Op 4 december 2024 heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Overijssel het bezwaarschrift van de veroordeelde gegrond verklaard. De veroordeelde was eerder door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 november 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren en acht maanden, welke straf op 9 december 2023 onherroepelijk werd. De voorlopige datum voor voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.) was vastgesteld op 18 oktober 2024, maar deze werd uitgesteld door de advocaat-generaal op 4 september 2024 en opnieuw op 15 november 2024. De veroordeelde heeft tegen deze uitstelbeslissingen bezwaarschriften ingediend, die op 4 december 2024 zijn behandeld.
De raadkamer heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie bij de afweging van belangen niet in redelijkheid tot de beslissing tot uitstel van de v.i. heeft kunnen komen. De raadkamer oordeelde dat de delictanalyse, die noodzakelijk was voor de beslissing over de v.i., te laat was aangevraagd en dat de veroordeelde een coöperatieve houding had. De raadkamer heeft daarom besloten dat de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid zal worden gesteld op 17 december 2024, al dan niet met voorwaarden van het Openbaar Ministerie.
De beslissing is genomen door rechter B.W.M. Hendriks in aanwezigheid van griffier E. Bauhuis en is openbaar uitgesproken op 4 december 2024.