ECLI:NL:RBOVE:2024:6424

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
08.293913.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders na diefstal van alcoholische drank

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan diefstal. De verdachte, geboren in 1988, heeft op 13 september 2024 twee blikjes Jack Daniels gestolen bij de Spar in Zwolle. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een openbare terechtzitting op 19 november 2024, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de diefstal wettig en overtuigend bewezen is, mede op basis van camerabeelden en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten.

De rechtbank heeft de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd voor de duur van twee jaar. Dit besluit is genomen op basis van de ernst van de gepleegde feiten en de problematiek van de verdachte, die in het verleden meerdere keren is veroordeeld voor misdrijven. De rechtbank heeft in haar overwegingen het reclasseringsadvies betrokken, waarin werd aangegeven dat de verdachte instabiliteit vertoont op verschillende leefgebieden en dat eerdere hulpverleningstrajecten niet succesvol zijn geweest. De rechtbank oordeelt dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de samenleving en om de kans op recidive te verkleinen. De verdachte heeft geen inzicht in zijn eigen aandeel in zijn problematiek en heeft eerder behandelingen niet succesvol doorlopen. De rechtbank heeft besloten dat de maatregel voor de maximale termijn van twee jaar moet worden opgelegd, zonder aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.293913.24 (P)
Datum vonnis: 3 december 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats],
ingeschreven en verblijvende in de PI [locatie]
aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 november 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. B.P.M. Canoy, advocaat in Leeuwarden, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de reclassering door de heer [naam 1] is toegelicht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte twee blikjes drank heeft gestolen bij de Spar in Zwolle.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Hij op of omstreeks 13 september 2024 te Zwolle twee blikjes (alcoholische) drank (Jack Daniels), in elk geval enig (winkel)goed (ter waarde ad € 7,10), dat/die geheel of ten dele aan Spar City (Lubeckplein nr. 19), in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] :
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever], namens Spar City Lubeckplein te Zwolle; [2]
- het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant], waarin camerabeelden van het feit worden beschreven; [3]
- het proces-verbaal van de zitting op 19 november 2024, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij opof omstreeks13 september 2024 te Zwolle twee blikjes (alcoholische) drank (Jack Daniels),in elk geval enig (winkel)goed (ter waarde ad € 7,10), dat/diegeheel of ten deleaan Spar City (Lubeckplein nr. 19), in elk geval aan een andertoebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar zal worden opgelegd zonder aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven zich niet te kunnen vinden in een ISD-maatregel en zou de kans willen krijgen om het eerder ingezette klinische traject voort te zetten.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Artikel 38m, vierde lid, Sr bepaalt dat de rechter eerst tot oplegging van de ISD-maatregel kan overgaan nadat hij een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel heeft doen overleggen.
De rechtbank heeft in dit kader kennis genomen van het op 15 oktober 2024 door [naam 2], reclasseringswerker bij GGZ Tactus Zwolle, uitgebrachte reclasseringsadvies, welk advies ter zitting is onderschreven door [naam 1], reclasseringswerker te Leeuwarden. In het reclasseringsrapport wordt onder meer het volgende geschreven.
Bij verdachte is sprake van instabiliteit op alle leefgebieden. Verdachte heeft geen stabiele huisvesting, geen inkomen, geen steunend netwerk en geen dagbesteding. Naast de problemen op praktisch gebied is ook sprake van problematisch middelengebruik en gebrekkige verantwoordelijkheid bij verdachte.
Het ontbreekt verdachte aan adequate vaardigheden om een stabiel leven op te bouwen en hij heeft geen inzicht in zijn eigen aandeel hier in. In de afgelopen jaren is verdachte met regelmaat in beeld gekomen bij de reclassering. Vanuit de reclassering is forse inzet gepleegd om samen met verdachte toe te werken naar meer stabiliteit op de verschillende leefgebieden. Enkel in de afgelopen zomer heeft verdachte tweemaal de kans gekregen om binnen een klinische setting behandeling te ontvangen. Beide keren stagneerde deze behandeling door middelengebruik en de houding van verdachte. Ondanks het feit dat tweemaal in zeer korte tijd een behandeling stagneerde heeft de reclassering extra inzet gepleegd door verdachte te verwijzen naar een beschermde woonvorm, zodat verdachte in elk geval enige stabiliteit zou kennen. In deze beschermde woonsetting heeft verdachte zich vanaf de eerste dag niet aan de regels en afspraken gehouden en na meerdere waarschuwingen is na een week de samenwerking beëindigd.
Tactus Reclassering schat verder het risico dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen hoog in. Ook het risico dat verdachte zich zal onttrekken aan voorwaarden schat zij hoog in, gelet op haar ervaringen met toezichtstrajecten uit het verleden bij verdachte. Tactus Reclassering komt in haar rapport tot het advies om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, omdat minder stringente hulpverleningstrajecten geen soelaas hebben geboden en naar haar verwachting niet zullen bieden.
De rechtbank komt op grond van deze rapportage tot het oordeel dat de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders dient te worden opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat aan de in artikel 38m Sr gestelde voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan.
De rechtbank stelt verder vast dat diefstal een misdrijf is waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en dat uit het strafblad van 17 oktober 2024 blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan deze door haar begane misdrijven tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en dat het bewezen verklaarde feit is begaan na de gehele tenuitvoerlegging van deze straffen.
De rechtbank heeft in dat verband in het bijzonder gelet op de navolgende onherroepelijke veroordelingen ter zake van misdrijven:
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 11 juli 2023 (parketnummer 18.152385.23), waarbij verdachte voor diefstal werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, welke straf op 18 september 2023 geheel ten uitvoer was gelegd;
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 3 april 2023 (parketnummer 18.076638.23), waarbij verdachte voor vernieling en belediging werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 dagen, welke straf op 11 april 2023 geheel ten uitvoer was gelegd.
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 6 maart 2023 (parketnummer 18.055694.23), waarbij verdachte voor diefstal, belediging en lokaalvredebreuk werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, welke straf op 16 maart 2023 geheel ten uitvoer was gelegd.
Gelet op het aantal misdrijven waarvoor verdachte is en wordt veroordeeld en gelet op de problematiek van verdachte zoals die is beschreven in de reclasseringsrapportage, is de rechtbank van oordeel dat niet valt te verwachten dat verdachte stopt met het plegen van strafbare feiten, zodat de veiligheid van goederen en personen eist dat aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd.
De rechtbank ziet in het betoog van de raadsman geen aanleiding om af te zien van de oplegging van deze maatregel.
Het doel van de ISD-maatregel is primair de beveiliging van de samenleving door een langere vrijheidsbeneming van hardnekkige veelplegers. Verdachte behoort zonder meer tot deze groep aangezien hij aan de lopende band strafbare feiten pleegt. Daarnaast kan binnen dit traject worden gewerkt aan de verslavingsproblematiek van verdachte en een geschikt vervolgtraject voor hem worden gezocht. Hoewel dit niet het primaire doel is van de maatregel acht de rechtbank dit zeer wenselijk.
De rechtbank ziet geen mogelijkheden om dit binnen een ander traject dan de ISD-maatregel plaats te laten vinden. Gebleken is dat het ondanks meerdere pogingen niet is gelukt om een andere plek voor verdachte te vinden waar hij zijn hulpverleningstraject succesvol en volledig kan doorlopen.
Naar het oordeel van de rechtbank resteert daarom geen andere mogelijkheid dan het opleggen van de ISD-maatregel ter beveiliging van de maatschappij.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte te realiseren en een plan van aanpak van haar problematiek alle kansen te geven en voorts de maatschappij optimaal te beschermen is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De rechtbank zal de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel teneinde te waarborgen dat verdachte aan het gehele traject gedurende een periode van twee jaar kan deelnemen.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank ten aanzien van het bewezen verklaarde feit de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opleggen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op het artikel 38n Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
maatregel
- legt op de maatregel tot
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige
dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. R. Hamers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024430407. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.pagina 7 en 8
3.pagina 21 en 22