In deze zaak vorderden het Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak en Glazenwassersbedrijf en de Stichting Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche (RAS) betaling van achterstallige facturen door een schoonmaakbedrijf. De procedure begon met een dagvaarding op 25 januari 2024, gevolgd door verschillende schriftelijke stukken en een mondelinge behandeling op 31 oktober 2024. De kantonrechter heeft op 3 december 2024 vonnis gewezen.
De eisende partijen, het pensioenfonds en RAS, stelden dat het schoonmaakbedrijf in verzuim was met de betaling van premies en bijdragen. Het schoonmaakbedrijf had twee werknemers in dienst gehad, maar had hen pas in juni 2023 afgemeld bij het pensioenfonds en RAS. Dit leidde tot een betalingsachterstand van € 6.917,11, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. Het schoonmaakbedrijf voerde verweer en stelde dat de vertraging in de afmelding niet aan hen te wijten was, maar aan hun adviseurs.
De kantonrechter oordeelde dat het schoonmaakbedrijf verantwoordelijk bleef voor de verplichtingen, ongeacht de rol van de adviseurs. De rechter wees de vordering van het pensioenfonds en RAS toe, inclusief de wettelijke rente over het openstaande bedrag en de proceskosten. Het vonnis verklaarde de vordering uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.