ECLI:NL:RBOVE:2024:6387
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsanering wegens schending van de inlichtingenplicht en bestuurdersaansprakelijkheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 4 november 2024 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De schuldenaar, die ook bestuurder is van meerdere B.V.'s, heeft kort na de toepassing van de Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen) niet voldaan aan zijn inlichtingenplicht. Dit werd duidelijk toen bleek dat hij (mede-)bestuurder was van failliete B.V.'s en dat hij zich onder behandeling moest stellen voor een alcoholverslaving na een veroordeling voor diefstal. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar reeds voor de toepassing van de Wsnp niet aan de inlichtingenplicht had voldaan en deze schending heeft voortgezet tijdens de schuldsanering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar op 24 juni 2024 in de schuldsanering is opgenomen, maar dat hij op 30 augustus 2024 door de waarnemend rechter-commissaris is opgeroepen voor een zitting over de tussentijdse beëindiging. Tijdens deze zitting op 21 oktober 2024 heeft de schuldenaar verklaard dat hij niet in staat was om een advocaat te vinden, maar de rechtbank oordeelde dat hij voldoende tijd had gehad om juridische bijstand te regelen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de schuldenaar geen medische verklaring heeft overlegd om zijn afwezigheid te rechtvaardigen.
De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar de inlichtingenplicht heeft geschonden door zijn betrokkenheid bij verschillende B.V.'s en zijn veroordeling voor verduistering niet te melden. De rechtbank oordeelde dat als deze informatie bekend was geweest tijdens de behandeling van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, deze niet zou zijn toegewezen. De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub c en f van de Faillissementswet, en heeft de vergoeding van de bewindvoerder vastgesteld op € 4.748,38, met een salaris van nul euro.