Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De vordering van de officier van justitie
2.De procedure
3.De beoordeling van de vordering
stekkenin de periode van 23 november 2018 tot en met 25 juni 2019. Daarnaast heeft de rechtbank de veroordeelde veroordeeld voor het samen met een ander opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten op 25 juni 2019. Uit het enkele aanwezig hebben van hennepplanten op die datum vloeit nog niet voort dat de veroordeelde hennep heeft geteeld en verkocht. De veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat de aan het [adres] aangetroffen hennepplanten moederplanten waren ten behoeve van zijn hennepstekkerij. De rechtbank acht deze verklaring niet onaannemelijk, nu de inhoud van deze verklaring past bij hetgeen uit het dossier naar voren is gekomen met betrekking tot de rol van de veroordeelde en het dossier ook anderszins geen concrete aanwijzingen bevat dat de veroordeelde een hennepkwekerij exploiteerde.
€ 731,25(-/-)
4.De wettelijke voorschriften
5.De beslissing
€ 4.387,50(zegge: vierduizend driehonderdzevenentachtig euro en vijftig eurocent);
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 43 dagen.