hebben over 500k dat per keer met de truck van Birmingham naar Londen verplaatst moet worden. Verdachte reageert daarop: ‘Have we got a stash car to put on recovery guy?’ en ‘OK tell the guy where it is then bro’. [26] Op 31 maart 2020 stuurt [accountnaam 1] een bericht door naar verdachte: ‘[accountnaam 3]: Need to pay this total....we paid 1,145,000’. Waarop verdachte zegt: ‘I sent that token pic to him already bro, I’ll send again. Am I sending him to our office in London yes?’. Waarop [accountnaam 1] zegt: ‘Yes’. [27]
[accountnaam 1] en verdachte werken intensief samen om geldtransacties uit te voeren. Zij communiceren over bestellingen, het ophalen, betalen en vrijwaren van tegoeden. Als er een geldkoerier is bestolen van het geld dat hij moest overdragen deelt [accountnaam 1] orders uit aan verdachte wat te doen. [accountnaam 1] geeft opdracht aan verdachte mensen te sturen om de auto en huizen te doorzoeken. [28]
Verdachte heeft ook contact met [accountnaam 3]. Op 2 april 2020 geeft verdachte door aan [accountnaam 3]: "734.000 AED Paid bro", waarna de naam "[naam]" genoemd wordt. Verdachte vraagt vervolgens aan [accountnaam 3] een overzicht van Dubai Cash, waarna verdachte zegt: "Dubai cash fucker'. Verdachte vraagt onder meer naar overzichten van transacties en stelt hem vragen over de administratie, waarbij hij neerbuigend kan zijn richting [accountnaam 3]. [29]
[accountnaam 1] bespreekt met verdachte verschillende percentages, de te rekenen commissies over het te bankieren bedrag. Verdachte stuurt onder meer een conversatie met Raees-vip door aan [accountnaam 1] waarin geklaagd wordt over dit percentage en legt verantwoording af aan [accountnaam 1] dat 7.5% het uiterste percentage is. Uit een conversatie van 8 juni 2020 blijkt dat verdachte de administratie kan raadplegen op de laptop van [accountnaam 1] en bekend is met het kantoor van [accountnaam 1]. [accountnaam 1] zegt tegen verdachte: ‘Go office and check laptop’ waarop verdachte antwoord: ‘Is your laptop there? OK sweet’. [30]
De panden in Groot-Brittannië waarin de geldkantoren zijn gevestigd waar [accountnaam 1] en verdachte gebruik van maken moeten aan bepaalde eisen voldoen. Zo moet er een geluidsdichte box zijn voor de geldtelmachine en elke ruimte moet over een verborgen ruimte beschikken. verdachte houdt zich onder meer bezig met het vinden van nieuwe panden die aan deze eisen voldoen. De beheerders van deze geldkantoren worden managers genoemd, zij zorgen voor de inkomende en uitgaande stroom van contant geld. Deze managers staan in contact met zowel [accountnaam 1] als verdachte en daarnaast met geldkoeriers en klanten. [accountnaam 1] en verdachte geven de opdrachten aan de managers en deze managers leggen vervolgens weer verantwoording af aan [accountnaam 1] en verdachte. De managers sturen financiële overzichten naar [accountnaam 3], [accountnaam 1] en verdachte. [31]
Op 9 juni 2020 heeft verdachte een gesprek met “[alias 3]”, een manager, waarin verdachte tegen hem zegt: ‘Bro total is 500k. Orders. We can manage no? What time you need midlands to send?’ waarop [alias 3] zegt: ‘Now if possible’ ‘So I can send two drivers’. Waarop verdachte zegt: ‘Midland. Is going tos end you stock within the hour.’ [32]
Verdachte regelt contant geld bij tekorten, geeft toestemming aan managers voor onder meer een vrije dag voor een koerier en geeft opdrachten aan managers om pakketten met geld klaar te maken voor overdrachten. [accountnaam 1] wil geïnformeerd worden over alle bestellingen die worden geplaatst en wanneer er contact wordt opgenomen voor een transactie. [33]
3.4.3.
Het beoordelingskader
Voor een veroordeling voor deelneming aan een organisatie in de zin van artikel 140 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie, die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen.
Er dient sprake te zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat iemand, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met, alle anderen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is geweest.
Voor deelneming aan de organisatie is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet, in de zin van onvoorwaardelijk opzet (voorwaardelijk opzet is dus niet voldoende), dat de organisatie het plegen van misdrijven (in dit geval witwassen) tot oogmerk heeft.
Het opzet van verdachte moet dus zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Volgt uit de bewijsvoering dat verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten. Indien daarentegen uit de bewijsvoering slechts volgt dat verdachte voor deelnemers van een criminele organisatie hand- en spandiensten heeft verricht zonder dat daaruit kan worden afgeleid dat hij daarbij handelde in de wetenschap dat de organisatie het plegen van bovengenoemde misdrijven tot oogmerk had, dan staat daarmee niet vast dat de verdachte in zijn algemeenheid wist dat die organisatie bedoeld oogmerk had en levert het handelen van een verdachte geen deelneming aan die criminele organisatie op.
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 140 Sr en de vaste jurisprudentie omtrent het begrip ‘leider’ duidt dit op een bijzondere kwaliteit van de dader, als degene die een centrale rol speelt binnen de organisatie. De leider hoeft niet de hoogste leider te zijn of het meest te verdienen. Doorslaggevend is uiteindelijk of de betrokkene binnen de organisatie een bepaalde macht heeft of een bepaald gezag bezit. De leider onderscheidt zich van de overige deelnemers door gedragingen als het nemen van initiatieven, het verdelen van taken, het geven van opdrachten, het (eventueel) sanctioneren van overtredingen van binnen de organisatie geldende regels of afspraken of het verdelen van de opbrengst van de criminele activiteiten.
3.4.4.
De bewijsoverwegingen
Over het bestaan van een criminele organisatie en de structuur daarvan, het oogmerk van de organisatie op het plegen van misdrijven en de bijdrage van verdachte daaraan overweegt de rechtbank het volgende.
-
De criminele organisatie en haar deelnemers
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte samen met medeverdachte en anderen een organisatie vormde die gedurende (tenminste) een aantal maanden stelselmatig en vrijwel dagelijks zeer grote contante geldbedragen aan derden verstrekte en van derden ontving. Daarbij was sprake van een zekere duurzaamheid en structuur en was de samenwerking gericht op het (gewoonte)witwassen van grote contante geldbedragen. De verdachten opereerden vanuit meerdere geldkantoren met verschillende geldkoeriers. Verdachte en medeverdachte werkten dagelijks nauw samen via EncroChat met hun netwerk die ervoor zorgden dat er overdachten van grote geldbedragen in Nederland en Groot-Brittannië konden plaatsvinden, terwijl zij zelf in de Verenigde Arabische Emiraten verbleven.
De organisatie bestond uit verdachte, medeverdachte, een boekhouder, geldkoeriers en managers. Binnen de organisatie was er verder sprake van een hiërarchie, waarbinnen de geldkoeriers en managers werden aangestuurd door verdachte en/of medeverdachte. Zij verantwoorden zich weer aan verdachte en medeverdachte. Daarnaast was er een boekhouder binnen de organisatie, met wie zowel verdachte als de medeverdachte frequent contact onderhielden. Dit wijst op een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.
-
Het oogmerk van de organisatie
De rechtbank acht bewezen dat de organisatie het oogmerk heeft gehad om misdrijven te plegen, namelijk gewoontewitwassen. Het delict gewoontewitwassen omvat naar zijn aard een meervoud aan feitelijke gedragingen die ook op zichzelf staande misdrijven opleveren (namelijk telkens witwassen). Dit volgt uit de chatgesprekken waarin wordt gesproken over het transport, overdragen en ontvangen van aanzienlijke contante geldbedragen, waarbij gecommuniceerd werd via PGP-berichten, alsmede gebruik werd gemaakt van tokens. Het is een feit van algemene bekendheid dat PGP-telefoons vrijwel uitsluitend gebruikt worden in het criminele milieu om het afvangen van informatie door opsporingsdiensten te ontlopen. Daarbij is het fysiek vervoeren van dergelijke grote geldbedragen een zeer ongebruikelijke wijze om legale geldstromen te laten verlopen en brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich. Ook als privépersoon dergelijke sommen contant geld voorhanden hebben is hoogst ongebruikelijk gelet op de kans op diefstal waarbij het geld niet verzekerd is Als legaal geld wordt overgedragen vindt er bovendien over het algemeen geen versluierde communicatie via de telefoon plaats, noch wordt gebruik gemaakt van tokens. Daarnaast is over de herkomst van het geld niets bekend.
-
De rol van verdachte
Verdachte hield toezicht op de managers van de geldkantoren in Groot-Brittannië, had contact met de geldkoeriers en communiceerde daarnaast met de boekhouder van de organisatie. Verdachte gaf namens medeverdachte instructies en opdrachten aan andere deelnemers binnen de organisatie en verantwoordde zich hierover aan medeverdachte [medeverdachte]. Verdachte heeft binnen de criminele organisatie een actieve rol vervuld en hij vormde een belangrijke schakel in het geheel. Hij had een ondersteunende en uitvoerende rol binnen de organisatie.
Dat verdachte op de hoogte was van het criminele oogmerk van de organisatie is, mede gelet op zijn rol en de aard van de door hem gevoerde gesprekken, evident. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte wist dat hij deelnam aan een organisatie en is van oordeel dat hij handelingen heeft verricht die hebben bijgedragen aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, zodat daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten ligt.
Op grond van deze vaststellingen komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich in de gehele ten laste gelegde periode vrijwel dagelijks bezig heeft gehouden met en heeft deelgenomen aan de organisatie van het ‘crimineel ondergronds bankieren’.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het strafverzwarende onderdeel van ‘oprichter, leider en/of bestuurder’ zijn van de criminele organisatie. Voor dat onderdeel van de tenlastelegging acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Verdachte gaf weliswaar opdrachten aan andere deelnemers binnen de organisatie, maar deed dat op zijn beurt in opdracht van medeverdachte [medeverdachte].
-
Conclusie
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 420bis Sr.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 16 maart 2020 tot en met 13 juni 2020 te Groot-Brittannië en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte zelf en de medeverdachten [medeverdachte] en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van het misdrijf:
- gewoontewitwassen (art. 420bis/ter)
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en tevens gevorderd de gevangenneming van verdachte te bevelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd, wel heeft de raadsman verzocht om bij een eventuele strafoplegging niet de gevangenneming van verdachte te bevelen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezig heeft gehouden met het plegen van gewoontewitwassen. Dit vond plaats door illegaal ondergronds bankieren, waarbij dagelijks grote tot zeer grote contante geldbedragen werden opgehaald en afgeleverd. Met dit ondergronds bankieren voorzag de organisatie in de behoefte van criminelen en criminele organisaties om buiten het zicht van de overheid zaken te doen en criminele transacties uit te voeren. Gelet op de omvang van de witgewassen bedragen kan het niet anders dan dat de belanghebbenden zich bij (de overdracht van) deze bedragen bezighielden met ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit. Dergelijke ernstige vormen van criminaliteit, zoals (georganiseerde) drugshandel, wapenhandel en terrorisme, kunnen mede worden gefinancierd door het ondergronds bankieren. Dit maakt dat de criminele wereld in stand wordt gehouden en andere strafbare feiten mogelijk worden gemaakt.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 15 april 2024. Hieruit blijkt dat verdachte op 25 juli 2019 bij vonnis van de rechtbank Amsterdam is veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden wegens het medeplegen van witwassen, deelname aan een criminele organisatie en het medeplegen van het opzettelijk zonder vergunning uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener. De rechtbank weegt dat in strafverzwarende zin mee.
Verdachte is naar Dubai (de Verenigde Arabische Emiraten) geëmigreerd en is niet bij de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak verschenen om zijn persoonlijke omstandigheden toe te lichten. Verder blijkt nergens uit dat hij verantwoording voor zijn handelen heeft willen afleggen. Het is niet mogelijk gebleken verdachte te horen over de feiten.
De strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat gezien de aard, omvang en ernst van het gepleegde feit niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Dat is ook in overeenstemming met de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, conform de eis van de officier van justitie, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft bij afzonderlijk bevel van 10 december 2024 de gevangenneming van verdachte bevolen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
voorlopige hechtenis
- beveelt de
gevangennemingvan verdachte, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, team FinEc - Fraude 1, met de aanduiding 26Zolder / LEREA21002, met alle bijbehorende zaaksdossiers en bijlagen.
2.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1], pagina 298.
3.Algemeen dossier, pagina 4.
4.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1], pagina 293.
5.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1], pagina 294.
6.Algemeen dossier, pagina 4.
7.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1], pagina 295.
8.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1], pagina 294.
9.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1], pagina 294 en 296.
10.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1], pagina 294.
11.Algemeen dossier, bijlage 23, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 2]/[accountnaam 2], pagina 485.
12.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1], pagina 294.
13.Algemeen dossier, bijlage 23, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1], pagina 485 en 486.
14.Algemeen dossier, pagina 4.
15.Algemeen dossier, bijlage 23, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 2], pagina 486 en 487.
16.Algemeen dossier, bijlage 1, het geschrift ‘vonnis’, pagina 142 tot en met 148.
17.Algemeen dossier, bijlage 23, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 2], pagina 298.
18.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1], pagina 294.
19.Algemeen dossier, bijlage 23, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 2]/[accountnaam 2], pagina 483.
20.Algemeen dossier, bijlage 25, proces-verbaal van bevindingen chatgesprek [accountnaam 1]/[accountnaam 2], pagina 518.
21.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1], pagina 294.
22.Algemeen dossier, bijlage 1, zaaksdossier ZD-01 Criminele organisatie, pagina 22-24.
23.Algemeen dossier, bijlage 22, het proces-verbaal van bevindingen [accountnaam 4] en chatgesprek met [accountnaam 1], pagina 460, 475, 477.
24.Algemeen dossier, bijlage 19, het proces-verbaal van bevindingen [accountnaam 1]/[accountnaam 5], pagina 382, 385, 388, 389, 416, 418, 419.
25.Algemeen dossier, bijlage 21, het proces-verbaal van bevindingen chatgesprek [accountnaam 1]/[accountnaam 3], pagina 430, 433-435, 440, 441, 456.
26.Algemeen dossier, bijlage 24, het proces-verbaal van bevindingen chatgesprek [accountnaam 1]/[accountnaam 2], pagina 508.
27.Algemeen dossier, bijlage 24, het proces-verbaal van bevindingen chatgesprek [accountnaam 1]/[accountnaam 2], pagina 498.
28.Algemeen dossier, bijlage 24, het proces-verbaal van bevindingen chatgesprek [accountnaam 1]/[accountnaam 2], pagina 495, 496, 498, 499, 502, 504.
29.Algemeen dossier, bijlage 21, het proces-verbaal van bevindingen chatgesprek [accountnaam 1]/[accountnaam 3], pagina 440.
30.Algemeen dossier, bijlage 25 het proces-verbaal van bevindingen chatgesprek [accountnaam 1]/[accountnaam 2], pagina 512, 513, 515.
31.Algemeen dossier, bijlage 1, zaaksdossier ZD-01 Criminele organisatie, pagina 66-67.
32.Algemeen dossier, bijlage 26, het proces-verbaal van bevindingen onderzoek Engelse geldkantoren, pagina 528, 529.
33.Algemeen dossier, bijlage 26, het proces-verbaal van bevindingen onderzoek Engelse geldkantoren, pagina 552, 524, 529, 530, 539, 543, 552, 555.