Beoordeling door de voorzieningenrechter
Relevante feiten en omstandigheden
1.In de bestuurlijke rapportage van 2 augustus 2024 is vermeld dat de verbalisanten tijdens een doorzoeking van de woning op 29 juli 2024 de volgende goederen hebben aangetroffen en in beslag hebben genomen:
-598 gram hennep;
-1 brokje hash 3 gram;
-1 hagelgeweer;
-1 alarmpistool;
-1 zelfgemaakte pijpbom;
-zakje met wit poeder, vermoedelijk cocaine;
- zakje met wit/beige poeder vermoedelijk cocaïne/crack;
-4 grotere scherpe kogels 7.62
-3 scherpe kogels 9mm munitie;
-75 hagelpatronen;
-31 groene pillen, vermoedelijk XTC;
-boksbeugel.
2. Naast de genoemde goederen is een doosje met meerdere lege gripzakjes aangetroffen. De aanwezigheid van deze zakjes in combinaties met de hoeveelheid hennep betekent volgens de burgemeester het vermoeden, dat het hier niet alleen gaat om hoeveelheid voor eigen gebruik, maar dat sprake kan zijn van handel. Alle goederen werden in de woonkamer van de woning aangetroffen. De politie concludeert dat er op 29 juli 2024 in het pand een ruime handelshoeveelheid van 598 softdrugs aanwezig was. De politie heeft verder geconcludeerd dat er op 29 juli 2024 een ruime handelshoeveelheid van 31 pillen XTC (harddrugs) aanwezig was. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat hij bevoegd was de woning te sluiten en hem ambtshalve geen redenen bekend zijn die aanleiding geven om van handhavend optreden af te zien. De burgemeester acht de sluiting gedurende zes maanden geschikt en noodzakelijk. Ook is zijn handhavend optreden naar het oordeel van de burgemeester niet onevenwichtig in verhouding tot de belangen die met de handhaving worden gediend.
3. Verzoeker meent dat de burgemeester niet bevoegd was de woning te sluiten. Er is naar de mening van verzoeker geen handel geweest vanuit de woning, er is geen loop geweest naar de woning en er is geen overlast geweest vanuit de woning die samenhangt met de aangetroffen goederen. Mocht deze bevoegdheid er wel zijn, dan dient gezien de ingrijpende gevolgen van het besluit een zwaar gewicht te worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en zo ja, of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast evenredig is. Uit de verklaring van verzoeker blijkt dat hij een WIA-uitkering heeft en meerdere medische aandoeningen. Sinds de sluiting slaapt hij in een Volkswagen Camper, waarin hij niet zijn medische apparatuur kan aansluiten. Mocht er al een maatregel op haar plaats zijn, dan dient hier volstaan te worden met een waarschuwing, een last onder dwangsom of een voorwaardelijke sluiting. Dit zou eerder recht doen aan de ontstane situatie en in verhouding zijn tot de feitelijke situatie. Daarnaast heeft de burgemeester niet geïnformeerd naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. De sluiting heeft tot gevolg dat verzoeker dakloos wordt. Verzoeker zal door de sluiting hoogstwaarschijnlijk op de zwarte lijst komen. Financiële ruimte voor een particuliere woning is er niet en valt ook niet verwachten.
4. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de woning van verzoeker. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Gelet op de aard van de zaak, een woningsluiting, neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan en gaat hij over tot inhoudelijke behandeling van het bestreden besluit.
5.Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is de woning te sluiten als – voor zover hier van belang – daarin een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. XTC staat vermeld op lijst 1 van de Opiumwet, hennep is vermeld op lijst II van de Opiumwet.
Ter uitvoering van deze bevoegdheid heeft de burgemeester het Damoclesbeleid Losser 2021 vastgesteld. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning. In artikel 3, lid 2 sub a is bepaald dat bij handel in harddrugs of het voorbereiden of bevorderen daarvan bij een eerste overtreding van de Opiumwet de woning wordt gesloten voor een aaneengesloten periode van 6 maanden,
6. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter het toetsingskader in acht zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 28 augustus 2019(hierna: de overzichtsuitspraak) uiteen heeft gezet.
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient dan beoordeeld te worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als de maatregel van sluiting van de woning voor zes maanden geschikt en noodzakelijk is, dan moet de sluiting ook nog evenwichtig zijn.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
6. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 22 juni 2022heeft overwogen, is artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen: voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs of 5,0 gram softdrugs (het criterium van het openbaar ministerie voor eigen gebruik) de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van verzoeker om het tegendeel aannemelijk te maken. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om voor de woning een last onder bestuursdwang op te leggen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de aangetroffen hoeveelheden soft- en harddrugs zo groot is dat deze bestemd geacht kan worden voor de handel, te weten verkoop, afleve-ring of verstrekking. De stelling van verzoeker dat hij de hennep voorhanden had voor het zelf gaan maken van hennepolie acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk gezien de aanwezigheid van het weegschaaltje en de gripzakjes. De stelling van verzoeker ter zitting dat de XTC-pillen door iemand anders in zijn woning zijn achtergelaten acht de voorzieningenrechter evenmin weinig aannemelijk.
7. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is een burgemeester bevoegd om een woning te sluiten indien voorwerpen of stoffen voor de productie of handel van verdovende middelen aanwezig is. Hiervan is dit geval sprake. De burgemeester is dus bevoegd.
8. De burgemeester heeft bij de uitoefening van zijn bevoegdheid toepassing gegeven aan artikel 3, lid 2 sub a van zijn beleid, de handel in harddrugs of het voorbereiden of bevorderen daarvan, en besloten tot sluiting van de woning voor zes maanden. Volgens verzoeker is de sluiting van de woning niet evenredig en zeker niet voor een termijn van zes maanden.
9. De voorzieningenrechter overweegt dat het middel van sluiting in het algemeen geschikt is om de betreffende woning aan het drugscircuit te onttrekken. Bij de beoordeling van de noodzaak van de maatregel is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. Aan de hand van ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Met sluiting wordt beoogd het pand aan het drugscircuit te onttrekken door de bekendheid als drugspand weg te nemen en de loop eruit te halen. Voor beoordeling van de ernst en omvang is van belang of de drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Als er geen aanwijzing is van handel, het niet harddrugs betreft, zich geen recidivesituatie voordoet en er geen sprake is van ligging in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, dan is er niet zonder meer noodzaak om het pand te sluiten.
10. De burgemeester motiveert in het bestreden besluit – samengevat -dat met het sluiten van de woning het doel wordt bereikt, om de verkoop de aflevering of de verstrekking of het aanwezig hebben van drugs een halt toe te roepen. Ook kan de verstoring van de openbare orde worden hersteld. Uit informatie is gebleken dat er eerdere meldingen zijn gedaan over de handel van drugs vanuit de woning en de aanwezigheid van wapens. De woning-corporatie heeft verzoeker eerdere een waarschuwing gegeven. Dit heeft kennelijk niet gezorgd dat de handel in drugs en het bezit van wapens is gestopt. Om deze reden heeft de burgemeester geconcludeerd dat de sluiting van de woning geschikt en noodzakelijk is om de leefbaarheid en de veiligheid in de omgeving te herstellen en herhaling te voorkomen.
11. De voorzieningenrechter overweegt dat gelet op de aangetroffen hoeveelheden soft- en harddrugs in dit geval handel in harddrugs dient te worden aangenomen. Er is echter niet gebleken dat er loop was naar de woning van verzoeker van drugsgebruikers of drugsleveranciers. Van een aanwijzing dat de drugshandel vanuit de woning plaats heeft gevonden is de voorzieningenrechter (behalve het aantreffen van een weegschaal en gripzakjes maar geen contante gelden of een kassa) ook niet gebleken. De gestelde meldingen bevinden zich niet in het dossier. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de burgemeester vooralsnog onvoldoende heeft gemotiveerd dat de sluiting van de woning voor de duur van zes maanden in dit geval een noodzakelijk middel vormt om het doel van bescherming van de openbare orde te bereiken.
12. Uit het oog dient echter niet te worden verloren dat naast soft- en harddrugs ook wapens en munitie in de woning zijn aangetroffen, waarvoor verzoeker geen vergunning had. Alleen al de aanwezigheid daarvan, mede gegeven de genoemde omstandigheden rond het pand van verzoeker, zorgt voor een gevaarlijke situatie. Dan maakt het geen verschil dat verzoeker deze mogelijk, zoals hij zelf stelt, alleen in huis had om hobby redenen. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat vanwege de combinatie van aangetroffen goederen van een ernstige situatie gesproken kan worden en reeds daarom de sluiting van de woning voor een bepaalde periode noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat.
13. Bij het voorgaande klemt echter dat een beslissing op bezwaar niet op korte termijn valt te verwachten. Gelet op het feit dat de woning op 1 oktober 2024 is gesloten betekent dit dat de periode van sluiting van 6 maanden bijna zal zijn verstreken op het moment dat een beslissing op bezwaar redelijkerwijs verwacht kan worden.
14. Gelet op de gezondheidstoestand van verzoeker (o.a. COPD, arthrose en een slaapapneu), zoals ter zitting toegelicht, het feit dat verzoeker op dit moment tijdens de winterperiode met zijn hond verblijft in een Volkswagen Camper, waarin hij geen medische apparatuur kan aansluiten en geen direct zicht heeft op het verkrijgen van een andere woning, en het feit dat de gemachtigden van de burgemeester ter zitting hebben erkend dat de burgemeester bij de behandeling van het bezwaarschrift enige steken heeft laten vallen waardoor die behandeling is vertraagd, acht de voorzieningenrechter naar voorlopig oordeel een sluiting van drie maanden wel evenredig.
Daarom treft de voorzieningenrechter de voorziening dat het bestreden besluit na drie maanden (dus per 2 januari 2025) wordt geschorst. Dit betekent dat de burgemeester verzoeker in de gelegenheid moet stellen dat hij vanaf 2 januari 2025 weer gebruik kan maken van de woning.