ECLI:NL:RBOVE:2024:6391

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
08.141734.24 en 05.100696.24 (t.t.z. gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor diefstal door middel van insluiping gericht op kwetsbare ouderen

Op 2 december 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 30-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden en een schadevergoeding van € 11.700,- aan een benadeelde partij. De verdachte was samen met een mededader betrokken bij twee diefstallen door middel van insluiping, waarbij zij zich richtten op kwetsbare ouderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had voorgedaan als controleur van waterleidingen om toegang te krijgen tot de woningen van de slachtoffers. Tijdens de zitting op 18 november 2024 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder herkenningen door verbalisanten en camerabeelden. De rechtbank achtte de herkenningen betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal in woningen, waarbij hij gebruik maakte van een babbeltruc. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers mee, en legde een gevangenisstraf op die in verhouding stond tot de gepleegde misdrijven. De vordering van de benadeelde partij werd volledig toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.141734.24 en 05.100696.24 (t.t.z. gev.) (P)
Datum vonnis: 2 december 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 november 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. Epema, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat door de benadeelde partij [slachtoffer 1] is aangevoerd.

2.De tenlasteleggingen

De verdenking komt er, onder parketnummer 05.100696.24 kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met een ander tegen de wil van [slachtoffer 2] in haar woning heeft bevonden en daar diverse sieraden heeft gestolen.
De verdenking onder parketnummer 08.141734.24 komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: zich samen met anderen tegen de wil van [slachtoffer 3] in diens woning heeft bevonden en daar sieraden, gouden munten en een paar schoenen heeft gestolen, terwijl zij zich de toegang tot de woning hebben verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
feit 2: zich samen met een ander tegen de wil van [slachtoffer 1] in haar woning heeft bevonden en daar een kluis en sieraden heeft gestolen, terwijl verdachte zich daarbij heeft voorgedaan als controleur van waterleidingen.
Voluit luidt de tenlastelegging onder parketnummer 05.100696.24 aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 15 februari 2023 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten het [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
- een ketting van het merk Laponia, geel- met witgoud en platina en/of
- een armband van het merk Laponia en/of
- een gouden armband met schakels en/of
- een gouden slavenarmband en/of
- drie, althans een of meer ringen van het merk Laponia, waarvan één met een briljant en/of
- een gouden ring met de inscriptie " [naam] " en tekens aan de buitenkant en/of
- een trouwring met een briljantje en/of
- een gouden ring met drie briljantjes,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voluit luidt de tenlastelegging onder parketnummer 08.141734.24 aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 5 september 2023 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 4] , alwaar verdachte en/of zijn/haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een of meer siera(a)d(en) en/of een of meer gouden
munt(en) en/of een paar schoenen (van het merk: Jeezy), in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een kluis en/of een of meer siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, te weten als controleur van (water)leiding(en).

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Bij de politie zijn drie aangiftes binnengekomen, die betrekking hebben op diefstallen uit woningen. In één geval ging het om een inbraak tijdens afwezigheid van de bewoners, in de andere gevallen werd toegang verschaft met een babbeltruc. In beide laatstgenoemde gevallen ging het om oudere, alleenwonende dames. Zij verklaren beiden dat een man zich heeft voorgedaan als een loodgieter of monteur die in de woning de leidingen moest controleren.
De vraag die de rechtbank hierna dient te beantwoorden is of verdachte bij deze diefstallen betrokken is.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle aan verdachte tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat feit 2 onder 08.141734.24 bewezen kan worden nu verdachte bekent deze diefstal te hebben gepleegd.
Verdachte moet volgens de verdediging van de overige twee feiten worden vrijgesproken omdat bij de herkenningen van verdachte door de verbalisanten vraagtekens gezet kunnen worden. Zo zijn de beelden inzake feit 1 onder 08.141734.24 niet heel duidelijk, het gezicht van de persoon is niet volledig zichtbaar en de kenmerken die de verbalisant in het proces-verbaal noemt zijn zeer algemeen.
De herkenningen inzake het feit onder 05.100696.24 zijn pas op 8 juli 2023 gedaan terwijl de beelden al op 18 februari 2023 zijn verspreid. De twee verbalisanten schrijven in de processen-verbaal over gezichtsbeharing terwijl aangeefster hier niet over spreekt. De verdediging stelt dat niet met zekerheid te zeggen is dat verdachte de persoon op de beelden is.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Parketnummer 05.100696.24
3.4.1.1 De betrouwbaarheid van de herkenningen
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaamheid geboden is bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning in het kader van het bewijs. Dit geldt te meer als een herkenning van doorslaggevend belang is om de betrokkenheid van een verdachte bij het hem ten laste gelegde aan te tonen. Het komt bij de beoordeling van het bewijs aan op een toetsing van de betrouwbaarheid van de door de verbalisant(en) gedane herkenning op basis van foto’s en/of beelden, mede in het licht van de overige omstandigheden, om al dan niet tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning acht de rechtbank de volgende elementen van belang. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de camerabeelden of ‘stills’ daarvan voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Hierbij is van belang wat de mate van kwaliteit van de beelden is en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Het tweede beoordelingselement staat daarmee in nauw verband, namelijk hoe goed de herkenner de verdachte kent. Hoe beter men verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Verder zijn de aard en frequentie van het contact en het tijdverloop sinds de ontmoeting(en) van belang. Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht van de herkenning. Ten slotte dient de rechtbank te bekijken of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken.
Met inachtneming van het voorgaande overweegt de rechtbank het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de stills die zich in het dossier bevinden en ter zitting zijn getoond van voldoende kwaliteit en voldoende duidelijk om als basis voor een herkenning te dienen. Het betreft beelden waarop niet alleen de gezichten van beide personen duidelijk in beeld zijn, maar ook de lichaamshouding en het postuur van beide mannen. De rechtbank overweegt verder dat verdachte door twee verbalisanten afzonderlijk is herkend en dat verbalisant [verbalisant 1] verdachte onmiddellijk en zonder voorbehoud heeft herkend. Verbalisant [verbalisant 2] herkent verdachte na bestudering van de foto. Beide verbalisanten hebben inzichtelijk gemotiveerd hoe zij tot herkenning van verdachte zijn gekomen. De rechtbank acht de herkenningen van voornoemde verbalisanten specifiek en onderscheidend. Zwaarwegend acht de rechtbank daarbij dat de herkenningen zijn gedaan door verbalisanten die in het kader van hun functie veelvuldig en vrij recentelijk nog contact met verdachte hebben gehad. De verbalisanten hebben verdachte meerdere keren staande of aangehouden of hem gesproken bij meldingen of zijn hem tegengekomen tijdens surveillance in de wijk. Van feiten of omstandigheden die de herkenningen zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden kunnen maken, is de rechtbank niet gebleken. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de herkenningen door de hierboven genoemde verbalisanten betrouwbaar zijn. De rechtbank zal die herkenningen dan ook betrekken in het bewijs. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
3.4.1.2 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 15 februari 2023 is verdachte samen met een andere man de hal binnen gelopen van het flatgebouw aan het [adres 2] waar aangeefster woont. Vervolgens werd aangebeld bij de woning van aangeefster [slachtoffer 2] . Een man zei via de intercom tegen haar dat hij de waterleiding moest controleren omdat er zand in de waterleiding zat en dit zou schadelijk zijn voor haar gezondheid. Aangeefster heeft toen de deur van de centrale ingang geopend. Verdachte heeft vervolgens aangebeld bij de voordeur van aangeefster. Hij droeg een oranje hesje zonder mouwen en zei tegen haar dat hij naar de badkamer moest en dat de waterleidingen goed moesten doorlopen. Aangeefster liep voorop naar de badkamer, gevolgd door verdachte. Toen aangeefster en verdachte in de badkamer stonden, heeft hij de deur van de badkamer gesloten. Aangeefster moest de kraan volledig opendraaien en deze zeven minuten laten stromen. Verdachte praatte voortdurend tegen haar. Nadat aangeefster de kraan had dichtgedaan is zij met verdachte meegelopen naar de voordeur. Zij heeft na zijn vertrek de voordeur gesloten en ontdekte vervolgens dat haar slaapkamer overhoop was gehaald en dat haar sieraden weg waren. Na vertrek heeft verdachte zijn oranje veiligheidshesje uitgetrokken en is samen met de andere man lopend vertrokken.
Bij het wegnemen van de sieraden heeft verdachte gelet op de hiervoor onder de redengevende feiten en omstandigheden beschreven gang van zaken nauw en bewust samengewerkt met zijn partner. Immers heeft verdachte aangeefster geïsoleerd in de badkamer en haar afgeleid zodat de mededader tegelijkertijd in de gelegenheid was om de sieraden van aangeefster weg te nemen.
3.4.1.3 De conclusie
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van het medeplegen van diefstal.
3.4.2
Parketnummer 08.141734.24
3.4.2.1 Feit 1
Op 13 september 2023 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van diefstal van sieraden, munten en een paar nieuwe schoenen uit de woning aan de [adres 4] op 5 september 2023. Die inbraak is vastgelegd door een camera in de tuin van aangeefster.
In januari 2024 kreeg verbalisant [verbalisant 3] via ‘Onder De Loep’ een aandachtvestiging van deze diefstal. Op basis van de bij de aandachtvestiging gevoegde videobeelden van de diefstal heeft één verbalisant verdachte herkend als één van de drie personen op de beelden.
Voor het overige bevat het dossier geen bewijs van betrokkenheid van verdachte bij deze woninginbraak. De rechtbank is van oordeel dat deze enkele herkenning onvoldoende is voor een bewezenverklaring van onderhavig feit. De rechtbank betrekt mede in die overweging dat de video-opname en screenshots die zich in het dossier bevinden de desbetreffende persoon niet zodanig in beeld brengen dat een eenduidige herkenning van verdachte in de rede ligt.
De conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan. Zij zal verdachte daarom vrijspreken van de hem ten laste gelegde diefstal aan de [adres 4] .
3.4.2.2 Feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit onder parketnummer 05.100696.24 en het ten laste gelegde feit 2 onder parketnummer 08.141734.24 heeft begaan, met dien verstande dat:
05.100696.24
hij op 15 februari 2023 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander, in een woning, te weten het [adres 2] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een ketting van het merk Laponia, geel- met witgoud en platina en
- een armband van het merk Laponia en
- een gouden armband met schakels en
- een gouden slavenarmband en
- drie ringen van het merk Laponia, waarvan één met een briljant en
- een gouden ring met de inscriptie " [naam] " en tekens aan de buitenkant en
- een trouwring met een briljantje en
- een gouden ring met drie briljantjes,
die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
08.141734.24
2
hij op 5 juli 2023 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, in een woning, te weten de [adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een kluis en sieraden, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten als controleur van (water)leiding(en).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
05.100696.24
het misdrijf: diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4o van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid;
08.141734.24
feit 2
het misdrijf: diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4o en 5o van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheden.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om aan verdachte een lagere straf op te leggen dan geëist door de officier van justitie. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte zijn verantwoordelijkheid wil nemen en openheid van zaken heeft gegeven over het feit dat hij heeft gepleegd. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met het bepaalde in artikel 63 Sr. De raadsvrouw acht een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een voorwaardelijk deel passend.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan twee laaghartige diefstallen door middel van insluiping. Verdachte heeft zich welbewust met behulp van een zogenaamde ‘babbeltruc’ toegang verschaft tot de woningen van oudere, alleenwonende vrouwen en daar vervolgens, samen met de mededader, sieraden weggenomen. Zo deed verdachte zich voor als controleur of monteur en liet hij aangeefsters geloven dat er problemen waren met de waterleiding. Eenmaal binnen in de badkamers van de woningen leidde verdachte de bewoonster af, zodat zijn mededader op zoek kon gaan naar sieraden. Verdachte en zijn mededader hebben daarmee op grove wijze misbruik gemaakt van de goedgelovigheid, en/of de fysieke beperkingen, dan wel de verminderde weerbaarheid van kwetsbare ouderen. Bij dergelijke feiten wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers en omwonenden. De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij gericht kwetsbare slachtoffers heeft uitgezocht en die slachtoffers heeft beroofd van dierbare spullen in hun eigen woning, een plek waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Slachtoffers van feiten als deze ondervinden daarvan doorgaans nog langdurig psychische gevolgen en zijn het vertrouwen in de mensen kwijt, hetgeen tot gevolg kan hebben dat zij in een isolement geraken.
De persoon van de verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 26 september 2024 blijkt dat hij op 31 juli 2024 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren voor het medeplegen van een overval op een woning. Dit betekent dat de rechtbank rekening dient te houden met het bepaalde in artikel 63 Sr. Daarnaast is verdachte op 16 juni 2021 eveneens door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden voor het medeplegen van een woninginbraak en poging tot een bedrijfsinbraak.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van twintig maanden passend en geboden
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich ter zitting als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 11.700,- (elfduizend zevenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- weggenomen sieraden.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van de mondeling ingediende vordering past bij wat aangeefster hierover eerder heeft verklaard bij de politie. Die schade staat in direct verband met het strafbare feit. De officier van justitie verzoekt daarom de vordering toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet onderbouwd is. De benadeelde partij heeft geen foto’s en geen waardebepalingen van de sieraden. Door benadeelde is geen enkel onafhankelijk bericht overgelegd waaruit kan worden vastgesteld wat de waarde van de sieraden is. Het is te ingewikkeld om dat in dit strafproces nog uit te zoeken. De benadeelde partij moet daarom primair niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft verdachte aangeboden om aan de benadeelde partij € 3000,- te vergoeden. Dit is het aandeel (de helft) van het bedrag dat verdachte verklaart te hebben verdiend met de verkoop van de sieraden. In het meer gevorderde dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit 2 onder parketnummer 08.141734.24 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank neemt daarbij het volgende in overweging. Allereerst heeft de benadeelde partij in haar aangifte een schadebedrag genoemd dat aansluit bij de vordering. Ten tweede heeft de benadeelde partij ter zitting een uitvoerige en beschrijvende opsomming gegeven van de sieraden die door verdachte en de mededader zijn weggenomen. Verdachte heeft deze opsomming niet betwist. Hij heeft verklaard dat hij en zijn mededader in totaal € 6000,-- hebben verdiend aan de bij aangeefster weggenomen sieraden. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat de sieraden zijn verkocht aan een particuliere opkoper en dat de sieraden ‘voor heel weinig’ zijn weggegaan. De rechtbank leidt uit deze toevoeging af dat de sieraden een aanzienlijk hogere waarde vertegenwoordigden dan de opbrengst bij de opkoper. Vast staat dat de benadeelde partij schade heeft geleden. In het licht van de mededelingen van verdachte over de opbrengst in relatie tot de door de benadeelde partij toegelichte waarde van de sieraden acht de rechtbank de door de benadeelde partij berekende waarde voldoende reëel. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank stelt de omvang van de schade vast op € 11.700,--. De rechtbank zal de vordering daarom in zijn geheel toewijzen te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 93 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.141734.24 ten laste gelegde feit 1 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05.100696.24 ten laste gelegde en het onder parketnummer 08.141734.24 feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
05.100696.24
het misdrijf: diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4o van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid;
08.141734.24
feit 2
het misdrijf: diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4o en 5o van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheden;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 05.100696.24 en het onder parketnummer 08.141734.24 feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij: [slachtoffer 1] van een bedrag van € 11.700,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 11.700--, (zegge: elfduizend zevenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 93 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Weeda, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. J. Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van parketnummer 05.100696.24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023071808. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 15 februari 2023, pagina 10 e.v.;
"Ik doe aangifte van diefstal van mijn sieraden. De weggenomen sieraden zijn geheel
mijn eigendom. Ik heb niemand toestemming gegeven tot het wegnemen van mijn sieraden.
Op woensdag 15 februari 2023, omstreeks 13:00 uur, was ik in mijn woning aan de
[adres 2] . Mijn woning bevindt zich in een flatgebouw. Ik hoorde dat de bel ging. Ik hoorde dat er een man vertelde dat hij bij mijn woning
moest zijn. Ik hoorde dat hij zei dat hij van het bedrijf [bedrijf] was en zei dat er
zand in de leiding zou zitten. Dit zou gevaarlijk zijn voor mijn gezondheid. Ik
opende de gezamenlijke voordeur van het flatgebouw. Er belde een man aan bij mijn
woning en ik opende de deur.
Ik kan de man als volgt omschrijven:
(…)
- petje op;
- oranje hesje zonder mouwen;
- zwart jack onder het hesje.
Ik liet de man binnen in mijn woning. Ik hoorde dat de man zei dat hij naar de
badkamer moest en dat de waterleidingen goed moesten doorlopen. De kraan zou zeven minuten door moeten lopen. Ik liep voor de man uit naar de badkamer en wij stonden samen in de badkamer. Ik zag dat de man de deur van de badkamer sloot. Ik opende beide kranen van de wastafel en moest deze op het hardst zetten. De man zei dat hij dit niet zelf mocht doen. De man hield mij constant aan de praat in de badkamer.
Nadat het water zeven minuten had gestroomd vertelde de man dat hij vijftig eurocent zou moeten ontvangen en dat ik mijn bankpas op zijn telefoon zou moeten leggen. Ik zag dat de man een app had van "ABN AMRO". Ik heb geweigerd mijn bankpas op zijn telefoon te leggen, maar heb hem vijftig eurocent contant gegeven. Ik liep met de man vervolgens weer de woning uit en sloot mijn voordeur. Ik ben de gehele tijd bij de man geweest terwijl hij in mijn woning was.
Nadat ik mijn voordeur sloot liep ik naar de slaapkamer. Ik zag dat mijn slaapkamer
overhoop lag. Ik zag dat mijn sieradendoosjes op de kop lagen en dat mijn sieraden
weggenomen waren. De volgende sieraden zijn weggenomen:
- ketting van het merk Laponia, geel- met witgoud en platina;
- één armband van het merk Laponia;
- één gouden armband met schakels;
- één gouden slavenarmband;
- drie ringen van het merk Laponia, waarvan één met een briljant;
- één gouden ring met de inscriptie " [naam] " en tekens aan de buitenkant;
- één trouwring met een briljantje;
- één gouden ring met drie briljantjes.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 15 juli 2023, pagina 70 e.v.;
Op woensdag 15 februari 2023, tussen 13:00 en 14:10 uur, vond er een diefstal plaats door middel van een babbeltruc aan de [adres 2] .
Van dit incident zijn camerabeelden beschikbaar gesteld door de getuige.
Ik zie dat de camera zicht heeft op een gedeelte van het balkon, ik zie dat het balkon zich op de [nummer 1] verdieping bevindt. Ik zie voor het balkon op de begane grond een plantsoen, met daaraan sluitend een voetpad en daarnaast fileparkeerplaatsen. Daarnaast loopt de doorgaande weg. Links van het balkon bevindt zich de centrale toegangsdeur, deze is te bereiken via het voetpad.
Na 06.57 minuten zie ik dat er twee mannen in beeld komen lopen. Ik kan de mannen als volgt omschrijven:
persoon 1:
-geslacht: man
-postuur: normaal tot gezet
-huidskleur: licht getint
-leeftijd: ongeveer tussen de 35 en 45 jaar oud
-gelaat: donkere baard
-kledij: 'flat cap' (pet), blauwe jas, grijze spijkerbroek, donkere sneakers.
persoon 2:
-geslacht: man
-postuur: normaal
-huidskleur: licht getint
-leeftijd: tussen de 30 en 40 jaar oud
-kledij: blauwe pet, groene jas, donkere broek, donkere sneakers.
Ik zie dat de personen naast elkaar lopen. Ik zie dat persoon 2 een soort boekje in zijn hand houdt. Vervolgens zie ik dat de mannen via het voetpad naar de centrale toegangsdeur lopen.
Na 25.19 minuten, komen de twee zelfde mannen naar buiten lopen en kijken richting de
camera.
Ik zie dat persoon 2 een wit embleem op zijn pet heeft en zijn zakken van zijn vest gevuld zijn, dit zie ik aan de vorm van het vest. Ik zie dat persoon 1 een soort van grote buideltas op zijn buik draagt en deze ook gevuld is. Vervolgens lopen beiden personen rechts uit beeld.
Deurbel
Ik zie dat dit een voordeur camerabel betreft. De camera heeft zicht op het gangpad die langs de voordeuren op de [nummer 1] verdieping van de flat loopt. Tevens zie ik in beeld een parkeerplaats die tussen de flats ligt.
Ik zie dat na 06.45 minuten dezelfde twee personen onderin beeld komen en onder het gangpad van de [nummer 1] verdieping uit beeld gaan. Na 24.11 minuten komen echter weer dezelfde personen vanuit de flat aanlopen. Ik zie dat persoon 2 een oranje veiligheidshesje af doet.
Het proces-verbaal van herkenning van een persoon van verbalisant [verbalisant 2] van 8 juli 2023, pagina 84 e.v.;
“Herkenning
De persoon rechts in beeld met een blauwe pet, grijze trainingspak en groene jas op foto 1 herken ik als:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1994
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geslacht: Man
Nationaliteit: Nederlandse
Adres: [adres 1]
Postcode plaats: [adres 1]
BRP-nummer: [BRP-nummer]
Grondslag herkenning
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als hoofdagent in de noodhulp.
Ik heb [verdachte] meerdere malen staande gehouden en aangehouden. Ik herken hem dus goed. De laatste keer dat ik hem zag was op dinsdag 23 mei 2023 om 13:24 uur. Het contact duurde toen ongeveer 30 minuten. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herken [verdachte] aan zijn postuur, huidskleur, gezichtsbeharing. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: Ik herken het trainingspak welke [verdachte] draagt. Ik herken [verdachte] aan zijn gezicht, lach, mond en ogen. Ik herkende hem na nadere bestudering van de foto. Over zijn (mogelijke) identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
Ik droeg geen voorkennis van de zaak waarin herkenning van de persoon werd gevraagd.”
Het proces-verbaal van herkenning van een persoon van verbalisant [verbalisant 1] van 6 juli 2023, pagina 88 e.v.;
“Herkenning
De persoon met groene jas met capuchon, blauwe baseballpet, grijze broek, zwarte
schoenen op still 2 herken ik als:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1994
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geslacht: Man
Nationaliteit: Nederlandse
Adres: [adres 1]
Postcode plaats: [adres 1]
BRP-nummer: [BRP-nummer]
Grondslag herkenning
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als hoofdagent in het basisteam Noordoost Twente. Ik heb [verdachte] meerdere keren gesproken bij meldingen. Tevens kwam ik [verdachte] meerdere keren tegen tijdens de surveillance in de wijk. De laatste keer dat ik hem zag was op woensdag 1 maart 2023 om 16:00 uur. Het contact duurde toen ongeveer enkele minuten. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken.
Ik herkende de verdachte in zijn geheel aan zijn postuur en vormen van zijn gezicht.
Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
Ik herkende de verdachte aan de volgende kenmerken:
- huidskleur;
- vorm van gezicht;
- stand van ogen;
- vorm van neus;
- scherpe kaaklijn.
Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de still zag. Over zijn (mogelijke) identiteit
was mij door anderen geen informatie verstrekt.
Ik droeg geen voorkennis van de zaak waarin herkenning van de persoon werd gevraagd.”
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 19 mei 2023, pagina 92 e.v.;
“Ik vroeg getuige [getuige] hoe het precies in zijn werk was gegaan met het tonen van camerabeelden aan zijn bovenbuurvrouw van nummer [nummer 2] , aangeefster [slachtoffer 2] . [getuige] vertelde dat hij aangeefster bij toeval tegenkwam in de flat. Dat [slachtoffer 2] hem vertelde dat zij op maandag 15 februari 2023 was bestolen van haar sieraden. Dat er iemand bij haar was binnengedrongen onder valse voorwendselen. Dat deze man had verteld dat hij de leidingen kwam controleren. [getuige] sloeg hierop aan, omdat hij op die dag twee mannen bij de entree van de flat had horen praten over waterleidingen. [getuige] had camerabeelden van de voor en achterzijde van de flat. [getuige] heeft de camerabeelden teruggekeken van beide camera's en de beelden van beide door hem waargenomen mannen veiliggesteld. [getuige] maakte een screenshot van het vertrek van beide mannen, waarop beiden duidelijk zichtbaar waren, ook in hun gezicht. Dit screenshot heeft [getuige] aan aangeefster [slachtoffer 2] laten zien. [getuige] verklaarde dat hierop [slachtoffer 2] onmiddellijk verklaarde dat de persoon, die voorop liep de persoon was die bij haar binnen was geweest, de man met de baseballcap, met daarop een lichtkleurig embleem.
Ten aanzien van parketnummer 08.14134.24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024058807. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 5 juli 2023, pagina 135 e.v.;
het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 november 2024 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.