ECLI:NL:RBOVE:2024:6498

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
11340637 \ CV EXPL 24-3632
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de stichting Woonstichting Vechthorst, gevestigd te Nieuwleusen, een vordering ingediend tegen een gedaagde die een woning huurt van Vechthorst. De gedaagde heeft een huurachterstand van € 2.393,27 opgebouwd, die is ontstaan door persoonlijke omstandigheden, waaronder het verlies van zijn identiteitskaart en het wachten op een verblijfsvergunning. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 november 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Vechthorst vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, evenals betaling van de huurachterstand.

De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. Gezien de omvang van de huurachterstand, oordeelt de kantonrechter dat deze voldoende gewicht heeft om de ontbinding te rechtvaardigen. De gedaagde heeft erkend dat hij de huurachterstand moet betalen, en er is geen verweer gevoerd tegen de vordering van Vechthorst. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de ontruiming van de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Vechthorst.

Het vonnis is uitgesproken door mr. R.F. van Aalst op 3 december 2024 en is uitvoerbaar bij voorraad. De kantonrechter heeft de vordering van Vechthorst toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 11340637 \ CV EXPL 24-3632
Vonnis van 3 december 2024
in de zaak van
de stichting
WOONSTICHTING VECHTHORST,
gevestigd te Nieuwleusen,
eisende partij, hierna te noemen Vechthorst,
gemachtigde: Smit en Legebeke,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief van de griffier van de rechtbank van 15 oktober 2024
- de akte van Vechthorst van 7 november 2024
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 19 november 2024. Beide partijen zijn verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Vechthorst een woning gelegen aan de Wethouder [adres] tegen een huurprijs van op dit moment € 606,08 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen die ten tijde van de mondelinge behandeling € 2.393,27 bedroeg, berekend tot en met november 2024.

3.Het geschil

3.1.
Vechthorst vordert - kort gezegd – ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, en ook betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen.
3.2.
Aan deze vordering legt Vechthorst ten grondslag dat [gedaagde] de huur voor de maanden juni tot en met september 2024 niet heeft betaald.
3.3.
[gedaagde] heeft de huurachterstand erkend. De achterstand is ontstaan vanwege het verlies van zijn identiteitskaart en omdat [gedaagde] wacht op zijn verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, hetgeen heeft geleid dat het aanvragen van een uitkering op dit moment moeilijk is. [gedaagde] betaald inmiddels weer lopende huur uit de kinderbijslag en huurtoeslag. Daarnaast heeft hij hulp gezocht bij de gemeente. [gedaagde] wil graag in de woning blijven wonen met zijn vrouw en minderjarige kind.
3.4.
Vechthorst heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij niet of nauwelijks in contact komt met [gedaagde]. Omdat er sprake is van een forse huurachterstand wenst zij haar vordering te handhaven.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing.

4.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
De huurachterstand
4.2.
Omdat [gedaagde] erkent dat hij de huurachterstand van € 2.393,27 moet betalen, kan de vordering tot betaling daarvan worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming
4.3.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld.
4.5.
Verhuurder vordert betaling van de achterstallige huurpenningen vanaf 1 oktober 2024 tot aan de datum van de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
De bijkomende kosten
4.6.
De kantonrechter zal de wettelijke rente toewijzen, zoals in de beslissing is vermeld.
4.7.
Vechthorst heeft een bedrag van € 104,37 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Vechthorst heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De proceskosten
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vechthorst worden begroot op:
- dagvaarding € 137,38
- griffierecht € 372,00
- salaris gemachtigde € 408,00 (2 punten x tarief € 204,00)
- nakosten €
102,00
Totaal € 1.019,38.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan de Wethouder [adres];
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege [gedaagde] bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Vechthorst te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting te betalen aan Vechthorst:
€ 2.393,27 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen berekend tot en met de maand november 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in art. 6:119 BW hierover vanaf 1 oktober 2024 tot de dag der algehele voldoening;
€ 104,37 aan buitengerechtelijke incassokosten,
een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs, zoals deze zonder ontbinding van de huurovereenkomst zou hebben gegolden voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 december 2024 en de daadwerkelijke ontruiming;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Vechthorst tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.019,38 te betalen binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024. (jjm)