ECLI:NL:RBOVE:2024:6386

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
C 08/23/154 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsanering met faillissement wegens verduistering en leugenachtige verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 september 2024 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van de schuldenaar, die in de wettelijke schuldsaneringsregeling was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar stelselmatig leugenachtige verklaringen had afgelegd, zowel voorafgaand aan als tijdens de schuldsanering. De schuldenaar had een aanzienlijk deel van zijn totale schuldenlast niet gemeld en had in strijd met de waarheid verklaard over aangiften en de registratie van auto’s op naam van een derde partij, mevrouw [naam 3]. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar zijn inlichtingenplicht ernstig had geschonden, wat leidde tot de conclusie dat de schuldsanering niet langer kon voortduren.

De rechtbank stelde vast dat de schuldenaar ook roerende zaken aan een pandrecht had onttrokken door deze te verkopen zonder de opbrengst te gebruiken voor aflossing van de schuld aan BridgeFund B.V. Dit gedrag werd als strafwaardig beschouwd en zou, indien bekend geweest tijdens de behandeling van het verzoek tot schuldsanering, hebben geleid tot een afwijzing van dat verzoek. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar zijn schuldeisers had benadeeld door geen juridische stappen te ondernemen tegen mevrouw [naam 3] en door zijn ontslag op staande voet door zijn vader niet aan te vechten. De rechtbank concludeerde dat de schuldsanering moest worden beëindigd op grond van meerdere wettelijke gronden, waaronder schending van de inlichtingenplicht en benadeling van schuldeisers. De schuldenaar werd in staat van faillissement verklaard zodra de uitspraak in kracht van gewijsde ging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
insolventienummer: C 08/23/154 R
uitspraakdatum: 30 september 2024

tussentijdse beëindiging schuldsanering met faillissement

Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer van voor burgerlijke zaken, in de wettelijke schuldsaneringsregeling van:

[schuldenaar] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
verder [schuldenaar] te noemen.
In deze zaak is thans de heer [bewindvoerder] , kantoorhoudende te [vestigingsplaats 1] , tot bewindvoerder benoemd.

Het procesverloop

Op 27 november 2023 is de schuldsaneringsregeling op [schuldenaar] van toepassing verklaard.
[schuldenaar] is op 5 februari 2024 gehoord door de rechter-commissaris.
Op 24 april 2024 heeft de rechter-commissaris een voordracht tot tussentijdse beëindiging gedaan. De voordracht is behandeld ter zitting van 3 juni 2024. Naar aanleiding van die zitting is op 17 juni 2024 een tussenvonnis gewezen. De beslissing op de voordracht is aangehouden tot 30 september 2024. Ter zitting van 16 september 2024 heeft de voortgezette behandeling van de voordracht tot tussentijdse beëindiging plaatsgevonden. [schuldenaar] en de bewindvoerder zijn ter zitting verschenen. Van de behandeling zijn aantekeningen gemaakt.
Op 12 juli 2024 is mevrouw [naam 2] ontslagen als bewindvoerder en is de heer [bewindvoerder] benoemd als bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling van [schuldenaar] .
Heden zal de rechtbank eindvonnis wijzen op de voordracht tot tussentijdse beëindiging.

De beoordeling

De feiten
De voordracht tot tussentijdse beëindiging van 24 april 2024 en het tussenvonnis van 17 juni 2024 worden als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Van de onderwerpen die zijn besproken in het tussenvonnis zijn thans nog de volgende onderwerpen aan de orde:
  • de procedure bij het Kifid;
  • de procedure aangespannen door [naam 1] inzake een bedrijfsongeval;
  • de verkoop van aan BridgeFund B.V. verpande roerende zaken in het kader van een op 17 mei 2023 door BridgeFund B.V. aan [schuldenaar] verstrekte lening van € 49.120,--. [schuldenaar] heeft de verpande zaken voor een bedrag van € 700,-- verkocht aan zijn vader en heeft het bedrag van € 700,-- niet besteed aan aflossing van de schuld aan BridgeFund B.V.
Aangezien er nog veel onbekend was en er telkens nieuwe kwesties ‘oppoppen’, waarover de rechtbank nader geïnformeerd wil worden, is de uitspraak op de voordracht in het tussenvonnis aangehouden tot 30 september 2024. Die onbekendheid ziet onder andere op de uitkomsten van de procedures en de gevolgen hiervan voor de omvang van de schuldenlast en voor de schuldsaneringsregeling in zijn algemeenheid. De totale schuldenlast was ten tijde van het wijzen van het tussenvonnis al aanzienlijk hoger dan waarvan opgave is gedaan in het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Na het wijzen van het tussenvonnis van 17 juni 2024 zijn de volgende nieuwe feiten bekend geworden:
  • [schuldenaar] was in dienst bij de eenmanszaak van zijn vader. Op 8 juli 2024 is [schuldenaar] op staande voet ontslagen door zijn vader. Mr. N.T.C. Vuik die [schuldenaar] heeft bijgestaan ter zitting van 3 juni 2024, heeft een vaststellingsovereenkomst opgesteld, die echter nadelig was voor [schuldenaar] . Na doorvragen door bewindvoerder [bewindvoerder] is gebleken dat mr. Vuik de advocaat is van de vader van [schuldenaar] . [schuldenaar] is dringend geadviseerd zelf een advocaat in te schakelen. Begin augustus 2024 heeft mr. [naam 5] en [bedrijf 3] te [vestigingsplaats 3] contact opgenomen met de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft mr. [naam 5] voorzien van de door hem gevraagde informatie. Sindsdien is er aangaande deze kwestie niet meer van mr. [naam 5] en niet meer van [schuldenaar] vernomen;
  • [schuldenaar] is met ingang van 15 juli 2024 in dienst getreden van [bedrijf 2] B.V. te [vestigingsplaats 2] ;
  • [schuldenaar] heeft met zijn ex-partner, mevrouw [naam 3] ( [naam 3] ), de woning die [schuldenaar] nog steeds bewoont, in eigendom. Er is een achterstand ontstaan in betaling van de hypotheeklasten van € 2.124,86;
  • naar aanleiding van een terugvordering van zorgtoeslag over 2024 heeft bewindvoerder [bewindvoerder] aan [schuldenaar] gevraagd wie de zorgtoeslag heeft aangevraagd. [schuldenaar] heeft geantwoord dat bewindvoerder [naam 2] dat met zijn digi-d heeft gedaan. Bewindvoerder [naam 2] heeft dit ten stelligste ontkend.
Wat betreft de onderwerpen uit het tussenvonnis is het volgende bekend geworden:
de Rabobank heeft verweer gevoerd in de Kifidprocedure. Volgens de Rabobank is het volgende aan de orde.
Het leasecontract van de Opel Vivaro (met kenteken [kenteken 1] ) is op
1 november 2023 volledig afgelost. Ten behoeve van de aanschaf van de Opel is op 19 juli 2019 een leasecontract afgesloten (met een looptijd van vier jaar) met Rabo Lease waarbij de Opel is verpand aan Rabo Lease. De Opel is echter volgens Rabo Lease zonder overleg en toestemming op 12 oktober 2021 reeds verkocht aan een autobedrijf. Op 27 juli 2023 heeft [schuldenaar] volgens de Rabobank telefonisch contact opgenomen met de Rabobank met de vraag of het leasecontract van de Opel kon worden overgenomen door de onderneming van zijn vader. Volgens de Rabobank is deze overname echter nooit geeffectueerd.
Op 20 mei 2021 heeft [schuldenaar] een leasecontract afgesloten met Rabo Lease betreffende een Mercedes Benz S 450 (met Duits kenteken [kenteken 2] ) voor een bedrag van
€ 77.925,71 met een looptijd van vier jaar. De Mercedes was verpand aan Rabo Lease. Volgens Rabo Lease is de Mercedes op of omstreeks 18 augustus 2022 verkocht, aangezien [schuldenaar] op die datum eigenaar is geworden van een Mercedes Benz E-Klasse Estate 300 e AMG Line met kenteken [kenteken 3] . Rabo Lease is niet op de hoogte gesteld van en heeft geen toestemming verleend voor verkoop van de Mercedes Benz S 450.
Op 25 juli 2022 heeft [schuldenaar] een leasecontract afgesloten met Rabo Lease voor de aanschaf van een Mercedes Vito (met kenteken [kenteken 4] ) voor een bedrag van € 83.336,26 met een looptijd van zeven jaar. De Mercedes Vito was verpand aan Rabo Lease. De Mercedes Vito is door [schuldenaar] op 31 januari 2023 verkocht. Rabo Lease is van de verkoop niet op de hoogte gesteld en heeft hiervoor geen toestemming verleend.
De Rabobank heeft de gegevens over verkoop van de auto’s uit ‘openbare bronnen’ verkregen, zijnde in dit geval www.finnik.nl.
In alle hiervoor genoemde gevallen was er ten tijde van de verkoop nog sprake van lopende, dus niet (volledig) afbetaalde leasecontracten op naam van [schuldenaar] .
Naar aanleiding van contacten van [schuldenaar] met de Rabobank ging de Rabobank ervan uit dat [schuldenaar] in een juridische procedure met [naam 3] was verwikkeld in verband met de door [schuldenaar] gestelde verduistering. Uit een email van mr. Vuik van 4 oktober 2023 is volgens de Rabobank echter gebleken dat er geen sprake was van een juridische procedure en/of een aangifte tegen [naam 3] .
De Rabobank heeft de leasecontracten op 13 oktober 2023 opgezegd en heeft op
22 december 2023 strafrechtelijk aangifte gedaan tegen [schuldenaar] wegens het onttrekken van onderpanden aan het pandrecht waardoor Rabo Lease wordt benadeeld voor in totaal
€ 106.353,39.
De Rabobank is van oordeel dat registratie van [schuldenaar] in de Registers en het opzeggen van de bancaire relatie met [schuldenaar] rechtmatig is geweest.
[schuldenaar] heeft tijdens de verschillende zittingen en het verhoor op 5 februari 2023 het volgende verklaard over de door hem gestelde verduistering van de auto’s door [naam 3] .
Tijdens de zitting op 13 november 2023, waarop het verzoek van [schuldenaar] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is behandeld, heeft [schuldenaar] verklaard dat [naam 3] , de kentekenbewijzen van de auto’s heeft gestolen en de auto’s stiekem op haar naam heeft gezet. De auto’s zijn vervolgens door [naam 3] verkocht. Volgens [schuldenaar] is er aangifte gedaan tegen [naam 3] en moet de rechtszitting, waarin hij zich als benadeelde partij heeft gevoegd, nog plaatsvinden. Volgens [schuldenaar] ‘moet dat geld nog zijn kant op komen’.
Tijdens het verhoor door de rechter-commissaris op 5 februari 2024 heeft [schuldenaar] verklaard dat zijn vader het leasecontract van de Mercedes Vito heeft overgenomen. Volgens [schuldenaar] was de leasemaatschappij akkoord met de overname door de vader van het leasecontract. [schuldenaar] heeft voorts verklaard dat zijn advocaat aangifte heeft gedaan tegen [naam 3] betreffende de verduistering van de twee auto’s en dat daarvan een proces-verbaal bestaat. Volgens [schuldenaar] is er in verband met de verduistering ook een kort geding gestart tegen [naam 3] maar is er nog geen datum van behandeling bekend.
Ter zitting van 3 juni 2024 heeft mr. Vuik verklaard dat [naam 3] twee auto’s (de Mercedes Vito en de Mercedes Benz S 450) heeft verkocht. De laatstgenoemde auto stond volgens mr. Vuik op naam van [naam 3] . Volgens mr. Vuik is de Mercedes Vito als eerste verkocht.
Wat betreft de verkoop van aan BridgeFund B.V. verpande zaken heeft de bewindvoerder vóór de zitting van 16 september 2024 schriftelijk bericht dat hij contact heeft gehad met BridgeFund B.V. maar dat BridgeFund B.V. niet weet welke stappen ze moet ondernemen tegen [schuldenaar] .
Volgens het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling bedraagt de totale schuldenlast € 231.918,39, waaronder de volgende schulden:
  • Belastingdienst ad € 83.040,96 en
  • Rabobank Centraal Twente ad € 101.851,05 (omschrijving ‘lease’).
De tot op heden bij de bewindvoerders ingediende schuldenlast bedraagt in totaal € 331.235. Tot de preferente schuldenlast behoren drie schulden van in totaal € 33.263,95 die het gevolg zijn van procedures die door [schuldenaar] zijn gevoerd met zijn ex-schoonvader, [naam 1] , en zijn ex-zwager, [naam 4] . Ten tijde van de behandeling van het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling van [schuldenaar] was bekend dat deze schulden nog zouden worden toegevoegd aan de schuldenlijst.
Als de vorderingen van [naam 1] en [naam 4] in mindering worden gebracht op de preferente schuldenlast, resteert er echter nog een preferente schuldenlast van € 102.737,50. Naast een preferente belastingschuld van € 78.266,-- blijkt er ook een preferente schuld aan het UWV van € 24.471,50 te zijn. De totale concurrente schuldenlast blijkt, inclusief een schuld aan BridgeFund van € 47.031,68, € 194.518,93 te bedragen, hetgeen ruim € 45.000,-- meer is dan in het verzoekschrift vermeld.
De verklaring ter zitting van 16 september 2024
Volgens [schuldenaar] heeft hij de auto’s nooit bewust op naam van [naam 3] gezet, maar woonden ze ten tijde van de overschrijving op haar naam van de eerste auto nog samen en kon [naam 3] in de kluis waarin de tenaamstellingscode was opgeborgen. Vervolgens heeft [schuldenaar] verklaard dat één auto nadat [naam 3] de auto’s had gestolen, met zijn medewerking op naam van [naam 3] is gezet in de hoop dat hij de auto’s zou terugkrijgen. Bij de verduistering van de tweede auto woonden [schuldenaar] en [naam 3] al niet meer samen. Volgens [schuldenaar] hoopte hij dat de relatie met [naam 3] nog hersteld zou worden. [schuldenaar] heeft ook verklaard dat [naam 3] hem onder druk heeft gezet door te dreigen dat hij zijn dochter, waarvan [naam 3] niet de moeder is, zou kwijtraken. Volgens [schuldenaar] heeft [naam 3] ook een melding bij Veilig Thuis gedaan.
[schuldenaar] heeft verklaard dat er geen aangifte bij de politie is gedaan van de verduistering van de auto’s door [naam 3] , maar dat er meldingen zijn gedaan. Er bestaat geen proces-verbaal van aangifte. Volgens [schuldenaar] is er ook geen civiele procedure tegen [naam 3] gestart om de auto’s terug te krijgen.
Ten aanzien van de achterstand in betaling van hypotheeklasten heeft [schuldenaar] verklaard dat die achterstand is ontstaan doordat zijn vader het loon over de laatste maand dat [schuldenaar] voor zijn vader heeft gewerkt, niet heeft betaald. Volgens [schuldenaar] wilde mr. [naam 5] hem uiteindelijk niet bijstaan omdat het om een conflict tussen vader en zoon gaat. [schuldenaar] heeft daarna geen andere advocaat aangezocht. Volgens [schuldenaar] is één maandtermijn van de achterstand in betaling van hypotheeklasten inmiddels betaald.
Wat betreft het aanvragen van zorgtoeslag heeft [schuldenaar] ter zitting verklaard dat hij bij de gemeente met een medewerker van Budgetalert achter een computer zat met zijn digi-d code om de zorgtoeslag aan te vragen en dat bewindvoerder [naam 2] telefonisch contact met hem had tijdens de aanvraag die hij met medewerking van een medewerker van Bugetalert heeft ingevoerd.
De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat hij de informatie over het verkopen van de verpande zaken aan de advocaat van BridgeFund B.V. heeft doorgespeeld en dat hij de advocaat heeft gewezen op de mogelijkheid om strafrechtelijk aangifte te doen.
Ten aanzien van de procedure die door [naam 1] tegen onder andere [schuldenaar] is aangespannen betreffende het bedrijfsongeval heeft de bewindvoerder verklaard dat [schuldenaar] in die procedure wordt bijgestaan door Das rechtsbijstand en dat de bewindvoerder nog niets van Das rechtsbijstand heeft vernomen.
De bewindvoerder heeft verklaard dat het nog steeds een heel roerig verlopende schuldsaneringsregeling is, hetgeen uitzonderlijk is gelet op het feit dat de schuldsaneringsregeling al een flinke periode van toepassing is.
De overwegingen van de rechtbank:
De rechtbank is van oordeel dat de schuldsaneringsregeling tussentijds moet worden beëindigd en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank concludeert dat [schuldenaar] voorafgaand aan maar ook na de toepassing van de schuldsaneringsregeling stelselmatig leugenachtige verklaringen heeft afgelegd.
Naast dat [schuldenaar] voorafgaand aan de toepassing van de schuldsaneringsregeling slechts melding heeft gemaakt van een beperkt deel van zijn totale schuldenlast, heeft [schuldenaar] in dat stadium reeds in strijd met de waarheid verklaard dat er aangifte was gedaan tegen [naam 3] en dat zij de auto’s buiten zijn medeweten om op haar naam heeft gezet.
Tijdens de schuldsaneringsregeling is [schuldenaar] vervolgens doorgegaan met leugenachtig verklaren. Voorbeelden hiervan zijn dat het leasecontract van de Opel Vivaro niet blijkt te zijn overgegaan naar zijn vader en dat er geen aangifte blijkt te zijn gedaan tegen [naam 3] van verduistering van de auto’s. Er bestaat dus ook geen proces-verbaal van die aangifte. Voorts is duidelijk geworden dat er geen civielrechtelijke procedure tegen [naam 3] is gestart. Tijdens die zitting heeft [schuldenaar] uiteindelijk ook bekend dat hij in ieder geval medewerking heeft verleend aan het op naam van [naam 3] registreren van één van de twee auto’s. Gelet op de verschillende verklaringen zou het daarbij gaan om de Mercedes Benz S450.
Tijdens de zitting van 16 september 2024 is ook gebleken dat [schuldenaar] over de aanvraag van zorgtoeslag door bewindvoerder [naam 2] met zijn digi-d ook in strijd met de met de waarheid heeft verklaard. [schuldenaar] heeft zelf met ondersteuning door een medewerker van Bugetalert en door bewindvoerder [naam 2] , zorgtoeslag aangevraagd.
De rechtbank concludeert op grond van vorenstaande dat [schuldenaar] voor en tijdens de behandeling van zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en na toepassing van de schuldsaneringsregeling de inlichtingenplicht in ernstige mate heeft geschonden.
Ten aanzien van het verlenen van medewerking aan het aan het pandrecht onttrekken van in ieder geval één van de van Rabo Lease geleasde auto’s concludeert de rechtbank dat er sprake is van strafwaardig gedrag. Dergelijk gedrag zou, indien het ten tijde van de beoordeling van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling bekend zou zijn geweest, in de weg hebben gestaan aan toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De verklaring van [schuldenaar] dat hij onder druk medewerking heeft verleend aan het op naam van [naam 3] registreren van in ieder geval één auto, acht de rechtbank ongeloofwaardig, [schuldenaar] is met die verklaring eerst na één verhoor en twee zittingen (13 november 2023 en 3 juni 2024) op de proppen gekomen en heeft zichzelf tijdens die zitting bovendien tegengesproken, nu hij ook heeft verklaard dat hij door medewerking te verlenen de relatie met [naam 3] hoopte te kunnen herstellen. De rechtbank ziet niet in waarom [schuldenaar] de relatie met [naam 3] zou willen voortzetten nadat zij hem had gechanteerd met het doen van een melding bij Veilig Thuis.
Naast het feit dat [schuldenaar] in ieder geval één auto aan een pandrecht heeft onttrokken, heeft [schuldenaar] ook roerende zaken aan het daarop door BridgeFund B.V. gevestigde pandrecht onttrokken door ze te verkopen en de opbrengst niet te gebruiken voor aflossing van de schuld aan BridgeFund B.V.
De rechtbank is van oordeel dat als alle voornoemde feiten tijdens de behandeling van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling aan de rechtbank bekend zouden zijn geweest, de schuldsaneringsregeling niet op [schuldenaar] van toepassing zou zijn verklaard. De schuldsaneringsregeling moet dus naar het oordeel van de rechtbank, naast dat de schuldsaneringsregeling tussentijds moet worden beëindigd op grond van schending van de inlichtingenplicht (artikel 350 lid 3 sub c Faillissementswet) ook tussentijds worden beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub f Faillissementswet.
De rechtbank is tenslotte van oordeel dat de schuldsaneringsregeling van [schuldenaar] ook tussentijds moet worden beëindigd omdat [schuldenaar] zijn schuldeisers heeft benadeeld (artikel 350 lid 3 sub e Faillissementswet). Die benadeling bestaat naar het oordeel van de rechtbank onder meer uit het feit dat [schuldenaar] door geen aangifte te doen tegen [naam 3] en evenmin een civielrechtelijke procedure tegen [naam 3] te starten, de kans heeft laten liggen
om de auto’s terug te krijgen of om de waarde ervan vergoed te krijgen.
Bij een geslaagde vervolging of een succesvol afgeronde civiele procedure zou de schuld aan de Rabobank aanzienlijk naar beneden kunnen worden bijgesteld. De overige schuldeisers zouden hier ook baat bij hebben gehad.
Daarnaast heeft [schuldenaar] zijn schuldeisers naar het oordeel van de rechtbank benadeeld
door geen serieuze actie te ondernemen tegen het ontslag op staande voet door zijn vader. [schuldenaar] heeft immers, nadat hij op 8 juli 2024 is ontslagen, eerst begin augustus 2024 op dringend advies van de bewindvoerder, een eigen advocaat ingeschakeld, welke inschakeling kennelijk op enig moment op een dood spoor is beland. Vervolgens heeft [schuldenaar] het daarbij gelaten. Als gevolg daarvan loopt [schuldenaar] in ieder geval de laatste maand salaris en wellicht meer maanden salaris (als was gebleken dat het ontslag op staande voet onterecht was) en een (kleine) transitievergoeding mis. Bovendien is er doordat [schuldenaar] zijn laatste maand salaris niet van zijn vader heeft ontvangen, een nieuwe schuld ontstaan aan de verstrekker van de hypothecaire lening.
Naast dat er verschillende tussentijdse beëindigingsgronden bestaan die naar het oordeel van de rechtbank maken dat de schuldsaneringsregeling tussentijds moet eindigen, concludeert
de rechtbank dat het leven van [schuldenaar] lijkt te bestaan uit een aaneenschakeling van al dan niet door hemzelf veroorzaakte problematische situaties. Problematische situaties die van grote invloed zijn op de doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling en die zich
niet verhouden tot de beginselen van de schuldsaneringsregeling. In een schuldsaneringsregeling behoort sprake te zijn van een stabiele situatie van waaruit aan alle verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling kan worden voldaan. Daarvan is bij [schuldenaar] geen sprake.
De rechtbank zal de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigen op grond van
artikel 350 lid 3 sub c, e en f Faillissementswet.
Gebleken is dat er baten zijn om de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Nu dit het geval is, verkeert [schuldenaar] op grond van artikel 350 vijfde lid Faillissementswet in staat van faillissement zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder berekenen en het salaris van de bewindvoerder vaststellen als hiernavolgend te bepalen.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- bepaalt dat [schuldenaar] in staat van faillissement zal verkeren zodra dit vonnis in kracht
van gewijsde is gegaan en benoemt in het faillissement tot rechter-commissaris mr. M.M. Verhoeven,
en stelt aan tot curator de heer [bewindvoerder] ;
- geeft last aan de curator tot het openen van de aan [schuldenaar] gerichte brieven
en telegrammen;
- berekent het bedrag van de vergoeding van de bewindvoerder in de
schuldsaneringsregeling op € 4.646,-- (inclusief onkosten en omzetbelasting);
- stelt het salaris van de bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling vast op het bedrag
van de vergoeding en brengt dit bedrag ten laste van de boedel, onder aftrek van de door de
bewindvoerder reeds opgenomen voorschotten;
Gewezen door mr. A.H. Margadant, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2024, in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak moet kennisnemen. (Art. 351 jo 361 Fw)