ECLI:NL:RBOVE:2024:6387

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
C 08/24/101 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsanering wegens schending van de inlichtingenplicht en bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 4 november 2024 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De schuldenaar, die ook bestuurder is van meerdere B.V.'s, heeft kort na de toepassing van de Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen) niet voldaan aan zijn inlichtingenplicht. Dit werd duidelijk toen bleek dat hij (mede-)bestuurder was van failliete B.V.'s en dat hij zich onder behandeling moest stellen voor een alcoholverslaving na een veroordeling voor diefstal. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar reeds voor de toepassing van de Wsnp niet aan de inlichtingenplicht had voldaan en deze schending heeft voortgezet tijdens de schuldsanering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar op 24 juni 2024 in de schuldsanering is opgenomen, maar dat hij op 30 augustus 2024 door de waarnemend rechter-commissaris is opgeroepen voor een zitting over de tussentijdse beëindiging. Tijdens deze zitting op 21 oktober 2024 heeft de schuldenaar verklaard dat hij niet in staat was om een advocaat te vinden, maar de rechtbank oordeelde dat hij voldoende tijd had gehad om juridische bijstand te regelen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de schuldenaar geen medische verklaring heeft overlegd om zijn afwezigheid te rechtvaardigen.

De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar de inlichtingenplicht heeft geschonden door zijn betrokkenheid bij verschillende B.V.'s en zijn veroordeling voor verduistering niet te melden. De rechtbank oordeelde dat als deze informatie bekend was geweest tijdens de behandeling van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, deze niet zou zijn toegewezen. De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub c en f van de Faillissementswet, en heeft de vergoeding van de bewindvoerder vastgesteld op € 4.748,38, met een salaris van nul euro.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Zwolle
insolventienummer: C 08/24/101 R
uitspraakdatum: 4 november 2024

tussentijdse beëindiging schuldsanering

Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer van voor burgerlijke zaken, in de wettelijke schuldsaneringsregeling van:

[schuldenaar] ,

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
verder [schuldenaar] te noemen.
In deze zaak is de heer [bewindvoerder] , kantoorhoudende te [vestigingsplaats] , tot bewindvoerder benoemd.

Het procesverloop

Op 24 juni 2024 is de schuldsaneringsregeling op [schuldenaar] van toepassing verklaard.
Op 21 augustus 2024 is [schuldenaar] gehoord door de waarnemend rechter-commissaris.
De waarnemend rechter-commissaris heeft op 30 augustus 2024 een voordracht tot tussentijdse beëindiging gedaan. De voordracht is behandeld ter zitting van 21 oktober 2024.
Ter zitting zijn [schuldenaar] en de bewindvoerder, verschenen. Van de behandeling zijn aantekeningen gemaakt.
Heden zal uitspraak worden gedaan op de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling.

De beoordeling

De feiten
[schuldenaar] is bij (aangetekende) brief van 30 augustus 2024 opgeroepen voor de behandeling ter zitting van 21 oktober 2024 van de voordracht tot tussentijdse beëindiging. [schuldenaar] heeft de aangetekende oproepbrief op 7 september 2024 voor ontvangst getekend.
Bij email van 18 oktober 2024 heeft [schuldenaar] verzocht de behandeling ter zitting van 21 oktober 2024 te verplaatsen omdat:
[schuldenaar] sinds 16 oktober 2024 ziek is en hij verwacht dat hij in het weekend niet zal opknappen;
[schuldenaar] al een aantal weken bezig is te proberen een advocaat te vinden die hem ter zitting van 21 oktober 2024 kan bijstaan, maar dat de meeste gesprekken met advocaten ermee eindigen dat ze geen Wsnp-zaken meer behandelen of dat ze geen tijd hebben.
Bij email van eveneens 18 oktober 2024 heeft de rechtbank aan [schuldenaar] bericht dat de behandeling ter zitting niet zal worden verplaatst omdat hij geen advocaat heeft kunnen vinden die hem kan bijstaan, omdat [schuldenaar] sinds de oproep van 30 augustus 2024 voldoende tijd heeft gehad om een advocaat te vinden.
Ten aanzien van de door [schuldenaar] gestelde ziekte heeft de rechtbank [schuldenaar] bericht dat hij om de behandeling ter zitting te kunnen verplaatsen een verklaring van een (huis)arts moet aanleveren waaruit blijkt dat hij ziek is. [schuldenaar] heeft geen verklaring aangeleverd.
Vervolgens heeft zich op zaterdag 19 oktober om 12:01 uur advocaat mr. C.C.W. Plaat voor [schuldenaar] gesteld met het verzoek de behandeling ter zitting op 21 oktober 2024 te verplaatsen, omdat mr. Plaat op die datum verhinderd is. De rechtbank heeft op 20 oktober 2024 per email aan mr. Plaat bericht dat, in verband met het feit dat hij zich in een veel te laat stadium heeft gesteld, de behandeling ter zitting niet zal worden verplaatst.
De voordracht tot tussentijdse beëindiging van 30 augustus 2024 wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Ten tijde van de toepassing van de schuldsaneringsregeling was bekend dat [schuldenaar] van 1 juli 2017 tot en met 31 december 2022 een eenmanszaak genaamd [eenmanszaak 1] heeft geëxploiteerd. De eenmanszaak handelde ook onder de namen: [eenmanszaak 1] en [eenmanszaak 1] .
De waarnemend rechter-commissaris heeft onder andere het volgende aangevoerd in de voordracht:
- na toepassing van de schuldsaneringsregeling is bekend geworden dat [schuldenaar] enig aandeelhouder en bestuurder is van [bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 1] B.V. is enig aandeelhouder en bestuurder van [eenmanszaak 1] B.V.
[eenmanszaak 1] B.V. is op 9 januari 2024 door de rechtbank Overijssel failliet verklaard. Mr. G. Hendriks is benoemd als curator.
[bedrijf 1] B.V. is samen met [bedrijf 2] B.V. bestuurder van [bedrijf 3] B.V. [bedrijf 3] B.V. is op 22 augustus 2023 door de rechtbank Overijssel failliet verklaard. Mr. G. Hendriks is benoemd als curator.
Enig aandeelhouder van [bedrijf 3] B.V. is MT Verhuurbedrijf B.V. Bestuurders van MT Verhuurbedrijf B.V. zijn [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V.
Voorts is [bedrijf 1] B.V. enig aandeelhouder en bestuurder van Machinex B.V. en van Flevo-Invest B.V.
Machinex B.V. heeft als handelsnaam onder andere [eenmanszaak 3] .
- Op naam van mevrouw [naam] (partner van [schuldenaar] ) is sinds
1 januari 2024 een eenmanszaak geregistreerd met de handelsnamen: [eenmanszaak 2] , [eenmanszaak 3] en [eenmanszaak 4] .
Tijdens het verhoor op 21 augustus 2024 heeft [schuldenaar] verklaard dat hij de handelsnaam [eenmanszaak 2] graag wil behouden en daarom een eenmanszaak met die handelsnaam op naam van zijn partner heeft laten registreren.
Mr. Hendriks heeft in het faillissement van [eenmanszaak 1] B.V. een vermoeden van fraude in de zin van dat door [schuldenaar] valse facturen zijn verzonden en dat hij de opbrengsten heeft omgezet in edelmetalen of crypto’s. Mr. Hendriks heeft in het faillissement van [bedrijf 3] B.V. geconcludeerd dat er niet of nauwelijks administratie is bijgehouden en nooit belastingaangifte is gedaan.
Tijdens het verhoor op 21 augustus 2024 heeft [schuldenaar] verklaard dat hij ten tijde van de behandeling van zijn verzoek tot toepassing van de schuldsanering de informatie over het bestaan van B.V.’s niet bewust heeft achtergehouden. [schuldenaar] heeft verklaard dat de focus bij het samenstellen van het verzoekschrift de focus heeft gelegen op zijn privésituatie.
Volgens [schuldenaar] had hij ten tijde van de toepassing van de schuldsaneringsregeling nog een bouwonderneming waarmee hij opdrachten had aangenomen die moesten worden afgemaakt. De bewindvoerder heeft geconstateerd dat Machinex B.V. onder de naam [eenmanszaak 3] opdrachten heeft aangenomen cq nog aanneemt. Er is sprake van een geldstroom van Machinex B.V. naar de privébankrekening van [schuldenaar] . In de periode januari 2024 tot en met juli 2024 is er in totaal ruim € 22.000,-- overgeboekt van Machinex B.V. naar de privérekening van [schuldenaar] .
Naar aanleiding van het aanvangsverslag van de bewindvoerder is een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van [schuldenaar] opgevraagd. [schuldenaar] is op 4 april 2024 veroordeeld voor eenvoudige diefstal, gepleegd van 19 april 2023 tot en met 18 september 2023 tot 80 uur werkstraf maar ook tot de verplichting om zich binnen een proeftijd van een jaar onder behandeling te laten stellen van een deskundige of zorginstelling. Tijdens het verhoor op
21 augustus 2024 heeft [schuldenaar] verklaard dat hij tussen zijn 18e en zijn 22e levensjaar (of in ieder geval het jaar waarin zijn zoon is geboren) geen controle heeft gehad over zijn drankgebruik. De zoon van [schuldenaar] is volgens het verzoekschrift geboren op [geboortedatum 2] . Op 26 augustus 2024 start de behandeling bij Tactus. Volgens [schuldenaar] is zijn alcoholprobleem geëindigd door de geboorte van zijn zoon en is de behandeling van Tactus erop gericht om hem van de drank af te houden. [schuldenaar] heeft verklaard van de veroordeling geen melding te hebben gemaakt voorafgaande en tijdens de behandeling van zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 1 augustus 2024 heeft de bewindvoerder aan de rechter-commissaris gemeld dat het in de weken na de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet is gelukt om contact met [schuldenaar] te krijgen, omdat [schuldenaar] telefoontjes en emails niet heeft beantwoord. Na dreiging met een verhoor is het uiteindelijk gelukt in contact te komen met [schuldenaar] en kon op 26 juli 2024 het huisbezoek plaatsvinden.
Op het adres van Flevo-Invest B.V. aan de [adres 2] is, naar de bewindvoerder is gebleken, activa (stoelen, tafels, lampen en een soort van tuk-tuk) aanwezig die op Marktplaats onder de naam [eenmanszaak 3] wordt aangeboden. De bewindvoerder schat de waarde op enkele duizenden euro’s.
De waarnemend rechter-commissaris is van oordeel dat de schuldsaneringsregeling onder andere tussentijds moet worden beëindigd op grond van het niet voldoen aan de informatieplicht. Voorts is de waarnemend rechter-commissaris van oordeel dat als de rechtbank ten tijde van de beoordeling van het schuldsaneringsverzoek bekend was geweest met alle hiervoor genoemde feiten, de schuldsaneringsregeling niet op [schuldenaar] van toepassing zou zijn verklaard. De rechter-commissaris wijst daarbij ook op het feit dat het niet onaannemelijk is dat in beide failliete B.V.’s sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid, waaruit voor [schuldenaar] schulden kunnen voortvloeien, die per definitie te kwader trouw zijn ontstaan.
De behandeling ter zitting van 21 oktober 2024
Ter zitting van 21 oktober 2024 heeft [schuldenaar] verklaard dat hij niet fit is, maar dat hij, voordat hij naar de huisarts gaat, wel behoorlijk wat moet mankeren, hetgeen niet het geval was.
Ten aanzien van de bijstand door een advocaat heeft [schuldenaar] verklaard dat hij contact heeft gehad met diverse advocaten, maar dat die hem niet konden bijstaan. Volgens [schuldenaar] heeft hij slechts sinds enkele dagen contact met mr. Plaat.
[schuldenaar] heeft verklaard dat hij instructies van mr. Plaat heeft gekregen om niet (inhoudelijk) te verklaren. Volgens [schuldenaar] staan er diverse zaken in de voordracht die niet kloppen, zoals dat hij is veroordeeld voor diefstal. Volgens [schuldenaar] was er sprake van verduistering. [schuldenaar] heeft verklaard niet te weten of hij ten tijde van de toepassing van de schuldsaneringsregeling al op de hoogte was van de veroordeling.
De overwegingen van de rechtbank:
Voordat de rechtbank overgaat tot de (inhoudelijke) beoordeling van de voordracht tot tussentijdse beëindiging, overweegt de rechtbank het volgende. Ten aanzien van het verzoek van [schuldenaar] van 18 oktober 2024 om de behandeling ter zitting op 21 oktober 2024 te verplaatsen omdat hij geen advocaat had kunnen vinden om hem ter zitting bij te staan, overweegt de rechtbank dat [schuldenaar] vanaf de ontvangst van de voordracht zes weken de gelegenheid heeft gehad een advocaat in te schakelen. De rechtbank is van oordeel dat dit een ruim voldoende termijn is om in dit soort zaken (tijdig) juridische bijstand van een advocaat te verwerven. Bovendien waren er, als die advocaat zich tijdig had gemeld met een verzoek om de behandeling te verplaatsen, nog wel mogelijkheden geweest aan om dit verzoek tegemoet te komen. De rechtbank is echter van oordeel dat een verzoek op de zaterdag voor de behandeling op de maandag erna, niet als tijdig ingediend, kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van het beroep van [schuldenaar] op ziekte, concludeert de rechtbank dat hij deze ziekte niet door een verklaring van de huisarts aannemelijk heeft gemaakt. Voorts maakt de rechtbank uit de verklaring van [schuldenaar] ter zitting dat hij niet naar de huisarts is geweest, omdat er dan wel behoorlijk wat aan de hand moet zijn, op dat de ziekte kennelijk niet dermate ernstig was dat [schuldenaar] niet ter zitting kon verschijnen. Dit is ook gebleken nu [schuldenaar] wel ter zitting is verschenen. De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat zij op 21 oktober 2024 tot de inhoudelijke behandeling van de voordracht tot tussentijdse beëindiging mocht overgaan en dat het feit dat [schuldenaar] niet inhoudelijk wenste te verklaren voor zijn rekening en risico moet blijven.
Wat betreft de beoordeling van de voordracht tot tussentijdse beëindiging overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank concludeert dat [schuldenaar] voorafgaande aan de toepassing van de schuldsaneringsregeling de inlichtingenplicht reeds heeft geschonden door geen opgave te doen van zijn betrokkenheid als bestuurder en aandeelhouder van verschillende, waaronder twee failliete, B.V.’s en de veroordeling voor verduistering tot onder andere de verplichte behandeling van zijn alcoholverslaving. De verklaring van [schuldenaar] dat ten tijde van het opstellen van het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling de nadruk op zijn privésituatie heeft gelegen en hij daarom geen melding heeft gemaakt van het ‘spinnenweb’ aan B.V.’s waarbij als bestuurder en/of aandeelhouder is betrokken, acht de rechtbank onaannemelijk. Bovendien doet de verklaring ook niet af aan de verwijtbaarheid van de schending van de inlichtingenplicht, nu [schuldenaar] had moeten weten dat deze informatie van belang was voor de behandeling van zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Bovendien heeft de curator het vermoeden dat er fraude is gepleegd in de failliete vennootschappen waar [schuldenaar] bij betrokken is geweest. Ook de verklaring over het wel of niet op de hoogte zijn van de veroordeling voor de verduistering acht de rechtbank onaannemelijk, nu de veroordeling heeft plaatsgevonden op 4 april 2024 en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op 10 juni 2024 ter zitting is behandeld. De veroordeling, waaronder de veroordeling tot behandeling van zijn alcoholprobleem, moet naar het oordeel van de rechtbank ruim voor 10 juni 2024 aan [schuldenaar] bekend zijn geweest.
Indien de rechtbank op de hoogte was geweest van het feit dat [schuldenaar] nog moest starten met de behandeling van zijn alcoholprobleem, had dit hoogstwaarschijnlijk in de weg gestaan aan de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Dat geldt naar het oordeel van de rechtbank voor al voorstaande feiten en omstandigheden. Als deze tijdens de behandeling van het verzoek tot toepassing tot toepassing van de schuldsaneringsregeling aan de rechtbank bekend waren geweest, zou de schuldsaneringsregeling niet op [schuldenaar] van toepassing zijn verklaard.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ook de verklaring van [schuldenaar] over zijn alcoholprobleem onaannemelijk is, nu [schuldenaar] is veroordeeld tot de behandeling naar aanleiding van verduistering in de periode van april 2023 tot en met september 2023, terwijl [schuldenaar] heeft verklaard dat zijn problematische alcoholgebruik in juli 2022 door de geboorte van zijn zoon is geëindigd. De rechtbank ziet niet in waarom [schuldenaar] als zijn alcoholprobleem midden 2022 is opgelost, nog wordt veroordeeld tot behandeling van dat alcoholprobleem in verband met een in 2023 gepleegd feit.
De rechtbank concludeert dat [schuldenaar] de schending van de inlichtingenplicht ook na de toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft voortgezet door gedurende een maand na de toepassing onbereikbaar te zijn voor de bewindvoerder.
Voorts is er nog sprake van ondernemersactiviteiten maar is onduidelijk in welke B.V.(’s) en of eenmanszaak deze activiteiten plaatsvinden, onder andere doordat de (handels)naam [eenmanszaak 3] door verschillende ondernemingen wordt gebruikt. Ook is niet-inzichtelijk of en zo ja welke geldstromen er tussen de verschillende ondernemingen bestaan. [schuldenaar] wil of kan dit inzicht kennelijk niet verstrekken. Ook voor deze feiten en omstandigheden geldt dat als de rechtbank er bij de beoordeling van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling van op de hoogte was geweest, de schuldsaneringsregeling niet op [schuldenaar] van toepassing zou zijn verklaard. De rechtbank concludeert dat de situatie waarin [schuldenaar] verkeert, totaal ongeschikt is voor een schuldsaneringsregeling, hetgeen onder andere tot uiting komt doordat er voor de bewindvoerder sprake is van een onwerkbare situatie.
De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat de schuldsaneringsregeling
tussentijds moet worden beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub c en f Faillissementswet, waartoe de rechtbank zal overgaan.
Gebleken is dat er geen baten zijn om de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Om die reden is artikel 350 vijfde lid Faillissementswet niet van toepassing en zal deze schuldsaneringsregeling eindigen op de dag dat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder berekenen en het salaris van de bewindvoerder vaststellen als hiernavolgend te bepalen.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- berekent het bedrag van de vergoeding van de bewindvoerder op € 4.748,38 (inclusief onkosten en omzetbelasting);
- stelt het salaris (inclusief onkosten en omzetbelasting) vast op nul euro.
Gewezen door mr. A.H. Margadant, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2024, in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak moet kennisnemen. (Art. 351 jo 361 Fw)