ECLI:NL:RBOVE:2024:6435

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
08.260641.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een veelpleger tot ISD-maatregel na diefstal uit een auto

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 26-jarige man veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, alsook tot betaling van een schadevergoeding van € 1.850,00 aan de benadeelde partij. De verdachte was schuldig aan diefstal uit een auto door middel van braak, gepleegd op 14 augustus 2024 in Zwolle. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die een zeer actieve veelpleger is, zich schuldig had gemaakt aan het inslaan van een autoruit en het wegnemen van een navigatiesysteem. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden en getuigenverklaringen, waaruit bleek dat de verdachte op heterdaad was betrapt. De officier van justitie had de ISD-maatregel gevorderd, gezien de recidive en de ernst van het feit. De verdediging pleitte voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar de rechtbank volgde het advies van de reclassering en legde de ISD-maatregel op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet ontvankelijk was voor behandeling en begeleiding, en dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om verdere recidive te voorkomen. De schadevergoeding aan de benadeelde partij werd toegewezen, en de rechtbank legde een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.260641.24 (P)
Datum vonnis: 3 december 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 november 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Mulderij-Anker, advocaat in Zwolle, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van wat de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
primairdiefstal uit een auto door middel van braak;
subsidiairten laste gelegd als een poging tot diefstal uit die auto door middel van braak;
meer subsidiairten laste gelegd als vernieling van die auto.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 14 augustus 2024 te Zwolle,
uit een personenauto ( [kenteken] ) een navigatiesysteem en/of een zaklamp in elk
geval enig goed, geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 augustus 2024 te Zwolle
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een navigatiesysteem en/of een zaklamp, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen uit een
personenauto ( [kenteken] ) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die
weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak
en/of verbreking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 augustus 2024 te Zwolle
opzettelijk en wederrechtelijk een autoruit van een personenauto ( [kenteken] ), in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – conform zijn op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – conform haar op schrift gestelde pleitnota – betoogd dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat het voor diefstal vereiste oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het behandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 14 augustus 2024 omstreeks 05:13 uur ontvangt de politie een melding dat een persoon met een steen een autoruit aan het vernielen is in parkeergarage Noordereiland te Zwolle. Ter plaatse zien de verbalisanten een auto met kenteken [kenteken] , waarvan de autoruit aan de passagierszijde is ingeslagen. Naast de auto wordt een baksteen aangetroffen en iets verderop op de stoep ligt een navigatiesysteem. De auto is van [slachtoffer] (hierna: aangever). Hetzelfde geldt voor het navigatiesysteem dat op de stoep ligt en afkomstig is uit de auto.
Op camerabeelden van de parkeergarage is te zien dat een persoon, die later door een verbalisant wordt herkend als verdachte, in de auto kijkt en vervolgens meermalen met een baksteen tegen de autoruit aan de passagierszijde slaat. Ook is te zien dat verdachte met beide handen probeert iets te forceren en vervolgens met zijn linkerarm door het ontstane gat in de autoruit gaat. In de zittingszaal zijn de bewegende beelden van de beveiligingscamera getoond. De rechtbank heeft waargenomen dat verdachte vervolgens zijn arm weer uit het gat in de autoruit haalt en dat hij dan een zwart voorwerp vast heeft. Hij legt dit voorwerp iets verderop op de grond neer.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de auto kapot heeft gemaakt.
Het primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat uit de vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte de autoruit van de auto van aangever heeft ingeslagen en vervolgens het navigatiesysteem uit de auto heeft weggenomen. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarbij het oogmerk had om zich het navigatiesysteem wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank weegt hierbij mee dat op de camerabeelden is te zien dat verdachte zich langere tijd rondom de betreffende auto bevindt. Hij kijkt in de auto, gooit meerdere keren een baksteen tegen de autoruit en steekt ook meermalen zijn arm door de kapotte ruit. Het navigatiesysteem dat hij uiteindelijk uit de auto haalt, legt hij vervolgens op de stoep. Deze gedragingen van verdachte zijn naar oordeel van de rechtbank naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het wegnemen van het navigatiesysteem uit de auto van aangever dat de conclusie geen andere kan zijn dan dat verdachte daarbij het oogmerk had om zich het navigatiesysteem wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 14 augustus 2024 te Zwolle uit een personenauto ( [kenteken] ) een navigatiesysteem dat geheel aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden (te weten: ambulante behandeling bij Dimence en een controle op middelengebruik), zodat uitvoering kan worden gegeven aan de lopende zorgmachtiging. Subsidiair heeft zij verzocht om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met daaraan gekoppeld de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om aftrek van de voorlopige hechtenis te gelasten indien de ISD-maatregel wordt opgelegd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal uit een auto door middel van braak. Dit is een hinderlijk feit dat bij aangever [slachtoffer] overlast en schade heeft veroorzaakt. Verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendom en enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 17 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten. Verdachte liep bovendien in een proeftijd van een eerdere veroordeling, wat hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg van 31 oktober 2024, opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker.
Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Verdachte heeft geen huisvesting, geen zinvolle dagbesteding en geen steunend sociaal netwerk. Daarnaast is verdachte bekend met schulden-, middelen- en psychische problematiek en ontbreekt het hem aan probleeminzicht en -besef.
Verdachte wordt besproken in het ggz Veiligheidsoverleg. Vanuit de hulpverlening is er meerdere keren ingezet op het stabiliseren van de leefgebieden. Er zijn trajecten ingezet vanuit zowel een vrijwillig als een gedwongen kader, maar verdachte lijkt niet ontvankelijk te zijn voor behandeling en begeleiding. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert tot het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel om zo te komen tot een afname van het hoge recidiverisico en om verdere maatschappelijke teloorgang tegen te gaan. Vanuit de ISD-maatregel kan dan worden toegewerkt naar passende hulp en zorg voor verdachte.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het advies van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie van 4 september 2024, opgemaakt en ondertekend door J.M. Westenbroek, psychiater.
Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van problematiek op meerdere gebieden, te weten schizofrenie, een verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek. De psychiater komt tot de conclusie dat er geen contra-indicaties zijn om de ISD-maatregel op te leggen.
De straf of maatregel
De rechtbank zal het advies van de reclassering volgen en aan verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opleggen.
De rechtbank stelt vast dat aan de vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel, zoals gesteld in artikel 38m Sr, is voldaan. Het bewezen verklaarde feit is een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte blijkt daarnaast dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het onderhavige gepleegde feit veelvuldig is veroordeeld, onder meer ten minste drie keer voor misdrijven tot een vrijheidsbenemende straf. Deze veroordelingen zijn onherroepelijk en het onderhavige bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. De rechtbank heeft in dat verband in het bijzonder gelet op de onherroepelijke veroordelingen ter zake van misdrijven, zoals deze ook blijken uit het strafblad van verdachte:
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 20 december 2023, waarbij verdachte werd veroordeeld tot vijftien dagen gevangenisstraf;
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 7 december 2022, waarbij verdachte werd veroordeeld tot vijftien dagen gevangenisstraf;
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 11 maart 2020, waarbij verdachte werd veroordeeld tot elf dagen gevangenisstraf.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag worden opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
De ISD-maatregel moet als een uiterst middel worden beschouwd, maar de hardnekkigheid waarmee verdachte tot nu toe de hem geboden hulp en ondersteuning weigert en volhardt in crimineel gedrag en de maatschappelijke schade en overlast die hij daarmee veroorzaakt, rechtvaardigen de oplegging van deze maatregel. Mede gelet op de inhoud van het hiervoor genoemde reclasseringsadvies moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat verdachte wederom een soortgelijk misdrijf zal begaan. Uit zijn strafblad blijkt dat verdachte een zeer actieve veelpleger is. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de ISD-maatregel, aangezien verdachte telkens opnieuw strafbare – overlastgevende – feiten pleegt en alle eerder opgelegde strafmodaliteiten en toezichten hem daarvan niet hebben kunnen weerhouden. Naar het oordeel van de rechtbank is de reeds verleende zorgmachtiging geen geschikt alternatief. De zorgmachtiging is bedoeld voor het inzetten van verplichte zorg indien er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg meer zijn, maar deze is niet gericht op voorkoming van recidive. De zorgmachtiging van verdachte komt niet van de grond en de rechtbank is van oordeel dat de zorgmachtiging in het geval van verdachte een te beperkt kader kent om de diversiteit aan recidive verhogende factoren te adresseren. Ook het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende waarborgen om te voorkomen dat verdachte opnieuw degelijke strafbare feiten zal plegen.
Om het bereiken van de doelen die met oplegging van de ISD-maatregel worden nagestreefd, waaronder het werken aan een oplossing voor de problematiek van verdachte, zoveel mogelijk kans van slagen te geven, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal daarom ten aanzien van het bewezenverklaarde feit aan verdachte de ISD-maatregel opleggen voor de maximale termijn van twee jaren. Gelet op het doel van de maatregel en de persoon van verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding het voorarrest in mindering te brengen op de duur van de maatregel.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Voorafgaand aan de zitting heeft de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend ter hoogte van € 2.144,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Ter zitting heeft de benadeelde partij de vordering gematigd tot een bedrag van
€ 1.850,00. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- nieuwe ruit voorportier ad € 450,00 ;
- herstellen schade portier ad € 850,00 ;
- herstellen en spuiten spiegelkap ad € 150,00 ;
- reinigen interieur ad € 150,00 ;
- vervangend vervoer ad € 250,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de kostenpost ‘vervangend vervoer’ af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Zij heeft aangevoerd dat geen sprake is van directe schade. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om de gijzeling op nul dagen te stellen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 1.850,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 28 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Anders dan de raadsvrouw, ziet de rechtbank geen aanleiding om de gijzeling te beperken. Bij een eventuele executie van de gijzeling kan de financiële situatie van verdachte en de noodzaak van gijzeling nader worden bekeken.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 8 mei 2024 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld, voor zover van belang, tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering moet worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft om afwijzing van de vordering verzocht indien de rechtbank aan verdachte de ISD-maatregel oplegt.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de op te leggen ISD-maatregel, de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf niet opportuun is, zodat zij de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikel 38n Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
maatregel
- gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
schadevergoeding
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
toetot een bedrag van € 1.850,00 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 1.850,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2024);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.850,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 28 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.141486.24
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P. Heisterkamp, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
Buiten staat
Mr. Heisterkamp is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024377150. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:

(…) Ik heb de auto kapot gemaakt. (…)
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 14 augustus 2024, p. 12:
(…) Ik doe aangifte van diefstal uit mijn auto. Dit betreft een zilverkleurige Range Rover voorzien van kenteken [kenteken] . Vanochtend, 14 augustus (…) Ik zag dat de ruit aan de bestuurderszijde kapot was en er volledig uit lag. Ik zag dat er een baksteen naast mijn auto lag ter hoogte van het bestuurdersportier. Ik zag dat een TomTom navigatiesysteem iets verder op de stoep lag. Deze is mijn eigendom (…)

3.Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte van 14 augustus 2024, p. 1:

(…) Op woensdag 14 augustus 2024 waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , belast met de
incidentafhandeling voor het gebied Zwolle. (…) Omstreeks 05:13 uur kregen wij met meerdere eenheden vanuit het Operationeel Centrum het verzoek om te gaan naar parkeergarage Noordereiland. Aldaar zag en hoorde melder dat een persoon met een steen een autoruit vernielde. (…) Ter plaatse zag ik, verbalisant [verbalisant 2] , dat er een zilverkleurige Range Rover voorzien van kenteken [kenteken] in de parkeergarage stond. (…) Ik zag dat de ruit van het passagiersportier volledig gebarsten was en er uit hing. Ik zag dat er een baksteen naast de auto lag ter hoogte van het bestuurdersportier. (…)

4. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 14 augustus 2024, p. 18 en 19:

(…) De camera bevindt zich in het bij de hoofdingang van de parkeergarage Noordereiland
te Zwolle. (…) Op 00:15 zag ik de verdachte staan ter hoogte van de bij rijdersstoel van de grijze Landrover. Ik zag dat hij naar binnen keek. (…) Op 05:50 zag ik dat de verdachte, meermaals tegen de autoruit van de bijrijder aansloeg. (…) Op 06:27 zag ik dat de verdachte met zijn beide handen tegen het raam van de bijrijder aanzit daarbij zie je dat iets aan het forceren is. (…) Op 10.34 zag ik dat de verdachte met zijn linkerarm en hand, door het gat van de bijrijderskant van de grijze Landrover heen ging. (…) Ik zag dat de verdachte overeenkwam met de getoonde camerabeelden. (…)

5. De eigen waarneming van de rechtbank, naar aanleiding van de op de ter terechtzitting van 19 november 2024 getoonde camerabeelden van de parkeergarage Noordereiland te Zwolle:

De rechtbank ziet op de camerabeelden dat verdachte zijn arm door de kapotte autoruit steekt. De rechtbank ziet dat verdachte kort daarna zijn arm eruit haalt en dan een zwart voorwerp in zijn handen heeft. Vervolgens legt verdachte dat voorwerp neer iets verderop op de grond.