ECLI:NL:RBOVE:2024:6576

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
71.060813.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leiding geven aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen met betrekking tot cocaïnehandel

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als leider heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van gewoontewitwassen en het voorbereiden van cocaïnehandel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren. De feiten in deze zaak zijn gepleegd in de periode van 16 maart 2020 tot en met 13 juni 2020, waarbij de verdachte betrokken was bij het witwassen van een totaalbedrag van € 9.206.000,00, dat afkomstig was uit criminele activiteiten. De verdachte heeft via EncroChat intensief gecommuniceerd met medeverdachten en anderen over de organisatie van geldtransacties en de handel in cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een leidende rol vervulde binnen de organisatie, die zich bezighield met het plegen van misdrijven, waaronder gewoontewitwassen en de handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zeven jaren toegewezen, waarbij ook de gevangenneming van de verdachte is bevolen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie zwaar laten wegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.060813.22 (P)
Datum vonnis: 10 december 2024
Vonnis op tegenspraak (art. 279 Sv) in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfsplaats hier te lande.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 november 2024 en 10 december 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie (hierna: de officier van justitie) en van wat namens de raadsman van verdachte, mr. C.C. Polat, advocaat in Breukelen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 16 maart 2020 tot en met 13 juni 2020 heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van gewoontewitwassen, van welke organisatie hij (mede) de oprichter en/of leider en/of bestuurder was;
feit 2:in de periode van 16 maart 2020 tot en met 13 juni 2020 samen met anderen meerdere geldbedragen, met een totale waarde van € 9.206.000,00, heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt;
feit 3:in de periode van 19 maart 2020 tot en met 11 juni 2020 samen met anderen voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen heeft verricht gericht op het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en invoeren van cocaïne.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1hij op of omstreeks de periode van 16 maart 2020 tot en met 13 juni 2020 te Groot-Brittannië en/of Dubai, althans de Verenigde Arabische Emiraten en/of Amsterdam, althans in Nederland, als oprichter, leider en/of bestuurder heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte zelf en/of de medeverdachte(n) [medeverdachte] en/of een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven - (gewoonte) witwassen (art. 420bis/ter)
2hij op of omstreeks de periode van 16 maart 2020 tot en met 13 juni 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen meermalen althans eenmaal (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag met een totale waarde van9.206.000 euro, althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of gebruik gemaakt terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf, en hij, verdachte, van het plegen van witwassen aldus een gewoonte heeft gemaakt;
3hij op of omstreeks de periode van 19 maart 2020 tot en met 11 juni 2020, te Groot-Brittannië en/of Dubai, althans de Verenigde Arabische Emiraten en/of Amsterdam, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, , in elk geval van een middel vermeld op lijst I, zijnde (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen:- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of te verschaffen immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, een of meerdere (encryptische) (chat-) gesprekken gevoerd waarin:- wordt gesproken over de prijs van (blokken) cocaïne en met hoeveel winst deze (blokken) cocaïne doorverkocht kunnen worden;- wordt gesproken over de kwaliteit van (blokken) cocaïne ten behoeve van de verkoop, waarbij tevens foto’s van de (blokken) cocaïne werden uitgewisseld;- toezeggingen worden gedaan met betrekking tot de inkoop en het transport van (blokken) cocaïne;- wordt gesproken over het verplaatsen van (blokken) cocaïne en dat dit is lastig is in Groot-Brittannië;- wordt geïnformeerd bij anderen over de beschikbaarheid van (blokken) cocaïne, waar deze vandaan komen en voor welke prijs deze beschikbaar zijn, ten behoeve van de verkoop;- wordt gesproken over de kwaliteit en de stempels van cocaïne, hetgeen invloed zou hebben op de verkoopprijs.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Op maandag 19 juli 2021 is door de Dienst Landelijke Recherche, naar aanleiding van informatie uit het onderzoek 26Lemont, het strafrechtelijk onderzoek 26Zolder gestart. De verkregen informatie bevat onder andere chatberichten tussen, en telecom-locatiegegevens van EncroChat-gebruikers.
Uit onderzoek 26Zolder is de verdenking ontstaan dat de gebruikers van de EncroChat-accounts [accountnaam 1] ( [accountnaam 1] ), [accountnaam 2] / [accountnaam 2] ( [accountnaam 2] / [accountnaam 2] ), [accountnaam 3] ( [accountnaam 3] ), [accountnaam 4] ( [accountnaam 4] ) en [accountnaam 5] ( [accountnaam 5] ) een criminele organisatie vormen. Deze organisatie zou mogelijk geld verplaatsen onder andere door middel van ondergronds bankieren, waaronder wordt verstaan het internationaal verplaatsen van (contante) gelden die afkomstig zijn uit enig misdrijf.
Daarnaast is het vermoeden ontstaan dat de gebruiker van EncroChat-account [accountnaam 1] zich bezighoudt met de handel in verdovende middelen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is van het EncroChat-account [accountnaam 1] . De verdediging verzoekt verdachte integraal vrij te spreken.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen. [1]
3.4.1.
De identificatie van de EncroChat-gebruikers
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen chatberichten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de EncroChat-gebruikers gebruik hebben gemaakt van zogenoemde PGP-toestellen (Pretty Good Privacy), waarop EncroChat was geïnstalleerd. De gebruikers van de toestellen hadden de accounts niet op hun eigen naam geregistreerd, maar onder een zogenoemde ‘nickname’ of gebruikersnaam.
De vraag die in onderhavige zaak allereerst moet worden beantwoord is of verdachte te identificeren is als de gebruiker van het EncroChat-account [accountnaam 1] , hetgeen door het onderzoeksteam van de politie aan hem wordt toegeschreven. Tevens zal de rechtbank – voor zover relevant – ingaan op de identificatie van de gebruiker van het EncroChat-account [accountnaam 2] / [accountnaam 2] .
Als verdachte te identificeren is als de gebruiker van account [accountnaam 1] , dan dient vervolgens de vraag te worden beantwoord of hij betrokken is bij de aan hem ten laste gelegde strafbare feiten en hoe deze betrokkenheid gekwalificeerd kan worden.
Het antwoord op de eerste vraag is van belang voor het bewijs van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal die vraag daarom hier eerst en voorafgaand aan de bespreking van de afzonderlijke feiten beantwoorden.
3.4.1.1. De identificatie van [accountnaam 1]
Op [datum 1] 2020 zegt [accountnaam 1] tegen de gebruiker van het account [accountnaam 6] dat hij jarig was en dat hij 31 jaar is geworden. Op [datum 2] 2020 wordt [accountnaam 1] gefeliciteerd door de gebruiker van het account [accountnaam 7] . [accountnaam 1] vertelt dat hij over twee dagen jarig is. Vervolgens feliciteert [accountnaam 7] op [datum 3] 2020 om 20:28:44 uur, waarna [accountnaam 1] hem bedankt. [2]
Verdachte is geboren op [geboortedatum 1] 1989 en is 31 jaar geworden op [geboortedatum 1] 2020. [3]
De rechtbank overweegt dat de weergegeven tijdstippen in de chats zijn UTC-0 tijdstippen. [accountnaam 1] verblijft op dat moment in de Verenigde Arabische Emiraten, waar het gehele jaar de tijdzone UTC+4 geldt. [4] De felicitatie van [accountnaam 7] heeft [accountnaam 1] feitelijk op [geboortedatum 1] 2020 om 00:28:44 uur bereikt.
Uit onderzoek is gebleken dat [accountnaam 1] communiceert in de Engelse en Nederlandse taal met andere EncroChat-gebruikers. [5] De rechtbank stelt vast dat verdachte zowel de Nederlandse als de Engelse nationaliteit heeft en beide talen beheerst. [6]
EncroChat-gebruiker [accountnaam 8] heeft [accountnaam 1] opgeslagen in zijn telefoon als: " [alias 1] ". [7] Verdachte heeft een Indiase achtergrond, zijn vader is in India ( [plaats] ) geboren. [8]
Uit de vele EncroChat-gesprekken en de dataset van beide IMEI-nummers waaraan het account van [accountnaam 1] gekoppeld is geweest, komt naar voren dat [accountnaam 1] gedurende een langere periode in Dubai heeft verbleven. In een chatgesprek met de gebruiker van het account [accountnaam 8] zegt [accountnaam 1] samen met zijn vrouw in Dubai te verblijven. [accountnaam 1] geeft ook aan dat zijn broer en hele familie in Dubai verblijven . [9]
Verdachte is op 21 mei 2015 naar de Verenigde Arabische Emiraten geëmigreerd. Zijn broer, tevens medeverdachte, [medeverdachte] , is op 12 augustus 2016 naar de Verenigde Arabische Emiraten geëmigreerd en hun ouders zijn op 5 augustus 2018 naar de Verenigde Arabische Emiraten geëmigreerd. [10]
3.4.1.2. De identificatie van [accountnaam 2] / [accountnaam 2]
Uit de metadata van de dataset blijkt dat IMEI-nummers van [accountnaam 2] en [accountnaam 2] locaties hebben aangestraald in de Verenigde Arabische Emiraten. De voornaamste plaats betreft Dubai. [11] Zowel [accountnaam 1] als [accountnaam 2] / [accountnaam 2] lijken dus (voornamelijk) in Dubai te verblijven.
Medeverdachte [medeverdachte] (hierna: medeverdachte) is op 12 augustus 2016 naar de Verenigde Arabische Emiraten geëmigreerd. [12]
Uit onderzoek is gebleken dat [accountnaam 2] / [accountnaam 2] communiceert in de Engelse en Nederlandse taal met andere EncroChat-gebruikers. [13]
Ook [medeverdachte] heeft zowel de Nederlandse als de Engelse nationaliteit, en beheerst beide talen. [14]
Op 30 april 2020 hebben [accountnaam 2] en [accountnaam 5] een gesprek. [accountnaam 2] geeft aan dat nu [accountnaam 5] aan het werk is hij met niemand moet chillen die aan ‘ons’ is gelinkt, want dat kan ‘hitte’ brengen en ‘wik’ kwam ook voor in zijn zaak. [15]
Medeverdachte [medeverdachte] is op 25 juli 2019 veroordeeld door de rechtbank Amsterdam tot een gevangenisstraf van achttien maanden wegens witwassen, deelname aan een criminele organisatie en bankieren zonder vergunning. [16]
Op 4 [datum 4] 2020 om 09:03:53 uur wordt [accountnaam 2] gefeliciteerd door de gebruiker van het account [accountnaam 5] . [accountnaam 2] zegt daarom “not today”, waarop [accountnaam 5] zegt “Tamara yeaaa”. [17] De rechtbank acht het aannemelijk dat hiermee is bedoeld ‘tomorrow’. [accountnaam 2] is kennelijk jarig op [geboortedatum 2] .
Medeverdachte [medeverdachte] is geboren op [geboortedatum 2] 1993. [18]
Op 22 maart 2020 heeft [accountnaam 1] een conversatie met de gebruiker van het account [accountnaam 9] ( [accountnaam 9] ). Hierbij zegt [accountnaam 1] onder meer tegen tegen [accountnaam 9] ; " [accountnaam 2] ", "is me broertje". [19] Contactpersonen van [accountnaam 2] hebben hem opgeslagen onder een viertal verschillende nicknames die refereren naar de broer van [accountnaam 1] , te weten: ' [alias 2] ', ' [alias 2] ', ' [alias 2] ' en ' [alias 2] '. [20]
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn biologische broers, waarbij verdachte de oudere broer is. [21]
De rechtbank acht het door het veelvoud waarmee [accountnaam 2] als broer(tje) – al dan niet in het Engels dan wel straattaal – door contactpersonen is opgeslagen en de specifieke verwoording “is
mebroertje” door [accountnaam 1] , aannemelijk dat [accountnaam 2] de daadwerkelijke broer van [accountnaam 1] is, en dat niet de betekenis van broer(tje) naar straattaal (als “brother” of kameraad/maat) is bedoeld.
3.4.1.3. Conclusie
De rechtbank stelt op basis van deze combinatie van bevindingen vast dat verdachte geïdentificeerd kan worden als de gebruiker van het EncroChat-account
[accountnaam 1]. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat een ander dan de verdachte (ook) gebruik heeft gemaakt van dit account en verdachte heeft daar bovendien zelf niets over verklaard. Het enkele feit dat de term “Tata” gebruikt wordt wanneer het over de vrouw van [accountnaam 1] gaat en de vrouw van verdachte volgens door de raadsman overgelegde kopie van haar paspoort de Britse nationaliteit heeft maakt dit niet anders. Dat de term “Tata” in zijn algemeenheid gebruikt voor personen met de Nederlandse nationaliteit, betekent niet dat deze term enkel en alleen gebruikt wordt voor mensen die daadwerkelijk juridisch de Nederlandse nationaliteit bezitten. Niet kan worden uitgesloten dat deze term ook gebruikt wordt voor mensen die bijvoorbeeld al een tijd in Nederland wonen of verblijven. En tot slot blijkt alleen al uit dit dossier dat personen meerdere nationaliteiten kunnen bezitten, waardoor dit dossier de mogelijkheid open laat dat de vrouw van verdachte mogelijk naast de Britse ook de Nederlandse nationaliteit heeft. Het argument van de verdediging dat [accountnaam 1] chat over de ramadan, terwijl verdachte geen moslim, sluit evenmin uit dat verdachte gebruik maakte van het Encrochat-account met de nickname [accountnaam 1] . De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman.
Verder stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] gebruik heeft gemaakt van de EncroChat-accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 2] .
3.4.2.
De redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 en feit 2
Verdachte heeft via zijn EncroChat-account onder de naam [accountnaam 1] onder meer met de gebruikers van de EncroChat-accounts [accountnaam 4] ( [accountnaam 4] ), [accountnaam 5] ( [accountnaam 5] ), [accountnaam 3] ( [accountnaam 3] ) en met medeverdachte [medeverdachte] onder de namen [accountnaam 2] / [accountnaam 2] intensief contact gehad. [22]
Verdachte stuurt [accountnaam 4] via EncroChat aan om grote contante geldbedragen in Nederland te verplaatsen. Verdachte en [accountnaam 4] hebben frequent contact en spreken veelal over het vervoeren en verplaatsen van contant geld, bij welk vervoeren en verplaatsen gebruik wordt gemaakt van tokens. Verdachte geeft meerdere keren opdrachten aan [accountnaam 4] om naar een bepaalde locatie te rijden voor een geldoverdracht. [accountnaam 4] verantwoordt zich tegenover verdachte wanneer er een geldoverdracht is voltooid. In de periode van 26 maart 2020 tot en met 10 juni 2020 wordt door [accountnaam 4] zeventien keer een geldoverdracht bevestigd aan verdachte. De totale geldsom die hierbij is overgedragen in Nederland bedraagt ruim
€ 4.400.000,00. In de chats tussen [accountnaam 4] en verdachte wordt eveneens gesproken over salaris voor [accountnaam 4] . [23]
Verdachte stuurt ook [accountnaam 5] via EncroChat aan om contante geldbedragen in Nederland te verplaatsen. Verdachte heeft het overzicht aan wie er geld betaald moet worden en van wie er geld moet worden ontvangen. [accountnaam 5] zorgt vervolgens voor de operationele afhandeling in Nederland. Uit de gesprekken tussen verdachte en [accountnaam 5] volgt dat bij het vervoer van de contante geldbedragen gebruik wordt gemaakt voertuigen met verborgen ruimtes. Identificatie vindt plaats door middel van het gebruik van tokens. [accountnaam 5] en verdachte hebben intensief contact, waarbij [accountnaam 5] verdachte geregeld vragen stelt over bedragen en goedkeuring vraagt aan verdachte om onder meer af te spreken op bepaalde plekken voor een geldoverdracht en zijn auto door anderen te laten halen. In de periode van 4 april 2020 tot en met 7 juni 2020 wordt er door [accountnaam 5] ruim € 10.000.000,00 contant geld in opdracht van verdachte ontvangen en uitbetaald in Nederland. [24]
Verdachte werkt daarnaast samen met [accountnaam 3] , onder meer via EncroChat. [accountnaam 3] is de boekhouder. De chats tussen verdachte en [accountnaam 3] zien met name op korte, zakelijke communicatie over de administratie van de verplaatste geldbedragen en de personen aan wie de geldbedragen toekomen. [accountnaam 3] heeft het overzicht van al gedane en nog te ontvangen betalingen en geeft dit door aan verdachte. Uit gesprekken daterend van 30 maart 2020 en 7 juni 2020 blijkt dat [accountnaam 3] en verdachte elkaar tevens fysiek ontmoeten voor het bijwerken van de administratie. In een chatgesprek van 7 juni 2020 vraagt [accountnaam 3] of ze afspreken op kantoor of bij verdachte thuis. Verdachte en [accountnaam 3] communiceren zowel over handgeschreven administratie als digitale administratie, waarbij [accountnaam 3] de beschikking heeft over een laptop van verdachte ten behoeve van die digitale administratie. [accountnaam 3] controleert ook de administratie van andere contacten in het netwerk, in opdracht van verdachte, om fouten te voorkomen. [25]
De medeverdachte [medeverdachte] heeft, via zijn EncroChat-account onder de naam [accountnaam 2] en [accountnaam 2] , ook contact met [accountnaam 3] . [accountnaam 2] vraagt onder meer naar overzichten van transacties en stelt hem vragen over de administratie, waarbij [accountnaam 2] neerbuigend kan zijn richting [accountnaam 3] . [26]
Verdachte werkt samen met medeverdachte [accountnaam 2] / [accountnaam 2] via EncroChat. De chatgesprekken tussen verdachte en [accountnaam 2] zijn kort en bondig. De korte teksten zijn voor hen voldoende om elkaar te begrijpen. Er worden geen nadere verduidelijkende vragen gesteld. Verdachte en [accountnaam 2] werken intensief samen. [accountnaam 2] houdt zich onder andere bezig houdt met de aansturing van geldtransacties en geldkantoren in Groot-Brittannië. Er worden in de gesprekken namen en bedragen genoemd met betrekking tot contante geldtransacties. Zij communiceren over bestellingen, het ophalen, betalen en vrijwaren van tegoeden. Wanneer er een geldkoerier is bestolen van het geld dat hij moest overdragen deelt verdachte orders uit aan [accountnaam 2] wat te doen. Verdachte geeft opdracht aan [accountnaam 2] mensen te sturen om de auto en huizen te doorzoeken. [27]
Verdachte bespreekt met [accountnaam 2] verschillende percentages; de te rekenen commissies over het te bankieren bedrag. [accountnaam 2] stuurt onder meer een conversatie met [accountnaam 10] door aan verdachte waarin geklaagd wordt over dit percentage en legt verantwoording af aan verdachte dat 7.5% het uiterste commissiepercentage is. [28]
De panden in Groot Brittannië waarin de geldkantoren zijn gevestigd waar verdachte en [accountnaam 2] gebruik van maken moeten aan bepaalde eisen voldoen. Zo moet er een geluidsdichte box zijn voor de geldtelmachine en elke ruimte moet over een verborgen ruimte beschikken. De beheerders van deze kantoren worden managers genoemd, zij zorgen voor de inkomende en uitgaande stroom van contant geld. Deze managers staan in contact met zowel verdachte als [accountnaam 2] en daarnaast met geldkoeriers en klanten. [29]
Er wordt gesproken over loonbetaling en het nemen van vrije dagen. Verdachte en [accountnaam 2] geven de opdrachten aan de managers en deze managers leggen vervolgens weer verantwoording af aan verdachte en [accountnaam 2] . De managers sturen financiële overzichten naar [accountnaam 3] , verdachte en [accountnaam 2] . [accountnaam 2] regelt contant geld bij tekorten, geeft toestemming aan managers voor onder meer een vrije dag voor een koerier en houdt zich onder meer bezig met de vestiging van nieuwe geldkantoren. [accountnaam 2] geeft opdrachten aan managers om pakketten met geld klaar te maken voor overdrachten. verdachte wil geïnformeerd worden over alle bestellingen die worden geplaatst en wanneer er contact wordt opgenomen voor een transactie. [30] In een conversatie van 8 juni 2020 zegt verdachte dat [accountnaam 2] naar kantoor moet gaan en een geldtransactie op de laptop moeten controleren. [31]
3.4.3.
Feit 2: gewoontewitwassen
3.4.3.1. Het beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling voor witwassen zoals neergelegd in artikel 420bis, eerste lid, onder a en b, Sr dient te worden bewezen dat het ten laste gelegde voorwerp uit enig misdrijf (gronddelict) afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het ten laste gelegde voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
In deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen enerzijds een bepaald misdrijf en anderzijds het geld waarmee door de verdachte en zijn medeverdachten ‘gebankierd’ werd.
Desalniettemin kan bewezen worden geacht dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank dient te beoordelen of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zij een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de voorwerpen. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Indien een dergelijke verklaring van de verdachte is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
3.4.3.2. De bewijsoverwegingen
-
Goed/voorwerp van witwassen
Door de officier van justitie is ter terechtzitting toegelicht dat het bedrag op de tenlastelegging van € 9.206.000,00 de som is van het ruime totaalbedrag van € 14.400.000,00 dat is overgedragen door geldkoeriers uit de criminele organisatie in Nederland – blijkens de EncroChat-gesprekken met [accountnaam 4] en [accountnaam 5] – minus de meerdere bedragen van de verschillende vermoedelijke drugdeals uit de chats.
De rechtbank overweegt het volgende. Aan de hand van de overzichten die [accountnaam 5] naar verdachte stuurt aangaande de verplaatsingen van het contante geld kan worden vastgesteld dat hier sprake is van een verplaatsing van een geldbedrag van tenminste € 10.491.350,00. [32] Aan de hand van de communicatie tussen verdachte en [accountnaam 4] staat vast dat het bedrag van overdrachten van geld in opdracht van verdachte aan [accountnaam 4] € 4.406.100,00 bedraagt. [33] Hiermee komt het totale witwasbedrag vast te staan op ruim € 14.400.000,00 en daarmee in ieder geval tot de ten laste gelegde € 9.206.000,00.
-
Vermoeden van witwassen
Naast de al onder 3.4.2. beschreven feiten en omstandigheden overweegt de rechtbank als volgt. Uit de chatberichten van de geldkoeriers kan worden afgeleid dat in de ten laste gelegde periode vrijwel dagelijks een of meerdere geldtransacties met aanzienlijke contante geldbedragen plaatsvonden. Zo waren transacties met hoge bedragen niet ongebruikelijk. Deze geldbedragen werden door de geldkoeriers fysiek vervoerd, overgedragen op de openbare weg en bewaard in zogenoemde geldkantoren.
Het verwerven, voorhanden hebben en vervoeren van deze hoeveelheden contant geld is zeer ongebruikelijk, mede gelet op de veiligheidsrisico’s die het bewaren en vervoeren van dergelijke bedragen met zich meebrengen. De kantoren waar het geld werd opgeslagen, geteld en verpakt, waren dan ook voorzien van uitgebreide veiligheidsmaatregelen en verborgen ruimtes. Bovendien is het op de openbare weg overdragen van dergelijke geldbedragen zeer ongebruikelijk en een aanwijzing dat het gaat om gelden met een criminele herkomst. Dit vermoeden wordt in het bijzonder versterkt door het gebruik van tokens bij de geldoverdrachten, wat erop duidt dat betrokkenen elkaar niet kenden of vertrouwden. Bovendien werd er door de verdachte en zijn medeverdachten gebruik gemaakt van cryptotelefoons en werd in versluierd taalgebruik gecommuniceerd over de geldtransacties en werd gebruik gemaakt van zogenoemde ‘nicknames’.
Deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien rechtvaardigen een vermoeden van witwassen.
-
De verklaring van de verdachte
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat er een gerechtvaardigd vermoeden is dat de ten laste gelegde geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Door geen van de verdachten is hierover een verklaring afgelegd. Er is derhalve geen sprake van een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring van de verdachte dat de geldbedragen niet uit misdrijf afkomstig zijn.
Op grond van bovenstaande is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het bewezen verklaarde geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig is uit enig misdrijf.
-
Wetenschap illegale herkomst
Gezien de vergaande betrokkenheid van verdachte bij de geldverplaatsingen en zijn leidende rol in het ondergrondse bankensysteem waar deze verplaatsingen deel van uitmaakten, is uitgesloten dat de verdachte niet van de illegale herkomst van de geldbedragen heeft geweten.
Daarnaast blijkt uit de verschillende EncroChat-gesprekken dat verdachte op de hoogte is van de criminele herkomst van het geld. Zo voert verdachte een gesprek met EncroChat-gebruiker [accountnaam 11] over de onderwereld, geld wisselen en drugshandel [34] en zegt verdachte in een gesprek met EncroChat-gebruiker [accountnaam 12] dat hij een expert is in witwassen. [35]
-
Medeplegen
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte zelf fysiek over het geld heeft beschikt, maar wel dat hij feitelijk en direct zeggenschap had over wanneer, met wie en waar de verschillende geldtransacties moesten plaatsvinden. Verdachte had een intensieve samenwerking met verschillende anderen over de geldtransacties en had een prominente, sturende rol die zodanig substantieel was dat er sprake is van medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen ten aanzien van het gehele ten laste gelegde witwasbedrag.
-
Gewoontewitwassen
Het witwassen heeft een aantal maanden geduurd en heeft in die periode een zodanige omvang en continuïteit gehad dat naar het oordeel van de rechtbank ook bewezen kan worden dat de verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
-
Conclusie
Op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank is van oordeel dat het medeplegen van gewoontewitwassen van het ten laste gelegde totaalbedrag van € 9.206.000,00 in de ten laste gelegde periode wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4.4.
Feit 1: criminele organisatie
3.4.4.1. Het beoordelingskader
Voor een veroordeling voor deelneming aan een organisatie in de zin van artikel 140 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie, die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen.
Er dient sprake te zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat iemand, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met, alle anderen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is geweest.
Voor deelneming aan de organisatie is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet, in de zin van onvoorwaardelijk opzet (voorwaardelijk opzet is dus niet voldoende), dat de organisatie het plegen van misdrijven (in dit geval witwassen) tot oogmerk heeft.
Het opzet van verdachte moet dus zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Volgt uit de bewijsvoering dat verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten. Indien daarentegen uit de bewijsvoering slechts volgt dat verdachte voor deelnemers van een criminele organisatie hand- en spandiensten heeft verricht zonder dat daaruit kan worden afgeleid dat hij daarbij handelde in de wetenschap dat de organisatie het plegen van bovengenoemde misdrijven tot oogmerk had, dan staat daarmee niet vast dat de verdachte in zijn algemeenheid wist dat die organisatie bedoeld oogmerk had en levert het handelen van een verdachte geen deelneming aan die criminele organisatie op.
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 140 Sr en de vaste jurisprudentie omtrent het begrip ‘leider’ duidt dit op een bijzondere kwaliteit van de dader, als degene die een centrale rol speelt binnen de organisatie. De leider hoeft niet de hoogste leider te zijn of het meest te verdienen. Doorslaggevend is uiteindelijk of de betrokkene binnen de organisatie een bepaalde macht heeft of een bepaald gezag bezit. De leider onderscheidt zich van de overige deelnemers door gedragingen als het nemen van initiatieven, het verdelen van taken, het geven van opdrachten, het (eventueel) sanctioneren van overtredingen van binnen de organisatie geldende regels of afspraken of het verdelen van de opbrengst van de criminele activiteiten.
3.4.4.2. De bewijsoverwegingen
Over het bestaan van een criminele organisatie en de structuur daarvan, het oogmerk van de organisatie op het plegen van misdrijven en de bijdrage van verdachte daaraan overweegt de rechtbank het volgende.
-
De criminele organisatie en haar deelnemers
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] en anderen een organisatie vormde die gedurende (tenminste) een aantal maanden stelselmatig en vrijwel dagelijks zeer grote contante geldbedragen aan derden verstrekte en van derden ontving. Daarbij was sprake van een zekere duurzaamheid en structuur en was de samenwerking gericht op het (gewoonte)witwassen van grote contante geldbedragen. De verdachten opereerden vanuit meerdere geldkantoren met verschillende geldkoeriers. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] werkten dagelijks nauw samen via EncroChat met de andere deelnemers binnen hun netwerk dat ervoor zorgde dat er overdachten van grote geldbedragen in Nederland en Groot-Brittannië konden plaatsvinden, terwijl zij zelf in de Verenigde Arabische Emiraten verbleven.
De organisatie bestond uit de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte] , een boekhouder, geldkoeriers en managers. Er was sprake van een vaste onderlinge rolverdeling. Binnen de organisatie was er verder sprake van een hiërarchie, waarbinnen de geldkoeriers en managers werden aangestuurd door en verantwoording aflegden aan verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] . Daarnaast was er een boekhouder binnen de organisatie, met wie zowel verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] frequent contact onderhield. Dit wijst op een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.
-
Het oogmerk van de organisatie
De rechtbank acht bewezen dat de organisatie het oogmerk heeft gehad om misdrijven te plegen, te weten gewoontewitwassen. Het delict gewoontewitwassen omvat naar zijn aard een meervoud aan feitelijke gedragingen die ook op zichzelf staande misdrijven opleveren (namelijk telkens witwassen). In de chatgesprekken tussen de deelnemers wordt gesproken over het transport, overdragen en ontvangen van aanzienlijke contante geldbedragen, waarbij gecommuniceerd werd via PGP-berichten, alsmede gebruik werd gemaakt van tokens. Het is een feit van algemene bekendheid dat PGP-telefoons vrijwel uitsluitend gebruikt worden in het criminele milieu om het afvangen van informatie door opsporingsdiensten te ontlopen. Daarbij is het fysiek vervoeren van dergelijke grote geldbedragen een zeer ongebruikelijke wijze om legale geldstromen te laten verlopen en brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich. Ook als privépersoon dergelijke sommen contant geld voorhanden hebben is hoogst ongebruikelijk gelet op de kans op diefstal waarbij het geld niet verzekerd is Als legaal geld wordt overgedragen vindt er bovendien over het algemeen geen versluierde communicatie via de telefoon plaats, noch wordt gebruik gemaakt van tokens. Nergens in het dossier is te vinden dat wordt bijgehouden waar de contante bedragen vandaan komen.
-
De rol van verdachte
Verdachte maakte deel uit van de kern van het samenwerkingsverband en heeft binnen de criminele organisatie een zeer actieve en leidende rol vervuld. De EncroChat-berichten hebben veelal te maken met opdrachten die hij geeft aan anderen, die betrekking hebben op het verplaatsen, ontvangen en overhandigen van grote bedragen aan contant geld. Verdachte gaf vanuit de Verenigde Arabische Emiraten opdrachten aan medeverdachte [medeverdachte] , de boekhouder en geldkoeriers in Nederland en Groot-Brittannië, betaalde loon en controleerde de leden van de organisatie. Verdachte gaf toestemming voor zowel grote als kleine beslissingen binnen de organisatie en was de centrale persoon aan wie iedereen verantwoording moest afleggen.
Dat verdachte op de hoogte was van het criminele oogmerk van de organisatie is, mede gelet op zijn coördinerende rol en de aard van de door hem gevoerde gesprekken, evident. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte wist dat hij deelnam aan een organisatie en is van oordeel dat hij handelingen heeft verricht die hebben bijgedragen aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, zodat daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten ligt.
Alle hiervoor genoemde vaststellingen leiden de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich in de gehele ten laste gelegde periode vrijwel dagelijks als leider bezig heeft gehouden met de organisatie van het ‘crimineel ondergronds bankieren’ en dat hij daarin een actieve en sturende rol heeft gehad, waardoor het strafverzwarende element van artikel 140 lid 3 Sr van toepassing is.
-
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als leider heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 420bis Sr.
3.4.5.
Feit 3: voorbereiding cocaïnehandel
3.4.5.1. De redengevende feiten en omstandigheden
Verdachte heeft via zijn EncroChat-account [accountnaam 1] in de periode van 19 maart 2020 tot en met 23 juni 2020 onder meer met de gebruikers van de EncroChat-accounts [accountnaam 13] ( [accountnaam 13] ), [accountnaam 14] ( [accountnaam 14] ), [accountnaam 15] ( [accountnaam 15] ), [accountnaam 8] ( [accountnaam 8] ), [accountnaam 16] ( [accountnaam 16] ), [accountnaam 17] ( [accountnaam 17] ), [accountnaam 18] ( [accountnaam 18] ) contact gehad over vermoedelijk de handel in verdovende middelen. [36]
Op 27 maart 2020 ontvangt verdachte twee afbeeldingen van [accountnaam 14] , een afbeelding van een blok met driemaal een procent teken als stempel en een afbeelding van een blok met een stempel met de letters ‘KPAZ’. verdachte stuurt: "Gonna get parcel delivered" en vervolgens "Chita". In de Indiase taal Punjabi is "Cita" de betekenis voor ‘wit’. Verdachte stuurt: "Can't move" waarop [accountnaam 14] reageert "Bro UK is fukd". Verdachte reageert daarop "UK still cool". [37]
Op 30 maart 2020 ontvangt verdachte twee afbeeldingen van [accountnaam 15] , een afbeelding van een blok met de stempel ‘Holly’ en een afbeelding met een blok met de stempel ‘Holly’ en een blok met de stempel ‘DI’. [accountnaam 15] stuurt daarbij naar verdachte: " [alias 3] have job in”. Verdachte reageert daarop met: "This is collo?" en vraagt: "who send u this 1" en "What price he doing?" en stuurt daarna: "Hard to sale atm". [accountnaam 15] reageert daarop met: "Yeh Colo 27". Vervolgens stuurt [accountnaam 15] voornoemde tweede afbeelding naar verdachte waarop verdachte reageert met: "HOLLY is el pres" en "Dl is Google". Verdachte vraagt vervolgens aan [accountnaam 15] : "what u pay last time for stuff in Holland" en "Remember the guys whom I pay euros for'' en "And which stamps ead". [accountnaam 15] reageert daarop met "27 , was last week". En direct daarna met: "% and @ stamp", "P11" en "039". [38]
Op 2 april 2020 ontvangt verdachte twee afbeeldingen van [accountnaam 13] , een afbeelding met blok met een Louis Vuitton-logo erop en een afbeelding met een blok met een Bentley-logo erop. [accountnaam 13] stuurt naar verdachte: "That solid goose had Bentley sent me theu before the wanker" en "An lv stamp". Verdachte stuurt vervolgens naar [accountnaam 13] : "Lad they mixed them" en "all complaining" en "that's why cheaper". Tot slot stuurt [accountnaam 13] naar verdachte: "What about lv what they like". Verdachte reageert daarop met "Real where sold at 28,5 3 weeks sgo" en "Lv also copy". [39]
Op 9 april 2020 stuurt verdachte drie afbeeldingen naar [accountnaam 16] met daarop blokken met drie soorten stempels/letters. Verdachte stuurt aan [accountnaam 16] : "What are bits going for in UK?" en "Some one got 160 landed direct". [accountnaam 16] stuurt vervolgens: "The Luton was passing for 34-35 last WK colo". Verdachte stuurt aan [accountnaam 16] : "What price you need these bits at?, To make it work". [accountnaam 16] stuurt aan verdachte: "Where r they son". Waarop verdachte stuurt "Liverpool area". Tot slot stuurt [accountnaam 16] aan verdachte: "Take 50 check all ?". De reactie van verdachte daarop is "Yo G". [40]
Op 10 en 11 juni 2020 ontvangt verdachte twee afbeeldingen van [accountnaam 17] , een afbeelding met een blok met de stempel ‘58#’ en een afbeelding met een blok met een stempel van het handje van Fatima. [accountnaam 17] stuurt een fragment van een gesprek met een andere EncroChat-gebruiker, [accountnaam 19] , door:
“ [accountnaam 19] : Bits flat mate 27
[accountnaam 17] : Any better pics they Colo
[accountnaam 19] : That's the picture if need any need euros flat though mate
[accountnaam 19] : Top Colo
[accountnaam 19] : Come from carta”.
Hierop stuurt verdachte aan [accountnaam 17] : "Ask pics". lntricatekiller stuurt aan verdachte: "U gonna clear trans for these ?" waarop verdachte stuurt "Ye kidda I will do right". [41]
Verdachte en [accountnaam 18] hebben meerdere EncroChat-gesprekken met elkaar.
Verdachte stelt in een chat van 21 maart 2020 voor een kartel te maken, zodat voor iedereen dezelfde prijs wordt gerekend. [accountnaam 18] antwoordt daarop dat ‘Je elkaar moet steunen’.
[accountnaam 18] stuurt verdachte op 27 maart 2020 een foto van een notitie. Deze notitie laat een berekening zien: "260x26k = 6.760.000eu". [accountnaam 18] is in een gesprek van 30 maart 2020 van mening dat hij kan kopen voor 26.5 en kan verkopen voor 28. Verdachte geeft vervolgens aan dat ‘price Collo in Holland’ 27 is. Vervolgens stuurt [accountnaam 18] op 2 april 2020 ‘Bro ze hebben 28 betaald’, waarop verdachte vraagt ‘Voor collos of voor boli’, waarop [accountnaam 18] zegt ‘26,75 bro voor colos als hij alle 9 neemt’. [42]
3.4.5.2. De bewijsoverwegingen
-
Vaststelling middel lijst I Opiumwet
Om te komen tot een bewezenverklaring van feit 3 dient de rechtbank in de eerste plaats vast te stellen dat sprake is van een middel dat staat op lijst I van de Opiumwet (hierna: OW).
De woorden “boli”, “collo” en “colo” die in de chatgesprekken zijn gebruikt, worden in de handel doorgaans gebruikt voor blokken (Boliviaanse of Colombiaanse) cocaïne. Daarnaast worden er foto’s van witte blokken met stempels gestuurd. De verschillende getallen die worden genoemd waarvoor het aangeboden zou worden, te weten “27, 27.5, 28.5” komen, indien ze worden gelezen als duizendtal, overeen met de prijzen die doorgaans (ongeveer) voor een blok cocaïne van één kilo wordt betaald in Europa.
Dit alles, in combinatie met de context van de gesprekken, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is van cocaïne. Cocaïne staat op lijst I van de Opiumwet.
-
Voorbereidings- en bevorderingshandelingen cocaïnehandel
De rechtbank is van oordeel dat, op basis van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen, wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte voorbereidings- en bevorderingshandelingen heeft verricht voor de internationale handel in cocaïne. Dit heeft verdachte verricht vanuit de Verenigde Arabische Emiraten, waar verdachte in 2015 naartoe geëmigreerd is.
Verdachte heeft actieve gesprekken via EncroChat gevoerd met meerdere personen waarin onder meer gesproken werd en inlichtingen werden verschaft over de prijzen van cocaïne en de winst die behaald kan worden met de doorverkoop daarvan, de kwaliteit van de te verkopen cocaïne, de mogelijkheid tot inkoop van cocaïne en het transport daarvan, het verplaatsen van cocaïne en de beschikbaarheid van blokken cocaïne ten behoeve van de verkoop en handel.
-
Medeplegen
De rechtbank stelt verder op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen (waaronder [accountnaam 18] ) deze voorbereidings- en bevorderingshandelingen heeft verricht voor de (internationale) handel in cocaïne.
-
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het medeplegen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen in de ten laste gelegde periode in Nederland, Groot-Brittannië en de Verenigde Arabische Emiraten wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1hij in de periode van 16 maart 2020 tot en met 13 juni 2020 te Groot-Brittannië en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of Nederland, als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte zelf en medeverdachte [medeverdachte] en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van het misdrijf
-
- gewoontewitwassen (art. 420bis/ter);
2hij in de periode van 16 maart 2020 tot en met 13 juni 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen meermalen een geldbedrag met een totale waarde van9.206.000 euro heeft verworven, heeft overgedragen en heeft omgezet terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf, en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
3hij in de periode van 19 maart 2020 tot en met 11 juni 2020, te Groot-Brittannië en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of Nederland tezamen en in vereniging met een anderen, meermalen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren van hoeveelheden cocaïne, zijnde
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen:- zich en/of een ander of anderen inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft verschaft, immers hebben hij en zijn mededaders, tezamen en in vereniging met elkaar, meerdere (encryptische) (chat-) gesprekken gevoerd waarin:- wordt gesproken over de prijs van (blokken) cocaïne en met hoeveel winst deze (blokken) cocaïne doorverkocht kunnen worden;- wordt gesproken over de kwaliteit van (blokken) cocaïne ten behoeve van de verkoop, waarbij tevens foto’s van de (blokken) cocaïne werden uitgewisseld;- toezeggingen worden gedaan met betrekking tot de inkoop en het transport van (blokken) cocaïne;- wordt gesproken over het verplaatsen van (blokken) cocaïne;- wordt geïnformeerd bij anderen over de beschikbaarheid van (blokken) cocaïne, waar deze vandaan komen en voor welke prijs deze beschikbaar zijn, ten behoeve van de verkoop;- wordt gesproken over de kwaliteit en de stempels van cocaïne, hetgeen invloed zou hebben op de verkoopprijs.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder feit 1 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 140 Sr, het onder feit 2 bewezen verklaarde in de artikelen 47 en 420bis Sr en het onder feit 3 bewezen verklaarde in de artikelen 47 Sr jo. 10 en 10a OW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van om een feit, als bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich/een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd;

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren en om de gevangenneming van verdachte te bevelen.
6.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd, wel heeft de raadsman verzocht om bij een eventuele strafoplegging niet de gevangenneming van verdachte te bevelen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft als leider deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezig heeft gehouden met het plegen van gewoontewitwassen. Dit vond plaats door illegaal ondergronds bankieren, waarbij dagelijks grote tot zeer grote contante geldbedragen werden opgehaald en afgeleverd. Met dit ondergronds bankieren voorzag de organisatie in de behoefte van criminelen en criminele organisaties om buiten het zicht van de overheid zaken te doen en criminele transacties uit te voeren. Gelet op de omvang van de witgewassen bedragen kan het niet anders dan dat de belanghebbenden zich bij (de overdracht van) deze bedragen bezighielden met ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit. Dergelijke ernstige vormen van criminaliteit, zoals (georganiseerde) drugshandel, wapenhandel en terrorisme, kan mede worden gefinancierd door het ondergronds bankieren. Dit maakt dat de criminele wereld in stand wordt gehouden en andere strafbare feiten mogelijk worden gemaakt.
Door het witwassen van criminele winsten wordt bovendien de onderliggende criminaliteit verhuld (en daarmee ook gefaciliteerd). Dit alles vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de integriteit van het financiële handelsverkeer. Verdachte heeft zich duidelijk niet om dit alles bekommerd, maar alleen oog gehad voor zijn eigen (financiële) belangen.
Daarnaast heeft verdachte zich beziggehouden met voorbereidings- en bevorderingshandelingen voor (internationale) cocaïnehandel. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de gezondheid van gebruikers en dat dit niet zelden leidt tot verslavingsproblematiek en bijkomende problemen. Dat heeft niet alleen zijn weerslag op de gebruikers zelf, maar ook op hun omgeving. Georganiseerde drugshandel ondermijnt ook de rechtsstaat. Veel van de meest ernstige strafbare feiten die gepleegd worden, hangen hiermee samen, waaronder liquidaties en de handel in wapens. Daarbij vallen ook slachtoffers die niets met de handel in drugs te maken hebben.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 15 april 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke strafbare feiten.
Verdachte is naar Dubai (de Verenigde Arabische Emiraten) geëmigreerd en is niet bij de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak verschenen om zijn persoonlijke omstandigheden toe te lichten. Verder blijkt nergens uit dat hij verantwoording voor zijn handelen heeft willen afleggen. Het is niet mogelijk gebleken verdachte te horen over de feiten.
De strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat gezien de aard, omvang en ernst van de gepleegde feiten niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Dat is ook in overeenstemming met de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar, conform de eis van de officier van justitie, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft bij afzonderlijk bevel gedateerd 10 december 2024 de gevangenneming van verdachte bevolen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr en artikel 2 OW.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van om een feit, als bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich/een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren;
voorlopige hechtenis
- beveelt de
gevangennemingvan verdachte, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, team FinEc - Fraude 1, met de aanduiding 26Zolder / LEREA21002, met alle bijbehorende zaaksdossiers en bijlagen.
2.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1] , pagina 298.
3.Algemeen dossier, pagina 4.
4.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1] , pagina 293.
5.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1] , pagina 294.
6.Algemeen dossier, pagina 4.
7.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1] , pagina 295.
8.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1] , pagina 294.
9.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1] , pagina 294 en 296.
10.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1] , pagina 294.
11.Algemeen dossier, bijlage 23, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 2] / [accountnaam 2] , pagina 485.
12.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1] , pagina 294.
13.Algemeen dossier, bijlage 23, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1] , pagina 485 en 486.
14.Algemeen dossier, pagina 4.
15.Algemeen dossier, bijlage 23, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 2] , pagina 486 en 487.
16.Algemeen dossier, bijlage 1, het geschrift ‘vonnis’, pagina 142 tot en met 148.
17.Algemeen dossier, bijlage 23, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 2] , pagina 298.
18.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1] , pagina 294.
19.Algemeen dossier, bijlage 23, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 2] / [accountnaam 2] , pagina 483.
20.Algemeen dossier, bijlage 25, proces-verbaal van bevindingen chatgesprek [accountnaam 1] / [accountnaam 2] , pagina 518.
21.Algemeen dossier, bijlage 13, proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1] , pagina 294.
22.Algemeen dossier, bijlage 1, zaaksdossier ZD-01 Criminele organisatie, pagina 22-24.
23.Algemeen dossier, bijlage 22, het proces-verbaal van bevindingen [accountnaam 4] en chatgesprek met [accountnaam 1] , pagina 460, 475, 477.
24.Algemeen dossier, bijlage 19, het proces-verbaal van bevindingen [accountnaam 1] / [accountnaam 5] , pagina 382, 385, 388, 389, 416, 418, 419.
25.Algemeen dossier, bijlage 21, het proces-verbaal van bevindingen chatgesprek [accountnaam 1] / [accountnaam 3] , pagina 430, 433-435, 440, 441, 456.
26.Algemeen dossier, bijlage 21, het proces-verbaal van bevindingen chatgesprek [accountnaam 1] / [accountnaam 3] , pagina 440.
27.Algemeen dossier, bijlage 24, het proces-verbaal van bevindingen chatgesprek [accountnaam 1] / [accountnaam 2] , pagina 495, 496, 498, 499, 502, 504.
28.Algemeen dossier, bijlage 25 het proces-verbaal van bevindingen chatgesprek [accountnaam 1] / [accountnaam 2] , pagina 512, 513, 515.
29.Algemeen dossier, bijlage 1, zaaksdossier ZD-01 Criminele organisatie, pagina 66-67.
30.Algemeen dossier, bijlage 26, het proces-verbaal van bevindingen onderzoek Engelse geldkantoren, pagina 524, 528, 529, 530, 539, 543, 548, 552, 555.
31.Algemeen dossier, bijlage 25, het proces-verbaal van bevindingen chatgesprek [accountnaam 1] / [accountnaam 2] , pagina 515.
32.Algemeen dossier, bijlage 19, het proces-verbaal van bevindingen [accountnaam 1] / [accountnaam 5] , pagina 417 en 418.
33.Algemeen dossier, bijlage 22, het proces-verbaal van bevindingen [accountnaam 4] en chatgesprek met [accountnaam 1] , pagina 477.
34.Algemeen dossier, bijlage 20, het proces-verbaal van bevindingen chatgesprek [accountnaam 1] / [accountnaam 11] , pagina 427.
35.Algemeen dossier, bijlage 13, het proces-verbaal vaststelling identiteit [accountnaam 1] , pagina 295.
36.Algemeen dossier, bijlage 2, zaaksdossier ZD-02 Opiumwet, pagina 204.
37.Algemeen dossier, bijlage 2, zaaksdossier ZD-02 Opiumwet, pagina 210, 211.
38.Algemeen dossier, bijlage 2, zaaksdossier ZD-02 Opiumwet, pagina 213, 214.
39.Algemeen dossier, bijlage 2, zaaksdossier ZD-02 Opiumwet, pagina 208-210.
40.Algemeen dossier, bijlage 2, zaaksdossier ZD-02 Opiumwet, pagina 221-224.
41.Algemeen dossier, bijlage 2, zaaksdossier ZD-02 Opiumwet, pagina 225-227.
42.Algemeen dossier, bijlage 2, zaaksdossier ZD-02 Opiumwet, pagina 230-234.