In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 5 december 2024, gaat het om een kort geding tussen twee ex-echtgenoten, [partij A] en [partij B]. Bij hun echtscheiding is afgesproken dat [partij B] in de woning van [partij A] mag blijven wonen totdat zij een andere woning heeft gevonden. Echter, de SNS Bank, die de hypotheek verstrekt, heeft [partij A] aangeschreven omdat zij vermoedt dat er sprake is van huur of gebruik door [partij B], wat niet is toegestaan volgens de hypotheekvoorwaarden. [partij A] heeft [partij B] verzocht de woning te verlaten, maar [partij B] weigert dit, stellende dat er een huurovereenkomst is waardoor zij huurbescherming geniet. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen huurovereenkomst is, omdat partijen niet de intentie hadden om een dergelijke overeenkomst aan te gaan. Daarom moet [partij B] de woning ontruimen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de afspraken in het echtscheidingsconvenant en de omstandigheden rondom de situatie van partijen erop wijzen dat [partij B] slechts tijdelijk in de woning mocht verblijven. De rechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op 31 maart 2025, zodat [partij B] voldoende tijd heeft om een andere woning te vinden. Daarnaast is [partij B] verplicht om mee te werken aan de verkoop en levering van de woning aan [partij A]. De vorderingen van [partij B] in reconventie zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.