ECLI:NL:RBOVE:2024:6423

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
08.087804.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor onttrekken van minderjarige kinderen aan wettelijk gezag

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het onttrekken van zijn minderjarige kinderen aan het wettelijk gezag. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer in Zwolle, waarbij de rechtbank op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 november 2024 tot haar oordeel kwam. De officier van justitie had gevorderd dat het medeplegen van het onttrekken aan het wettelijk gezag van de stiefzoon bewezen kon worden verklaard, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met zijn toenmalige partner in de periode van 27 februari 2023 tot en met 9 maart 2023 naar het buitenland was vertrokken met de kinderen, zonder toestemming van Jeugdbescherming Overijssel (JBOv). Echter, de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk de kinderen had onttrokken aan het wettelijk gezag. De rechtbank stelde vast dat er geen expliciete afspraken waren gemaakt die de verdachte verboden om met de kinderen naar het buitenland te gaan. Bovendien was er geen bewijs dat het vertrek naar het buitenland een definitief karakter had.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het onttrekken aan het wettelijk gezag van zowel de stiefzoon als de dochter, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij opzet had op het onttrekken van de kinderen aan het opzicht van JBOv. De uitspraak werd gedaan door mr. A. van Holten, voorzitter, en de rechters mr. S.H. Peper en mr. R. Hamers, in aanwezigheid van griffier mr. H.R. Lageveen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.087804.23 (P)
Datum vonnis: 3 december 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1987 in [geboorteplaats 1] ,
laatstelijk verblijvende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 november 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door de raadsman van verdachte, mr. J.C.R. Gijsen, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht. .

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met zijn toenmalige partner [toenmalige partner] in de periode van 27 februari 2023 tot en met 9 maart 2023 te Zwolle en in Italië, opzettelijk zijn stiefzoon [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ) en zijn dochter [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ) heeft onttrokken aan het opzicht van Jeugdbescherrning Overijssel (hierna: JBOv), terwijl zij jonger dan 12 jaar oud waren.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2023 tot en met 09 maart 2023 te Zwolle, althans in Nederland en/of in Italië, althans in Europa, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (een) minderjarige(n), [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats 2] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2022, heeft onttrokken aan het wettig over hem en/of haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem en/of haar uitoefende, terwijl die minderjarige(n) beneden de twaalf jaren oud was/waren.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir, op het standpunt gesteld dat het medeplegen van het onttrekken aan het wettig gezag van [minderjarige 1] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onttrekken aan het wettig gezag van [minderjarige 2] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman heeft daarbij onder meer verwezen naar het vonnis van 6 augustus 2024 in de zaak van medeverdachte [toenmalige partner] (parketnummer 08.087807.23), de biologische moeder van de kinderen, (hierna: [toenmalige partner] ) waarin zij door de rechtbank is vrijgesproken van hetzelfde ten laste gelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt verweten dat hij samen met zijn toenmalige partner [toenmalige partner] zijn minderjarige stiefzoon [minderjarige 1] en zijn minderjarige dochter [minderjarige 2] in de periode van 27 februari 2023 tot en met 9 maart 2023 heeft onttrokken aan het over hen wettelijk gesteld gezag of opzicht. [minderjarige 1] was ten tijde van het ten laste gelegde 8 jaar oud en [minderjarige 2] 5 maanden.
In de dagvaarding is niet gespecificeerd uit welke handelingen dit onttrekken heeft bestaan.
De rechtbank leidt uit het requisitoir af dat de tenlastelegging zo moet worden begrepen, dat het onttrekken aan het wettelijk gezag of opzicht in deze strafzaak inhoudt dat verdachte samen met [toenmalige partner] , terwijl [minderjarige 1] onder toezicht stond van Jeugdbescherming Overijssel (JBOv), met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar het buitenland is vertrokken om te emigreren, zonder dat daarvoor toestemming was van JBOv, en dat zij toen ook [minderjarige 2] onder toezicht werd gesteld en beide kinderen met spoed uit huis werden geplaatst, niet terugkeerden naar Nederland.
Ten aanzien van het onttrekken aan het opzicht van JBOv van [minderjarige 1] :
Verdachte heeft geen gezag over [minderjarige 1] . [toenmalige partner] heeft het gezag over [minderjarige 1] . Bij beslissing van 1 februari 2023 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel [minderjarige 1] onder toezicht van JBOv gesteld.
Naar aanleiding van deze ondertoezichtstelling zijn door de JBOv veiligheidsafspraken opgesteld. Op 24 februari 2023 zijn deze veiligheidsafspraken met [toenmalige partner] besproken en zijn deze ook per e-mail aan haar verzonden. In deze veiligheidsafspraken is niet opgenomen dat [toenmalige partner] niet naar het buitenland mocht met [minderjarige 1] .
Niet is gebleken dat deze veiligheidsafspraken ook met verdachte zijn gemaakt of dat hij hiervan kennis heeft genomen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en [toenmalige partner] , enkele dagen nadat de veiligheidsafspraken zijn gemaakt, op 26 februari 2023, met de twee kinderen naar het buitenland zijn vertrokken.
De strekking van artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is, om degene die
wettelijk gezag of bevoegd toezicht uitoefenen over een minderjarige, in staat te stellen hun
taak te vervullen. het is de bedoeling dat op die manier de minderjarige wordt beschermd.
Gelet op de hiervoor genoemde klaarblijkelijke bedoeling van tenlastelegger is dan ook de
vraag of het vertrekken naar het buitenland met [minderjarige 1] als onttrekken aan het opzicht van JBOv
moet worden begrepen.
Niet alleen is dit geen onderdeel van de met [toenmalige partner] gemaakte afspraken/voorwaarden, evenmin is anderszins vaststaand dat een ouder met een kind waarvoor een ondertoezichtstelling geldt niet naar het buitenland mag gaan.
Evenmin valt uit het dossier op te maken dat het vertrek naar het buitenland een definitief karakter zou hebben, en moet worden geduid als emigratie. Niet valt uit te sluiten dat zij daartoe nog de mogelijkheid aan het onderzoeken waren en dat zij nog naar Nederland zouden terugkeren.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onttrekken aan het opzicht van JBOv van [minderjarige 1] .
Ten aanzien van het onttrekken aan het opzicht van JBOv van [minderjarige 2] :
Bij beslissing van 6 maart 2023 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht van JBOv gesteld en een spoed machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] verleend.
Verdachte verbleef op dat moment in het buitenland. Niet kan worden vastgesteld op welk moment hij kennis heeft genomen van deze beslissing.
Gelet hierop kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte opzet had op het onttrekken van [minderjarige 2] aan het opzicht van JBOv in de ten laste gelegde periode.
De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het onttrekken van [minderjarige 2] aan het opzicht van JBOv.

4.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. R. Hamers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.