ECLI:NL:RBOVE:2024:6444

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
C/08/273728 / FA RK 21-2855 (herstel gezag) C/08/315069 / JE RK 24-882 (ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van gezag van ouders met aanhouding van verzoeken tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle een beschikking gegeven inzake het herstel van het gezag van de ouders over hun kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het herstel van het gezag in het belang van de kinderen is, die inmiddels opgroeien met twee liefdevolle ouderparen. De ouders hebben de afgelopen jaren hard gewerkt aan hun samenwerking met de gezinshuisouders en andere betrokkenen, wat heeft geleid tot meer vertrouwen en stabiliteit in de omgang. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat er nog onzekerheid bestaat over het woonperspectief van de kinderen, wat een potentiële bedreiging voor hun ontwikkeling kan zijn. Daarom heeft de rechtbank besloten om de verzoeken tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing aan te houden voor een periode van ongeveer een half jaar, om te monitoren of de situatie tussen de ouders en de gezinshuisouders stabiel blijft. De rechtbank heeft geen omgangsregeling vastgelegd, omdat zij vertrouwt op de ouders en gezinshuisouders om in onderling overleg beslissingen te nemen in het belang van de kinderen. De rechtbank zal in juni 2025 opnieuw een zitting plannen om de situatie te herbeoordelen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/273728 / FA RK 21-2855 (herstel gezag)
C/08/315069 / JE RK 24-882 (ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing)
beschikking van 3 december 2024
inzake
[de vader],
verder te noemen: de vader, en
[de moeder],
verder te noemen: de moeder,
beiden wonende te [woonplaats 1],
verzoekers,
advocaten: mr. M. Alta te Hoogeveen en mr. M. Krol te Rotterdam.
Als
belanghebbendenzijn aangemerkt:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de raad,
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland, regio Noord,
gevestigd te Apeldoorn,
verder te noemen: de GI.
Als
informantenzijn aangemerkt:
de heer en mevrouw [de gezinshuisouders],
wonende te [woonplaats 2],
verder te noemen: de gezinshuisouders,
Omega Groep,
gevestigd te Zwolle,
verder te noemen: Omega,
Ondersteuningsteam uithuisplaatsingen toeslagenaffaire,
verder te noemen: OT,
[derde belanghebbende],
klinisch psycholoog verbonden aan Molendrift,
gevestigd te Groningen.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft voor het laatst op 14 juni 2023 een beschikking gegeven in de zaak over het herstel van het gezag, waarbij iedere beslissing is aangehouden.
1.2.
De rechtbank heeft daarna kennisgenomen van de volgende stukken:
- een brief van de raad van 20 november 2023;
- een op 29 augustus 2023 binnengekomen brief van de GI met bijlage;
- een op 7 september 2023 binnengekomen brief van de GI;
- een op 7 september 2023 binnengekomen brief van Omega;
- een op 29 november 2023 binnengekomen brief van mr. Alta van die datum met bijlage;
- een op 5 december 2023 binnengekomen brief van mr. Alta van die datum met bijlage;
- een op 5 december 2023 binnengekomen brief van de GI van 5 december 2023 met bijlage;
- een brief van de raad van 11 december 2023;
- het raadsrapport van 17 mei 2024;
- een op 27 juni 2024 binnengekomen brief van de GI;
- een op 3 oktober 2024 binnengekomen brief van Omega.
1.3.
Op 22 oktober 2024 heeft de verdere mondelinge behandeling van de meervoudige kamer plaatsgevonden met gesloten deuren. Ter zitting zijn verschenen:
- de ouders, bijgestaan door mr. Alta en mr. Krol;
- [naam 1] en [naam 2], namens de raad;
- [naam 3], namens de GI;
- de gezinshuisouders;
- [naam 4], gedragswetenschapper en [naam 5], clustermanager, namens Omega;
- [naam 6], procesbegeleider, namens het OT;
- [derde belanghebbende].
1.4.
Tegelijkertijd is behandeld het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing met zaaknummer C/08/315069/ JE RK 24-882, binnengekomen bij de rechtbank op 17 oktober 2024. In die zaak is op 18 oktober 2024 een reactie van de GI ontvangen.
1.5.
Na de mondelinge behandeling van 22 oktober 2024 is met toestemming van de rechtbank binnengekomen bij de rechtbank:
  • een op 4 november 2024 binnengekomen brief van Omega;
  • een op 15 november 2024 binnengekomen brief van de GI;
  • een op 22 november 2024 binnengekomen brief van mr. Alta;
  • een op 26 november 2024 binnengekomen brief van de raad;
  • een op 28 november 2024 binnengekomen brief van de raad.
1.6.
In beide zaken zijn de beschikkingen bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten wordt verwezen naar genoemde beschikking van 14 juni 2023.

3.De verdere beoordeling

De tussenbeschikking van 14 juni 2024
3.1.
In de tussenbeschikking van 14 juni 2024 is de beslissing van de rechtbank over het herstel van het gezag van de ouders aangehouden in afwachting van inlichtingen van de GI over de hulpverlening van de kinderen (door mevrouw [naam 7]), eventuele signalen van de kinderen dat zij last hebben van de situatie en onzekerheid daarover, het verloop van de omgangsregeling en de communicatie tussen de ouders en de gezinshuisouders.
3.2.
Tevens is in die tussenbeschikking opgenomen dat alle betrokkenen zich na ongeveer zes maanden mogen uitlaten over het starten van een raadsonderzoek en of zij een tussentijdse mondelinge behandeling wensen.
3.3.
De rechtbank heeft naar aanleiding van de uitlatingen van de GI van 29 augustus 2023 en Omega van 7 september 2023 besloten dat er geen tussentijdse mondelinge behandeling wordt gepland en heeft alle betrokkenen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten of de raad kan starten met het onderzoek naar het herstel van het gezag van ouders en de plek waar de kinderen opgroeien, al dan niet met een eventuele ondertoezichtstelling.
3.4.
De rechtbank heeft naar aanleiding van de ontvangen uitlatingen de raad opdracht gegeven om het onderzoek te starten. De raad heeft op 15 mei 2024 haar rapport uitgebracht.
De raad
3.5.
De raad adviseert de rechtbank om het verzoek om de ouders in het gezag te herstellen toe te wijzen. Daarnaast verzoekt de raad om [kind 1] en [kind 2] onder toezicht te stellen van de GI en om een machtiging om [kind 1] en [kind 2] uit huis te plaatsen in een gezinsvervangende omgeving (gezinshuis) voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.6.
De raad verwijst voor de onderbouwing van haar adviezen en verzoeken naar het raadsrapport en heeft hier ter zitting nog het volgende aan toegevoegd. De raad vindt de situatie tussen de ouders en de gezinshuisouders nog te broos om volledig in het vrijwillig kader voort te zetten. De afgelopen jaren is sprake geweest van verschillende dynamieken tussen ouders en de gezinshuisouders, en recent was ook nog sprake van polarisatie. De raad maakt zich zorgen dat als ouders en de gezinshuisouders geen contextuele therapie met elkaar gaan volgen er een te groot risico is op verslechtering van de samenwerking en in het ergste geval verlies van contact tussen de kinderen en een van de ouderparen. Contextuele therapie is een bredere therapie dan de huidige hulpverlening Kick for fit voor de kinderen.
3.7.
De raad adviseert de rechtbank verder om de huidige omgangsregeling vast te leggen in een beschikking. Het is belangrijk voor de kinderen dat hier duidelijkheid over is in verband met hun loyaliteit en ontwikkeling. Het is niet in hun belang om de wensen van de kinderen (telkens) leidend te laten zijn. Ook adviseert de raad om een kindbehartiger te benoemen voor de kinderen, als onafhankelijk persoon voor de kinderen tussen alle partijen en visies. Als er een ondertoezichtstelling komt kan een jeugdbeschermer dit inzetten.
3.8.
De raad heeft ter zitting geconstateerd dat de gezinshuisouders sinds het raadsrapport inmiddels achter voortzetting in het vrijwillig kader staan en verdere beschermingsmaatregelen niet nodig vinden. De raad heeft ter zitting daarom haar verzoek aangepast in die zin dat de verzoeken ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing een half jaar worden aangehouden om te kijken of de positieve lijn zich voortzet.
3.9.
Na de zitting heeft de raad uiteindelijk haar standpunt zoals tijdens de zitting verwoord gehandhaafd.
De ouders
3.10.
De ouders staan uiteraard achter het advies van de raad dat het gezag kan worden hersteld. Zij zijn het echter niet eens met de verzoeken om ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De polarisatie waar de raad over spreekt in het rapport en op zitting is niet aan de orde. De ouders en gezinshuisouders kunnen goed samenwerken. Als het af en toe wat minder gaat, komen ze wel weer met elkaar in gesprek. Dit verloopt inmiddels op een natuurlijk manier en beide ouderparen hebben vertrouwen in elkaar. De ouders zeggen niet dat de kinderen bij hen moeten wonen. Het is voor iedereen duidelijk dat er twee huizen zijn en twee ouderparen. De ouders willen het beste voor de kinderen en dat is de situatie zoals die nu is. Er is geen discussie over het perspectief van de kinderen. Er is geen onzekerheid waar de kinderen opgroeien. Ouders hebben bovendien altijd al een inbreuk gehad van de instanties op hun gezag. Zij hebben moeite om dit systeem veilig te vinden. Als de rechtbank het herstel van het gezag alleen verantwoord vindt met daarnaast een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, blijft de onzekerheid en onrust voor de ouders voortbestaan. Volgens de wet moet binnen een uithuisplaatsing bovendien worden teruggewerkt naar thuisplaatsing. De bereidheid om mee te werken aan hulpverlening is er. Volgens de verklarende analyse kunnen de ouders in het belang van de kinderen denken en hun eigen belang opzijzetten. Het OT en mevrouw [derde belanghebbende] blijven ook betrokken. De ouders hebben Kick for fit ingezet, dus zij zien zelf wat nodig is en handelen daar ook naar. De ouders en de gezinshuisouders hebben bijna wekelijks gesprekken met elkaar over de kinderen zonder dat de GI of mevrouw [derde belanghebbende] daarbij is. Ook zijn de ouders het laatste half jaar aanwezig bij gesprekken van het grote tafelgesprek of met de GI. Toen na het raadsrapport de oude dynamieken weer tevoorschijn kwamen hebben de ouders daar samen met de gezinshuisouders korte metten mee gemaakt. De ouders en de gezinshuisouders hebben daarin dezelfde wens, dat zij voor henzelf willen zorgen. De ouders nemen de gezinshuisouders mee in het proces van de kinderen bij hen thuis, wat voor veiligheid (vertrouwen) heeft gezorgd. De ouders nemen de kinderen bijvoorbeeld niet meer mee als zij nieuwe woningen gaan kijken omdat de gezinshuisouders hen dat gevraagd hebben. Sinds december 2023 is de omgangsregeling zo dat de kinderen om de week van donderdag na school tot maandagochtend bij de ouders zijn. Dat [kind 1] eventueel naar een middelbare school in het midden van de twee huizen zou gaan zien de ouders niet als een probleem en zij kunnen dit met de gezinshuisouders bespreken. Zij kunnen dit soort kwesties inmiddels samen oplossen. De ouders zijn het er mee eens dat er een vertrouwenspersoon van de kinderen kan blijven. Deze is er al. Kick for fit is ingezet en mevrouw [naam 7] blijft betrokken. De vraag is of er nog een (andere) kindbehartiger nodig is en welke juridische hoedanigheid die moet krijgen. Er zijn al vier ouders die het belang van de kinderen vooropstellen. Als de belangen weer gaan kruisen, kan er altijd nog een kindbehartiger komen, maar er is al hulpverlening voor de kinderen en het OT kan hulpverlening inzetten via de gemeente als het nodig is. Dit kan allemaal in het vrijwillig kader. Mocht er desondanks wel een ondertoezichtstelling komen, dan zullen de ouders dat niet gaan tegenwerken.
De GI
3.11.
De GI vindt dat het gezag van de ouders kan worden hersteld zonder een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De GI heeft er voldoende vertrouwen in dat als het in bepaalde situaties gaat schuren tussen de ouders en gezinshuisouders, zij weer met elkaar in gesprek zullen gaan. Dat hebben zij in het afgelopen anderhalf jaar vaak moeten doen. Er zijn irritaties geweest. De GI zou bij een ondertoezichtstelling alle doelen meteen kunnen afvinken. De omgang en de contacten tussen de ouders en gezinshuisouders lopen goed. Er wordt bijvoorbeeld goed met elkaar overlegd als er een feestje is in het weekend. De kinderen hebben mevrouw [naam 7] als hulpverlener. Het gaat goed met de kinderen, op school en in hun vrije tijd. Zij zijn thuis bij vier ouders. Er is volgens de GI geen (ernstige) ontwikkelingsbedreiging.
3.12.
De GI heeft na de zitting nog bericht dat de gemeente Elburg (Centrum voor Jeugd en Gezin) met een warme overdracht de casus per direct kan overnemen van de GI en kan zorgdragen voor de juiste financiering. De gemeente Elburg is al verantwoordelijk voor de financiering richting Omega en zullen dat indien nodig blijven doen. De gemeente is bekend met vrijwillige uithuisplaatsingen, ook in gezinshuizen. Met de gemeente kan eventueel ook overlegd worden over passende hulpverlening voor de kinderen.
De gezinshuisouders
3.13.
De gezinshuisouders beamen dat zij bijna wekelijks met de ouders gesprekken hebben gehad en dat dit al een ruim een half jaar zo loopt. Dat zij in het verleden moeite hadden met hoe dingen gingen, is onderling uitgesproken. De ouders hebben daarin ook verandering van hun gedrag laten zien, zoals met betrekking tot hun deelname aan publieke bijeenkomsten. De gezinshuisouders hebben door het verloop van de tijd voldoende vertrouwen in de ouders gekregen. Zij trekken inmiddels al steeds met hun eigen plan samen met de ouders, zoals de gezamenlijke gesprekken zonder anderen erbij. De gezinshuisouders merken dat de wensen van de kinderen voldoende worden meegenomen. De gezinshuisouders voelen ook de volledige ruimte om hun zorgen uit te spreken. Zij hebben er vertrouwen in dat zij samen een meningsverschil kunnen oplossen. De gezinshuisouders wensen een eindbeslissing en duidelijkheid omdat dit veel spanning zal weghalen. Bij een aanhouding van de verzoeken blijven de kinderen ook in spanning zitten over wat de bedoeling is. De kinderen zijn in afwachting van wat de rechtbank over hen beslist. De gezinshuisouders vinden een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet nodig omdat eventuele hulp in het vrijwillig kader kan worden ingezet. De kinderen hebben wel eens gezegd dat de ouders naar België willen verhuizen, maar de gezinshuisouders willen hier geen punt van maken. In het raadsrapport staat dat de schoolresultaten van de kinderen achteruitgingen, maar deze zijn inmiddels weer goed. Dat [kind 1] eventueel in Zwolle naar een middelbare school zal gaan, zien de gezinshuisouders niet als een probleem. Zij maakt wel vriendinnen en de afstand naar Zwolle is niet groot. De gezinshuisouders zullen haar hierbij helpen en begeleiden.
Mevrouw [derde belanghebbende]
3.14.
Mevrouw [derde belanghebbende] heeft ter zitting gezegd dat de ouders een indrukwekkend proces hebben doorgemaakt. Er waren heftige dingen aan de orde, maar zij hebben dit met elkaar doorlopen en dit is naar de achtergrond verdwenen. De ouderparen doen dit steeds beter met elkaar. Het gaat in deze zaak over het teruggaan naar het normale leven. Het perspectief kan worden gezien zoals dat voor alle kinderen geldt. Je zegt nooit tegen een kind dat het tot zijn 18e op een bepaalde plek woont. Je woont daar waar het prettig is. Afhankelijk van je leeftijd beslis je dit zelf. Voor jongere kinderen moet er duidelijkheid zijn. Als kinderen iets ouder zijn, dan kun je andere afspraken maken, maar daarover ga je dan het gesprek aan. Perspectief is een flexibel begrip zoals dat in het normale leven hoort te zijn. Dit dient passend te worden ingevuld, zoals bij een echtscheiding. In het normale leven hebben mensen daar zelf invloed op. Deze vier ouders bespreken dit al een hele tijd zo met elkaar, al dan niet met mevrouw [derde belanghebbende] of de GI erbij. De kinderen hebben geen behoefte meer om met hulpverlening te praten. De ouders hebben ook geen behoefte meer aan therapie.
Omega
3.15.
Namens Omega is opgemerkt dat het in zijn algemeenheid ingewikkeld kan zijn dat twee ouderparen het ouderschap vormgeven en dat het daarom wenselijk is dat er door een jeugdbeschermer wordt meegekeken. Tussen de ouders en de gezinshuisouders is inmiddels wederzijds begrip maar Omega vindt het vertrouwen nog fragiel. Als er moeilijke onderwerpen komen, kan er hulp worden ingezet. Omega baseert deze angst voornamelijk op ervaringen uit het verleden. Als het gezag wordt hersteld zonder ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing dan zal er door de ouders een nieuwe aanvraag bij de gemeente moeten worden gedaan om verblijf van de kinderen in het gezinshuis te garanderen. Als de gemeente dan kiest voor Omega zal Omega onderzoeken of ze kunnen voorzien in de afspraken die er zijn gemaakt. Omega vindt het belangrijk voor het welzijn van de kinderen dat er zo min mogelijk verplaatsingen plaatsvinden voor nu en in de toekomst.
Het oordeel van de rechtbank
3.16.
De rechtbank zal beide verzoeken samen bespreken omdat deze nauw met elkaar samenhangen.
3.17.
De rechtbank zal het gezag van de ouders herstellen en de verzoeken tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing voor (ongeveer) een half jaar aanhouden. De rechtbank legt hierna uit waarom zij dit beslist.
3.18.
De rechtbank kan het gezag van de ouders herstellen als dit in het belang van de kinderen is en de ouders duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen in staat zijn te dragen. [1] De rechtbank volgt de standpunten van de raad, de GI en de ouders dat herstel van het gezag van de ouders in het belang van de kinderen is. [kind 1] en [kind 2] groeien inmiddels op met twee liefdevolle ouderparen, die zich allemaal inzetten voor een goede toekomst voor de kinderen. De kinderen zijn geaard bij de gezinshuisouders en het is gelukt dat de kinderen een intensievere hechtingsrelatie met de ouders konden aangaan. Op dit moment is er sprake van duidelijkheid en stabiliteit over de omgang en dat heeft ervoor gezorgd dat het beter gaat met de kinderen.
3.19.
De kinderen hebben inmiddels geen vragen meer over de situatie en voelen geen beladenheid van de media-uitingen van de ouders. Om de week komen [kind 2] en [kind 1] op donderdag na het avondeten bij de ouders. Op vrijdag gaan ze vanuit Pesse naar school en weer terug en in dat weekend zijn ze bij de ouders. Op maandagochtend worden [kind 2] en [kind 1] weer naar school gebracht en gaan uit school naar de gezinshuisouders. De vakanties worden verdeeld, maar de kinderen hebben de vrije keuze. De kinderen zijn inmiddels al twee keer samen met de ouders op vakantie geweest. De omgang zoals deze nu is, verloopt goed.
3.20.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de gezinshuisouders en de ouders sinds het uitkomen van het raadsrapport in mei 2024 meer vertrouwen hebben gekregen in de onderlinge samenwerking. Zij zoeken het onderling overleg nu regelmatig op en problemen worden uitgesproken en opgelost. De gezinshuisouders vinden het zelfs belemmerend werken als er na het herstel van het gezag een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zou blijven. Dit is ingegeven omdat volgens hen alle organisaties weer ergens wat van vinden en dit vertragend werkt. Ook liet het raadsrapport hen inzien dat de ouderparen elkaar minder begrijpen als er gecommuniceerd wordt via officiële stukken.
3.21.
De ouders hebben de afgelopen jaren hard gewerkt aan zichzelf en zijn mede daardoor in een samenwerking gekomen met onder andere de gezinshuisouders, de GI en het OT. De ouders hebben meer begrip voor de hechtingsrelatie tussen de kinderen en de gezinshuisouders en willen in de toekomst in het belang van de kinderen gezamenlijk besluiten nemen met de gezinshuisouders. De rechtbank is van oordeel dat de ouders op dit moment voldoende in overleg met elkaar zijn over de beslissingen over de kinderen. Er worden samen afspraken gemaakt over wanneer de kinderen bij de ouders zijn en er zijn gezamenlijke evaluaties over hoe het met iedereen gaat. De ouders en gezinshuisouders zijn zich bewust van de bijzondere situatie dat zij een gezin met twee ouderparen zijn. Zij hebben alle vier gezegd met elkaar te zullen blijven overleggen ten aanzien van de beslissingen over de kinderen.
3.22.
De rechtbank acht de ouders gelet op het voorgaande weer in staat om duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De rechtbank zal daarom de ouders in het gezag herstellen, met in achtneming van wat hierna wordt overwogen. De rechtbank wenst dat het herstel van het gezag de ouders rust zal geven en dat er ruimte komt voor het verwerken en loslaten van alle emoties rondom de gezagsbeëindiging en het verleden.
3.23.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat het gezag van de ouders kan en moet worden hersteld, ziet de rechtbank zich voor het dilemma geplaatst of deze situatie (meteen) in zijn geheel in het vrijwillig kader verder kan of dat er nog een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk is, als tijdelijke waarborg en overgangsmaatregel in het kader van het herstel van het gezag, of dat aanhouding van die verzoeken aangewezen is.
3.24.
Gelet op de nadere toelichtingen van Omega en de GI na de zitting houdt de rechtbank het ervoor dat de plaatsing van de kinderen bij de gezinshuisouders niet in gevaar komt bij een herstel van het gezag, zonder een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Volgens de GI kan de gemeente Elburg met een warme overdracht vanuit de GI de casus per direct overnemen en zorgen voor de juiste financiering.
3.25.
De rechtbank is enerzijds van oordeel dat de kinderen zich goed ontwikkelen op dit moment. De kinderen hebben ruimer contact met de ouders gekregen. Dit heeft tijd nodig gehad. Op school ging het tijdelijk minder goed, maar inmiddels is er sprake van rust en stabiliteit over de omgang en dat maakt dat het beter met de kinderen gaat. Zij hebben een weg gevonden in de nieuwe situatie. De rechtbank heeft dit ook in zijn beoordeling van het verzoek om herstel van het gezag van de ouders betrokken. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat de ouders en gezinshuisouders het belang van de kinderen vooropstellen bij te nemen beslissingen over de kinderen. De ouders en gezinshuisouders hebben daar onderling ook vertrouwen in, al dan niet met inschakeling van hulpverlening, waar zij zelf heel goed toe in staat zijn. Dit is de afgelopen periode goed gegaan. De twee ouderparen hebben hierin positieve ontwikkelingen doorgemaakt.
3.26.
Anderzijds is dit een uitzonderlijke situatie waarbij de kinderen vanaf hele jonge leeftijd bij de gezinshuisouders hebben gewoond en daar zijn gehecht. Er spelen verschillende loyaliteiten bij de kinderen. Het is een buitengewoon traject geweest dat de rechtbank zorgvuldig wil afronden. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat niet aan de zorg voorbij kan worden gegaan dat de ouders, met name over de vraag waar de kinderen zullen wonen (in de toekomst) in ingewikkelde discussies terecht kunnen komen. In deze nieuwe situatie hebben de ouders het gezag en dus formeel het beslissingsrecht maar wonen de kinderen bij de gezinshuisouders. Een ernstige bedreiging voor de kinderen is dat de onrust over het woonperspectief van de kinderen oplaait, voor zover deze onrust niet nu al speelt bij de kinderen.
3.27.
Dat het overleg tussen de ouders en de gezinshuisouders op dit moment goed loopt, is geen garantie dat het vraagstuk van het woonperspectief maar ook andere pijnpunten uit het verleden erg ingewikkeld kunnen worden in de toekomst. In het raadsrapport is ook opgemerkt dat ten aanzien van deze pijnpunten onder de oppervlakte nog veel onuitgesproken emoties en visies liggen, althans toen nog lagen. De rechtbank acht het een (potentiële) ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen dat de ouderparen in conflict met elkaar raken, waarbij de kinderen mogelijk het contact kunnen verliezen met een van de ouderparen. De weerstand die bij ouders en gezinshuisouders bestaat tegen een ondertoezichtstelling is voor de rechtbank op dit moment onvoldoende reden om het verzoek tot ondertoezichtstelling op dit moment al in zijn geheel af te wijzen.
3.28.
Daarbij speelt voor de rechtbank ook een rol dat de ouders en de gezinshuisouders er rekening mee houden dat deze vraag over waar de kinderen zullen wonen zich ook daadwerkelijk kan gaan voordoen. De ouders hebben ter zitting geen volmondig ja geantwoord op de vraag van de rechtbank of de kinderen verder zullen opgroeien (de komende jaren/tot hun achttiende) bij de gezinshuisouders met een omgangsregeling met de ouders. Hoewel de ouders hebben gezegd dat zij zullen kiezen wat het beste is voor de kinderen en het einddoel van een machtiging uithuisplaatsing niet thuisplaatsing van de kinderen bij de ouders hoeft te zijn, vinden de ouders het op dit moment niet aan de orde om daar al keuzes in de maken. Zij worden daarin gesteund door mevrouw [derde belanghebbende] en de GI. Dit betekent dat de discussie daarover wel degelijk aan de orde kan komen en dat de kinderen hier onzekerheid door blijven ervaren.
3.29.
De rechtbank weegt ook mee dat er spanning zit in het standpunt van de ouders en de gezinshuisouders dat zij geen onderlinge problemen verwachten met betrekking tot de vraag waar de kinderen (in de toekomst) zullen wonen, ten opzichte van de onzekerheid die nu al bij [kind 1] en [kind 2] wordt gevoeld over waar zij (in de toekomst) wonen. De raad heeft geconstateerd dat de kinderen hier spanning over voelen en de gezinshuisvader heeft dit ter zitting ook benoemd.
3.30.
Gedurende deze hele procedure heeft de rechtbank voor ogen gehad dat afgetast mocht worden of de omgang tussen de ouders en de kinderen kon worden uitgebreid en onderzocht mocht of het gezag van de ouders kan worden hersteld,
zonderdat de kinderen last zouden krijgen van onzekerheid over hun opgroeiperspectief. De rechtbank kan niet anders dan constateren dat de kinderen hier wel aan worden blootgesteld. De ouders en gezinshuisouders (en de GI) hebben de kinderen hier niet voor kunnen behoeden althans hier geen duidelijkheid over kunnen geven. Tegen de kinderen is gezegd dat de rechtbank hier nu de bepalende factor in is. En dat terwijl het woonperspectief op dit moment op geen enkele manier aan de orde is.
3.31.
Ook al vindt een aantal betrokkenen in deze procedure dat het perspectief een dynamisch begrip is, de rechtbank vindt het vooral van het grootste belang voor de kinderen dat een eventuele wijziging in de toekomst van het perspectief van de kinderen in volstrekte harmonie tussen de ouders en de gezinshuisouders wordt bepaald. Naar het oordeel van de rechtbank is het de opdracht van de ouders en de gezinshuisouders om dit ook naar de kinderen uit te stralen.
3.32.
De rechtbank volgt de raad in het standpunt dat hier, gelet op het verleden en de prille situatie van het verbeterde vertrouwen tussen de twee ouderparen, nog wel een risico bestaat. De rechtbank bouwt daarom een tussenstap in om te monitoren of de komende tijd deze ingewikkelde onderwerpen, zoals het woonperspectief, zonder onrust voor de kinderen, kunnen worden besproken tussen de ouders en de gezinshuisouders. De rechtbank is van oordeel dat dit risico het herstel van het gezag van de ouders niet in de weg staat, maar wel maakt dat de beslissing over de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing voor ongeveer een half jaar wordt aangehouden. Hoewel er dit moment geen concrete conflicten zijn maar er bij de kinderen wel onrust speelt over het perspectief, beslist de rechtbank aldus.
3.33.
Voor de ouders is dit misschien weer een beslissing waarbij anderen meekijken in hun gezin, maar als de ouders en de gezinshuisouders de samenwerking goed voor elkaar hebben, dan is dit ook het moment om te kunnen laten zien dat de instanties geen toegevoegde waarde (meer) hebben. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de bezwaren van de ouders tegen het aanhouden van de verzoeken ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing.
3.34.
Over (ongeveer) een half jaar zal de rechtbank opnieuw een zitting plannen om de aangehouden verzoeken ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te behandelen. Dan zal onder andere beoordeeld worden of de kinderen nog worden belast met onrust over hun woonperspectief en of een ondertoezichtstelling dan noodzakelijk (en zinvol is) is.
3.35.
Net als de raad ziet de rechtbank het aanhouden van de verzoeken tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing als overgangsperiode, waarbij ouders de gelegenheid krijgen om te groeien in hun rol als gezaghebbende ouder en met de gezinshuisouders te bouwen aan een toekomstbestendige samenwerking.
3.36.
De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat de rechtbank over ongeveer een half jaar wordt geïnformeerd door alle betrokkenen (dus ook de GI voor zover mogelijk) in deze zaak over hoe het met de kinderen gaat. Daarbij dient in elk geval in te gaan worden op de volgende vragen.
  • Hoe gaat het met de kinderen ten aanzien van het woonperspectief?
  • Hoe verloopt de omgangsregeling?
  • Hebben zij nog contact met mevrouw [naam 7]?
  • Hoe gaat het onderling overleg tussen de ouders en de gezinshuisouders?
3.37.
De rechtbank zal daarom de verzoeken tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing aanhouden tot in elk geval juni 2025. De advocaten en de GI zullen worden gevraagd hun verhinderdata vóór juni 2025 in te dienen, zodat in die maand een zitting kan worden gepland.
3.38.
Ten aanzien van het advies van de raad om de omgangsregeling vast te leggen, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank acht de ouders en de gezinshuisouders op dit moment voldoende in staat om hier zelf in onderling overleg in het belang van de kinderen beslissingen over te nemen. De rechtbank zal geen omgangsregeling vastleggen (als voorwaarde voor het herstel van het gezag).
3.39.
De rechtbank acht de ouders en de gezinshuisouders in staat, indien nodig, om in onderling overleg, in het vrijwillig kader, om hulpverlening voor henzelf of de kinderen in te schakelen. De rechtbank gaat daarom niet over tot benoeming van een kindbehartiger.
3.40.
De rechtbank heeft besloten om de kinderen een brief te sturen, waarin de situatie wordt uitgelegd. De inhoud van de brief zal als bijlage aan deze beschikking worden gehecht en niet worden gepubliceerd.

4.De beslissing

De rechtbank:
In zaaknummer: C/08/273728 / FA RK 21-2855:
4.1.
herstelt het ouderlijk gezag van de moeder [de moeder] en de vader [de vader] over:
[kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats],
[kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014,
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
In zaaknummer: C/08/315069 / JE RK 24-882:
4.3.
houdt de beslissingen over de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing aan in afwachting van nadere inlichtingen;
4.4.
verzoekt
de advocaten en de GIuiterlijk op
10 december 2024verhinderdata aan de rechtbank door te geven voor de maanden mei, juni en juli 2025, waarna de griffier een zittingsdatum (zo mogelijk in juni 2025) zal plannen;
4.5.
verzoekt
alle betrokkenenin deze zaak
vier weken voor de nader te bepalen zittingde laatste stand van zaken en hun standpunt over de situatie van de kinderen aan de rechtbank en aan de overige betrokkenen in kopie (CC) toe te zenden, waarna
de raaduiterlijk
twee weken voor de nader te bepalen zittinghaar standpunt kenbaar dient te maken aan de rechtbank en de overige betrokkenen.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. H.F.J.M. Schröder, mr. M. van Bruggen en
mr. A.M. Mensink, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024 in tegenwoordigheid van mr. A.H. Wiersma, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.artikel 1:277 van het Burgerlijk Wetboek (BW)