ECLI:NL:RBOVE:2024:6393

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
ak_24_3163
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake openbaarmaking van persoonsgegevens van een melkveebedrijf in het kader van de Wet open overheid

In deze zaak heeft verzoekster, een eigenaar van een melkveebedrijf, verzocht om haar persoonsgegevens niet openbaar te maken. Dit verzoek is gedaan in het kader van een besluit van de minister van Landbouw, Natuur, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, die documenten gedeeltelijk openbaar wilde maken op basis van een verzoek van de Stichting Animal Rights. Verzoekster vreest dat openbaarmaking van haar gegevens kan leiden tot schade door dierenactivisten, die in het verleden veebedrijven hebben bezet en schade hebben berokkend. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekster geen concrete aanknopingspunten heeft aangedragen die aantonen dat er daadwerkelijk gevaar bestaat voor haar veiligheid of die van haar bedrijf. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de minister terecht heeft besloten om de documenten openbaar te maken, omdat de vrees voor sabotage niet voldoende is om de openbaarmaking te weigeren. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de documenten op de door de minister voorgestelde wijze openbaar mogen worden gemaakt. Verzoekster krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3163

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

Verzoekster, verzoekster

en
de minister van Landbouw, Natuur, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,de minister
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting Animal Rights, in Den Haag, de stichting

Procesverloop

Bij besluit van 18 juni 2024 (het bestreden beluit) heeft de minister naar aanleiding van een op de Wet open overheid (hierna: Woo) gebaseerd verzoek van de stichting besloten om documenten gedeeltelijk openbaar te maken. De minister heeft er daarbij voor gekozen om een besluit te nemen met uitgestelde openbaarmaking.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningen-rechter van de rechtbank Zeeland-West Brabant verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Deze heeft het verzoek op 30 juli 2024 doorgezonden aan de rechtbank Overijssel.
Bij e-mailbericht van 2 augustus 2024 heeft de minister aan de voorzieningenrechter meegedeeld dat de openbaarmaking van de documenten is opgeschort tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
Bij brief van 10 oktober 2024 heeft verzoekster een nadere motivering aan de voorzieningenrechter toegezonden.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 13 november 2024 heeft de stichting gemeld dat hij de zitting niet zal bijwonen en dat hij zich aansluit bij het verweer van de minister.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 november 2024 op zitting behandeld.
Verzoekster en de stichting zijn na voorafgaand bericht niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. van der Waal.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Bij brief van 10 augustus 2023 heeft de stichting bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een informatieverzoek ingediend. Dit verzoek heeft betrekking op het destructiebedrijf Rendac Son BV en betreft de periode 30 oktober 2020 tot 1 augustus 2023. Rendac haalt in opdracht van de overheid kadavers en dierlijk (rest-)materiaal op voor verwerking, vernietiging en/of herbestemming. De stichting heeft de NVWA gevraagd om afschriften van de volgende documenten (inclusief, indien van toepassing bijbehorend beeldmateriaal) te verstrekken:
  • meldingen (meldingen welzijn/verwaarlozing landbouwhuisdieren en meldingen aanbieden niet dode dieren);
  • meldingen van derden aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit over levende dieren tussen de kadavers;
  • rapporten van bevindingen (rapport meldingen dierlijke bijproducten, rapport meldingen levende kadavers);
  • processen-verbaal aangaande het "niet conform regelgeving doden van dieren en hierdoor niet dode dieren aanbieden aan Rendac";
  • afschriften van waarschuwingen, (voornemens tot het opleggen van) boetes, boeterapporten, terugmeldingen, herinspecties en documenten over verscherpt toezicht, alsmede daaromtrent ingediende zienswijzen en bezwaarschriften
Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden zoals beschreven onder de rubriek Procesverloop.
2. Verzoekster heeft een melkveebedrijf. Verzoekster heeft verzocht haar persoonsgegevens niet openbaar te maken omdat deze zijn te herleiden naar haar adres waar zij ook privé wonen. Het komt voor dat dierenactivisten veebedrijven bezetten en hierbij schade berokkenen aan de dieren en het bedrijf en de confrontatie aangaan met de veehouders of hun familie. Dit zou bij verzoekster ook het geval kunnen zijn. Verzoekster heeft kinderen en kleinkinderen die regelmatig op het erf vertoeven en die verder niet betrokken zijn bij het bedrijf. De gemaakte vergissing heeft al geleid tot een waarschuwing en die heeft zijn effect niet gemist. Verzoekster en de dierenarts zijn zeker geschrokken en willen te allen tijde vermijden dat dit zich herhaalt. Verzoekster wenst zich absoluut te ontdoen van het brandmerk mishandelaars.
3. De minister stelt onder verwijzing naar vaste rechtspraak dat een enkele, algemene, veronderstelling wat dierenactivisten zouden kunnen doen indien de (naar verzoekster) herleidbare gegevens openbaar worden gemaakt, niet voldoende aantoont dat de veiligheid van personen(en bedrijven) in het geding is of dat sabotage wordt voorkomen. Verzoekster heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit blijkt dat bij openbaar making van het document er daadwerkelijk vergaande of buitensporige acties van (dierenrechten)activisten zouden volgen. De uitzonderingsgrond van artikel 5.1. tweede lid, aanhef en onder h, van de Woo dient immers restrictief te worden toegepast. De enkele vrees voor sabotage van de onderneming van verzoekster of het belang van natuurlijke personen achter het bedrijf is niet voldoende om de documenten integraal te weigeren. Hetzelfde geldt ook voor het anonimiseren van herleidbare gegevens, zoals bedrijfsnamen. De minister betwist niet dat verzoekster een waarschuwing heeft gekregen. De openbaar te maken documenten vallen echter wel onder de reikwijdte van het verzoek en daarom is de minister, op grond van de Woo, verplicht deze informatie openbaar te maken.
Overwegingen
4. In het bestreden besluit heeft de minister besloten dat de door de stichting gevraagde documenten binnen twee weken deels openbaar worden gemaakt, tenzij daartegen bezwaar wordt gemaakt en om een voorlopige voorziening wordt gevraagd. Alleen in dat geval zal de minister wachten met openbaar maken van de documenten tot op het verzoek om een voorlopig voorziening is beslist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarom sprake is van onverwijlde spoed. Bij de beoordeling van het beroep heeft de voorzieningenrechter kennis genomen van de met toepassing van artikel 8:29 van de Awb overgelegde stukken.
5. Op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder h, van de Woo blijft het openbaar maken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage.
6. Het geschil tussen partijen beperkt zicht tot de vraag of de minister terecht geen toepassing heeft gegeven aan deze bepaling.
6.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het uitgangspunt van de Woo ‘openbaar, tenzij’ is. Een bestuursorgaan maakt bij de toepassing van de relatieve weigeringsgronden van artikel 5.1, tweede lid, van de Woo een inhoudelijke afweging tussen het vooropgestelde algemene belang van openbaarheid en de belangen die worden beschermd door de weigeringsgronden. De weigeringsgronden moeten restrictief worden uitgelegd.
6.2.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 8 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:489) geoordeeld dat het openbaar maken van informatie over de wijze waarop een toezichthouder toezicht houdt op bedrijven het publieke belang dient van een goede en democratische bestuursvoering. Openbaarmaking van deze informatie draagt bij aan het maatschappelijk debat en vergroot de transparantie van het toezicht door de NVWA. Dit sluit aan bij een ontwikkeling in wet- en regelgeving en in de bestuurspraktijk van toezichthouders om in toenemende mate actief toezichtinformatie over ondernemingen openbaar te maken. Ook overweegt de Afdeling in deze uitspraak dat onderwerpen als voedselveiligheid en dierenwelzijn in de maatschappelijke belangstelling staan en het verstrekken van bij de overheid aanwezige informatie over welke onderneming welke bedrijfsactiviteiten op welke wijze in deze bedrijfssector uitoefent een bijdrage levert aan het voeren van het maatschappelijke debat hierover en het vergroten van de transparantie van het toezicht hierop door de NVWA.
6.3.
Gelet op deze rechtspraak en het uitgangspunt dat openbaarheid de regel is, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de minister terecht geen aanleiding heeft gezien om openbaarmaking van de gevraagde informatie op grond van genoemde weigeringsgrond achterwege te laten.
Bij het inroepen van de genoemde uitzonderingsgrond moet verzoekster aannemelijk maken dat openbaarmaking van de desbetreffende informatie daadwerkelijk schade zou toebrengen aan het met geheimhouding gediende belang, te weten de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage. Daarvoor moeten ook concrete aanknopingspunten bestaan.
De voorzieningenrechter wijst op de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2023 en de uitspraak van 27 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:20121:153). De enkele, algemene, veronderstelling van verzoekster wat dierenrechtenactivisten zouden kunnen doen indien de (naar verzoekster) herleidbare gegevens openbaar worden gemaakt, is daarvoor onvoldoende.
6.4.
Verzoekster heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit blijkt dat bij openbaar making van de documenten er daadwerkelijk vergaande of buitensporige acties van (dierenrechten)activisten. Ook overigens is daarvan niet gebleken. Naar (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter is het bezwaar van verzoekster ongegrond. Er is daarom geen aanleiding het bestreden besluit (deels) te schorsen.

Conclusie en gevolgen

7. Het verzoek wordt afgewezen. Dat betekent dat verzoekster geen gelijk krijgt en de documenten op de door de minister besloten wijze openbaar mogen worden gemaakt. Verzoekster krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.