ECLI:NL:RBOVE:2024:6366

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
C/08/321456 / KG ZA 24-199
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot straat- en contactverbod in kort geding na geweldsincident

In deze zaak vordert [eiseres] een straat- en contactverbod tegen [eiser] naar aanleiding van een geweldsincident dat plaatsvond in Spanje op 17 juni 2023. [eiser] heeft [eiseres] tijdens een vakantie mishandeld, wat leidde tot een Spaanse rechterlijke uitspraak die hem onder andere verbood om binnen 500 meter van [eiseres] te komen. In het kort geding dat op 28 november 2024 werd behandeld, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de vorderingen van [eiseres] onvoldoende juridische en feitelijke grondslag hebben. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen reële dreiging van herhaling van onrechtmatig handelen door [eiser] bestaat, ondanks de angst van [eiseres]. De rechter heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van de persoonlijke vrijheid van [eiser] en de noodzaak voor concrete feiten om een straat- en contactverbod te rechtvaardigen.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/321456 / KG ZA 24-199
Vonnis in kort geding van 28 november 2024
in de zaak van
[eiseres], procederend met een toevoeging onder nummer 2GV2523,
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. J. de Ruiter,
tegen
[eiser], procederend met een toevoeging onder nummer 2GW4381,
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J.H. van den Berg.

1.De zaak in het kort

1.1.
Mede naar aanleiding van een geweldsincident in Spanje vordert [eiseres] een straat- en contactverbod tegen [eiser] . [eiser] is het daar niet mee eens en vindt dat daarvoor onvoldoende juridische en feitelijke grondslag bestaat. De voorzieningenrechter is in het kader van dit kort geding van oordeel dat [eiser] gelijk heeft en wijst de vorderingen van [eiseres] daarom af. Zij zal dat voorlopige oordeel hierna toelichten.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 oktober 2024 met 4 producties;
- de nagezonden productie 5 van [eiseres] ;
- de stelbrief van [eiser] met 8 producties;
- de conclusie van antwoord;
- het verzoek van [eiser] om de zitting achter gesloten deuren te houden;
- het bezwaar van [eiseres] tegen dit verzoek;
- de afwijzende beslissing van de voorzieningenrechter op het verzoek van [eiser] ;
- de mondelinge (openbare) behandeling van 14 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad waaruit op [geboortedatum] een tweeling is geboren. [eiser] heeft uit een eerdere relatie nog een minderjarige zoon over wie hij samen met de moeder het ouderlijk gezag uitoefent.
3.2.
Tijdens een (vakantie)verblijf in Spanje heeft [eiser] [eiseres] in de nacht van 17 juni 2023 [eiseres] mishandeld, waarvan [eiser] aangifte heeft gedaan.
3.3.
Op 18 juni 2023 heeft [eiseres] tegenover de Spaanse rechter een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat [eiser] haar herhaaldelijk heeft geslagen, waardoor zij letsel aan haar gezicht en oor heeft opgelopen. In deze verklaring heeft zij ook gewezen op eerdere incidenten in de relationele sfeer tussen partijen. [eiser] is aangehouden en in voorlopige hechtenis genomen.
3.4.
Blijkens een beëdigde vertaling van het vonnis (in kort geding) van de rechtbank van eerste aanleg te Coín heeft de Spaanse rechter op 18 juni 2023 besloten, voor zover hier van belang, de volgende voorlopige strafmaatregelen te gelasten:
(1) De heer [eiser] VERBIEDEN binnen een straal van 500 meter in de buurt te komen van mevrouw [eiseres] , haar woning, werkplek en iedere andere plek waar zij zich bevindt, of die zij normaliter bezoekt;
(2) De heer [eiser] VERBIEDEN om contact te nemen met mevrouw [eiseres] , via welk communicatiemiddel dan ook, dan wel met behulp van de computer of telematisch, schriftelijk, mondeling of visueel (telefonisch, telematisch, via de post of derden, enz.);
(3) (…).
En voorts de volgende voorlopige civiele maatregelen:
“1. hetouderlijk gezagover de twee minderjarige kinderen van beide ouders zal uitsluitend door mevrouw [eiseres] worden uitgeoefend, waarbij de heer [eiser] een voorwaardelijke schorsing van uitoefening van het ouderlijk gezag krijgt opgelegd.
2. De moeder, [eiseres] , krijgt dezorg over de kinderentoegewezen, er wordt daarbij afgezien van een bezoekregeling voor de vader;
3. ten aanzien van dealimentatievoor de minderjarige kinderen van beide ouders dient de heer [eiser] , rekening houdend met het feit dat hij heeft aangegeven een salaris van 2400 euro te verdienen, het bedrag van DRIEHONDERDVIJFTIG EURO (350 euro) PER MAAND voor ieder minderjarig kind te betalen, (…);
4. Ten aanzien van debuitengewone uitgaven, dienen beide ouders ieder 50% voor hun rekening te nemen.”
3.5.
Op 27 augustus 2023 is [eiseres] met de tweeling door familie van de man in Spanje opgehaald en teruggekeerd naar Nederland.
3.6.
Eind december 2023 heeft Veilig Thuis een veiligheidsplan opgesteld.
3.7.
Blijkens een beëdigde vertaling van het vonnis van de rechtbank van Eerste Aanleg en Instructie te Coín van 31 mei 2024, hersteld op 18 juni 2024, heeft de Spaanse (straf)rechter [eiser] veroordeeld tot (1) twee jaar gevangenisstraf, (2) een straf van negen jaar, waarin het hem verboden wordt om dichter dan 500 meter in de buurt te komen van [eiseres] , of bij haar woonadres en bij haar werk, en het hem verboden wordt om contact met [eiseres] op te nemen, langs welk middel dan ook, gedurende dezelfde periode en (3) betaling aan [eiseres] van een schadeloosstelling van € 7.000,00. Daarbij is bepaald dat de totale gevangenisstraf van twee jaar voor een periode van drie jaar wordt opgeschort onder de voorwaarde dat [eiser] gedurende een periode van drie jaar niet opnieuw een misdrijf pleegt en dat hij zich houdt aan de volgende voorwaarden:
( a) eerbiediging van het toenaderingsverbod en het contactverbod, opgelegd door middel van het vonnis;
( b) de betaling van een boete van drie maanden, met een dagelijks bedrag van 10 euro, hetgeen in totaal neerkomt op 900 euro, welk bedrag door [eiser] moet worden voldaan door middel van (…).
In het vonnis is opgenomen dat beide partijen hebben verklaard dat zij niet in beroep wensen te gaan, nadat zij de uitspraak eerder mondeling te horen hadden gekregen. Het vonnis van 31 mei 2024, hersteld op 18 juni 2024, is daarom onherroepelijk geworden.
3.8.
Nadat [eiser] in Spanje elf maanden in voorlopige hechtenis had gezeten en op 23 mei 2024 daaruit was ontslagen, is hij op 19 juni 2024 teruggekeerd naar Nederland.
3.9.
Op 16 juli 2024 heeft [eiser] een verzoekschrift tot vaststelling gezamenlijk gezag en vaststelling van een zorgregeling, althans vaststelling omgangsregeling en informatieregeling bij deze rechtbank ingediend. [eiseres] heeft een verweerschrift ingediend. De voorgenomen behandeling van voornoemd verzoekschrift is bepaald op 28 november 2024 om 14:30 uur.
3.10.
Op 9 oktober 2024 heeft [eiser] in Spanje ten aanzien van de familierechtelijke maatregelen, zoals die bij vonnis in kort geding van 18 juni 2023 zijn opgelegd, een verzoek tot verlenging van de beroepstermijn ingediend. Op dit verzoek is nog niet beslist.
3.11.
Met ingang van 20 november 2024 huurt [eiser] voor onbepaalde tijd een woning in [woonplaats 1] , op circa 5 minuten fietsafstand van de woning van [eiseres] .

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
(I) [eiser] zal verbieden om, na betekening van het vonnis, op welke wijze dan ook contact te zoeken of te hebben met [eiseres] , een en ander op straffe van een dwangsom van € 200,00 voor iedere keer dat [eiser] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 50.000,00;
(II) [eiser] zal verbieden om zich, na betekening van het vonnis, gedurende een periode van negen jaar te bevinden in een straal van 500 meter van haar woning, haar werk en plaatsen die zij regelmatig bezoekt, een en ander op straffe van een dwangsom van € 200,00 voor iedere keer dat [eiser] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 50.000,00;
(III) aan [eiseres] een machtiging zal verlenen om voormelde verboden zo nodig met behulp van de sterke arm van politie te handhaven.
4.2.
Aan haar vorderingen legt [eiseres] , kort samengevat, ten grondslag dat [eiser] zich op 17 juni 2023 schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling en daarnaast druk doende is zich op te dringen in haar persoonlijke leefwereld, waardoor zij zich bedreigd voelt.
4.3.
[eiser] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen en verweren van partijen zal de voorzieningenrechter hierna ingaan, voor zover dat voor de beoordeling van het geschil van belang is.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Voor toewijzing van het gevorderde straat- en contactverbod als tijdelijke ordemaatregel is vereist dat [eiseres] daarbij een spoedeisend belang heeft, in die zin dat van haar niet gevergd kan worden dat zij (de uitkomst van) een bodemprocedure afwacht. In dat kader is van belang of het in 3.7 bedoelde Spaanse vonnis in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd. Als dat het geval is, dan ontbeert [eiseres] een spoedeisend belang als hiervoor bedoeld. [eiseres] zou dan namelijk al op basis van dat Spaanse vonnis naleving van het straat- en contactverbod door [eiser] kunnen afdwingen.
5.2.
De Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) is een Nederlandse wet die de erkenning en tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties tussen Nederland en de lidstaten van de Europese Unie regelt. Naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter lijken de Spaanse vonnissen onder het toepassingsbereik van de WETS te vallen. Nu volgens beide partijen onduidelijk is of is voldaan aan de formele vereisten die de wet voorschrijft, zoals het toezenden van de uitspraak aan het openbaar ministerie als bevoegde autoriteit, moet worden aangenomen dat dit (nog) niet het geval is. Anders dan [eiser] betoogt en gelet op de aard van het gevorderde, betekent dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat [eiseres] een spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft.
Toetsingskader
5.3.
Een straatverbod zoals [eiseres] vordert, is een ingrijpende maatregel die inbreuk maakt op het recht op persoonlijke vrijheid, waaronder begrepen het recht dat iedereen heeft om zich vrij te verplaatsen. Een straat- en contactverbod kan alleen worden toegewezen als sprake is van een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen. De rechter moet alle relevante omstandigheden van het geval in aanmerking nemen en de betrokken belangen van partijen afwegen om te beoordelen of dat verbod, zoals gevorderd, kan worden gerechtvaardigd. Het is daarbij aan [eiseres] om het gevaar voor herhaling aannemelijk te maken.
5.4.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat [eiser] in Spanje is veroordeeld voor een serieus geweldsdelict. Daarmee staat vast dat [eiser] tegenover [eiseres] ernstig onrechtmatig heeft gehandeld. Ook staat vast dat dit incident op beide partijen (en hun jonge kinderen) een behoorlijke impact heeft gehad. Kernvraag hier is of er een reële dreiging van herhaling is en of het gevorderde straat- en contactverbod gerechtvaardigd is. Na afweging van de wederzijdse belangen beantwoordt de voorzieningenrechter deze vraag ontkennend en overweegt zij daartoe als volgt.
5.5.
[eiseres] stelt dat zij na het incident van 17 juni 2023 nog steeds angstig is. Sinds zijn terugkeer in Nederland dringt [eiser] zich steeds meer op in haar persoonlijke leefwereld waardoor zij zich in toenemende mate onveilig en bedreigd voelt. Daartoe voert [eiseres] aan dat [eiser] op zondag 8 september 2024 dezelfde kerkdienst als zij heeft bezocht. Daarnaast heeft [eiser] via sociale media contact gezocht met haar zus en broer, heeft een vriend van [eiser] aan haar een vaag WhatsApp-bericht gestuurd en woont [eiser] sinds kort weer in [woonplaats 1] , niet ver van haar woning, zodat de kans groot is dat zij elkaar in (het centrum/de winkelstraat van) [woonplaats 1] treffen, aldus [eiseres] .
5.6.
Behalve zijn recente verhuizing naar [woonplaats 1] betwist [eiser] dat hij [eiseres] heeft opgezocht, dan wel contact met haar heeft opgenomen. Van opdringen in haar persoonlijke levenssfeer is op geen enkele wijze sprake. Volgens [eiser] heeft hij daar ook geen enkel belang bij, gelet op zijn verzoek tot vaststelling van het gezamenlijk ouderlijk gezag over de tweeling, dan wel vaststelling van een omgangsregeling, dat door de familierechter van deze rechtbank op 28 november 2024 ter zitting wordt behandeld (zie 3.9).
5.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] onvoldoende concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht om aannemelijk te achten dat [eiser] zich na 17 juni 2023 heeft opgedrongen in haar levenssfeer. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat [eiser] onweersproken heeft gesteld dat hij op uitnodiging van de oprichters van de kerk en vanuit zijn eigen geloofsovertuiging de kerkdienst op 8 september 2024 heeft bezocht, dat hij [eiseres] (met hun kinderen) toen wel heeft gezien maar bewust niet heeft benaderd en dat deze ontmoeting slechts kortdurend en eenmalig is geweest sinds hij in Nederland is teruggekeerd. Voorts heeft [eiser] erop gewezen dat de zus en broer van [eiseres] hebben gereageerd op een post (een foto van de tweeling respectievelijk een foto van hem met zijn oudste zoon) die hij op zijn Instagrampagina had geplaatst en dat dit contact dus vanuit de zus en broer kwam en niet andersom. Ten aanzien van het WhatsApp-bericht dat [eiseres] van een vriend van [eiser] heeft ontvangen met daarin de opmerking dat bekend was waar zij op dat moment verbleef, heeft [eiser] toegelicht dat hij daarvan niet op de hoogte was en bovendien toen nog in detentie zat, zodat hij ook geen enkel belang had bij die informatie. Over het feit dat [eiser] sinds kort weer in [woonplaats 1] woont heeft hij verklaard dat zijn “roots” daar liggen en dat zijn oudste zoon in [woonplaats 1] woont, evenals zijn familie en vrienden. Gelet op het adres van [eiseres] zou toewijzing van het straatverbod betekenen dat hij zich niet meer in de winkelstraat en het uitgaansgebied van [woonplaats 1] zou mogen bevinden. [eiseres] heeft dit alles onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat de voorzieningenrechter deze feiten tot uitgangspunt zal nemen voor de beoordeling. Uit deze feiten kan niet worden afgeleid dat er op dit moment concreet gevaar voor (herhaling van) onrechtmatig handelen van [eiser] tegenover [eiseres] bestaat.
5.8.
Voor het overige heeft [eiseres] geen concrete feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat [eiser] zich ten opzichte van haar schuldig maakt aan stalking of vergelijkbaar hinderlijk gedrag. De vorderingen van [eiseres] lijken vooral ingegeven te zijn door haar angst dat zij onverwachts met [eiser] kan worden geconfronteerd en dat zij dit hoe dan ook op voorhand wil voorkomen. Dit is evenwel onvoldoende om een voor [eiser] ingrijpend straat- en contactverbod te rechtvaardigen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat [eiseres] tijdens de detentie van [eiser] zelf een aantal keren via beeldbellen contact met [eiser] heeft gezocht, voor de laatste keer op 30 september 2023, en dat nadien niet is gebleken dat [eiser] op enigerlei wijze direct of indirect contact met [eiseres] heeft gezocht, anders dan via zijn advocaat als het gaat om het ouderlijk gezag en de zorgregeling ten aanzien van de tweeling.
Conclusie
5.9.
Al met al komt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat de vorderingen van [eiseres] wegens gebrek aan juridische en feitelijke grondslag moeten worden afgewezen. Het belang van [eiser] bij een onbeperkte uitoefening van het recht op persoonlijke vrijheid dient in de gegeven omstandigheden zwaarder te wegen dan het belang van [eiseres] bij het gevorderde straat- en contactverbod. Hoewel de angst van [eiseres] invoelbaar is na wat er medio 2023 is gebeurd, weegt deze angst onder de gegeven omstandigheden niet op tegen de gevorderde vergaande inbreuk op het recht op persoonlijke vrijheid van [eiser] .
Proceskosten
5.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
6.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2024. (PS)