ECLI:NL:RBOVE:2024:6379

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
318749 FT RK 24.518
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schuldsanering niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van vereiste verklaring en vermoeden van misbruik van recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot schuldsanering van een schuldenaar, hierna aangeduid als [verzoeker]. Het verzoek tot schuldsanering werd ingediend naar aanleiding van een faillissementsaanvraag door [bedrijf] B.V. op 17 juli 2024. De rechtbank had [verzoeker] opgeroepen om op 14 oktober 2024 ter zitting te verschijnen, maar hij is niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] niet de vereiste verklaring als bedoeld in artikel 285 van de Faillissementswet heeft ingediend, ondanks dat hij een termijn van een maand was gegund om dit te doen. De rechtbank heeft [verzoeker] herhaaldelijk gewezen op het ontbreken van deze verklaring en de gevolgen daarvan, maar hij heeft geen actie ondernomen om de ontbrekende stukken aan te leveren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het ontbreken van de verklaring en het niet verschijnen ter zitting wijzen op een mogelijk misbruik van het recht. De rechtbank vermoedt dat [verzoeker] de bevoegdheid om een verzoek tot schuldsanering in te dienen niet heeft aangewend om daadwerkelijk in een schuldsaneringsregeling terecht te komen, maar om de faillietverklaring te traineren. Dit vermoeden werd versterkt door het feit dat [verzoeker] na de oproep tot de zitting geen enkele actie heeft ondernomen om zijn verzoek te vervolmaken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot schuldsanering, met de waarschuwing dat een eventueel nieuw verzoek wegens misbruik van recht niet in behandeling zal worden genomen. De uitspraak biedt inzicht in de strikte eisen die aan een verzoek tot schuldsanering worden gesteld en de gevolgen van het niet voldoen aan deze eisen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
rekestnummer: 318749 FT RK 24.518
uitspraakdatum: 28 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken op het verzoek van:

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
verder [verzoeker] te noemen.

Het procesverloop

Bij rekest van 17 juli 2024 heeft [bedrijf] B.V. het faillissement aangevraagd van [verzoeker]. [verzoeker] heeft ter afwending van het uitspreken van zijn faillissement op 30 juli 2024 een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (verzoek schuldsanering) ingediend. Het faillissementsrekest van 17 juli 2024 is geschorst totdat onherroepelijk op het verzoek schuldsanering is beslist.
Bij brief van 31 juli 2024 heeft de rechtbank [verzoeker] opgeroepen te verschijnen ter zitting van 14 oktober 2024 voor de behandeling van zijn verzoek schuldsanering.
[verzoeker] is niet verschenen ter zitting van 14 oktober 2024.
Heden zal uitspraak worden gedaan op het verzoek schuldsanering.

De beoordeling

De feiten
In de brief van 17 juli 2024 is [verzoeker] erop gewezen dat aan het verzoek schuldsanering de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet ontbreekt. [verzoeker] is erop gewezen dat het verzoek zonder deze verklaring niet aan de wettelijke vereisten voldoet, dat [verzoeker] bij het (blijvend) ontbreken van de verklaring niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek en dat vervolgens het faillissementsrekest opnieuw in behandeling zal worden genomen.
[verzoeker] is een termijn van een maand na 31 juli 2024 gegeven om de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet te verstrekken. [verzoeker] is erop gewezen dat die termijn, gelet op wettelijke bepalingen, niet kan worden verlengd. [verzoeker] is er eveneens op gewezen dat hij zich voor het opmaken van de verklaring moet wenden tot een organisatie die hiertoe bevoegd is. Aangezien er enige tijd gemoeid is met het opmaken van de verklaring, is [verzoeker] aangeraden onmiddellijk contact met een bevoegde instantie op te nemen.
Tot op heden is de verklaring ex artikel 285 Faillissementswet niet ontvangen. [verzoeker] heeft de rechtbank ook daarnaast geen stukken toegestuurd.
Op 14 oktober 2024 heeft [verzoeker] nadat de zitting was afgelopen gebeld met de insolventiegriffie dat hij zojuist de oproepbrief had gezien en zich had gerealiseerd dat hij die ochtend ter zitting had moeten verschijnen. Aan [verzoeker] is medegedeeld dat de rechtbank uitspraak zou doen op zijn verzoek schuldsanering zonder hem te hebben gehoord.
Bij brief van 16 oktober 2024 heeft mr. P.H.A. Mulder van MulderVanGeel advocaten en bedrijfsadviseurs te Almelo, zich gesteld als advocaat van [verzoeker]. Mr. Mulder heeft verzocht om de door de rechtbank te wijzen beschikking aan zijn kantoor te zenden.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat [verzoeker] op grond van artikel 287 lid 2 Faillissementswet een termijn van een maand is gegund om ontbrekende stukken (de verklaring ex artikel 285 Faillissementswet) aan te leveren. In artikel 287 lid 2 Faillissementswet is onder andere bepaald dat de termijn om ontbrekende stukken over te leggen, niet langer mag zijn dan een maand. Indien na deze termijn nog steeds gegevens ontbreken, wordt de schuldenaar niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
Nu [verzoeker] in de maand na 31 juli 2024, maar ook daarna geen verklaring ex artikel 285 Faillissementswet en ook geen andere stukken heeft aangeleverd, moet [verzoeker] naar het oordeel van de rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek. De rechtbank zal hiertoe overgaan.
De rechtbank overweegt voorts het volgende. In artikel 3 Faillissementswet is bepaald dat een natuurlijk persoon wiens faillissement is aangevraagd, de bevoegdheid heeft een verzoek schuldsanering in te dienen. In artikel 3a lid 2 Faillissementswet is vervolgens bepaald dat het verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst totdat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is beslist op het verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De achterliggende gedachte van onder andere deze bepalingen is dat getracht moet worden de schulden van een natuurlijke persoon door middel van een schuldsaneringsregeling te saneren in plaats van dat een natuurlijk persoon failliet wordt verklaard, het faillissement wegens de toestand van de boedel wordt opgeheven en de schuldeisers de schuldenaar tot in lengte van dagen kunnen blijven achtervolgen.
De bevoegdheid tot het indienen van een verzoek schuldsanering ter afwering van het uitspreken van een faillissement kan echter, evenals andere bevoegdheden, misbruikt worden. Dit is onder andere het geval als de bevoegdheid voor een ander doel wordt gebruikt dan waarvoor de bevoegdheid is bedoeld. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat daarvan in het geval van het verzoek schuldsanering van [verzoeker] sprake is. De rechtbank acht aannemelijk dat [verzoeker] de bevoegdheid om een verzoek schuldsanering in te dienen niet heeft aangewend om in een schuldsaneringsregeling terecht te komen, maar om zijn mogelijke faillietverklaring zoveel mogelijk te traineren of zelfs te blokkeren. De rechtbank leidt dit onder meer af uit het feit dat [verzoeker] sinds de brief van 31 juli 2024, dus 2,5 maand later, nog steeds geen verklaring ex artikel 285 Faillissementswet en/of andere stukken ter vervolmaking van zijn verzoek schuldsanering heeft aangeleverd.
Dat [verzoeker] niet ter zitting is verschenen, bevestigt de rechtbank in haar vermoeden dat [verzoeker] de bevoegdheid tot het indienen van een verzoek schuldsanering misbruikt. Uit het feit dat [verzoeker] op 14 oktober 2024 met de griffie heeft gebeld met de mededeling dat hij zich op dat moment realiseerde dat hij die ochtend ter zitting had moeten verschijnen, maakt de rechtbank op dat [verzoeker] de brief van 31 juli 2024 heeft ontvangen en dus onder andere op de hoogte was van het feit dat hij binnen een maand na 31 juli 2024 een verklaring ex artikel 285 Faillissementswet bij de rechtbank moest indienen. De rechtbank kan niet anders concluderen dan dat [verzoeker] er bewust voor heeft gekozen geen verklaring ex artikel 285 Faillissementswet aan te leveren.
De rechtbank wijst [verzoeker] er dan ook op dat een eventueel nieuw verzoek schuldsanering tegen het thans aanhangige faillissementsrekest of enig ander (toekomstig) faillissementsrekest, wegens misbruik van recht niet in behandeling zal worden genomen en dat er dus geen schorsende werking aan wordt verleend.

De beslissing

De rechtbank:
- verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek schuldsanering.
Gewezen door mr. M.M. Verhoeven, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 28 oktober 2024 in tegenwoordigheid van de griffier [1] .

Voetnoten

1.