ECLI:NL:RBOVE:2024:6357

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
C/08/320103 / JE RK 24-1522
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een kind in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 28 oktober 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een kind, geboren in 2020. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Overijssel, heeft verzocht om deze verlengingen, waarbij de kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is dat hij in het huidige gezinshuis blijft wonen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI zich moet richten op het onderhouden van een goed contact tussen de moeder en het kind, maar niet met het doel van terugplaatsing bij de moeder. De moeder heeft aangegeven dat zij het eens is met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar niet met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de situatie van de moeder, ondanks verbeteringen, nog niet stabiel genoeg is voor een terugplaatsing van het kind. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens verlengd, met de nadruk op het belang van de stabiliteit en veiligheid van het kind.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almelo
Zaaknummer: C/08/320103 / JE RK 24-1522
Datum uitspraak: 28 oktober 2024
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming Overijssel, de gecertificeerde instelling,
gevestigd te Hengelo (O), hierna te noemen de GI,
met betrekking tot
[het kind], geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [het kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. L. de Widt te Enschede.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[de vader],
hierna te noemen vader,
wonende te [woonplaats] ,
de
heer en mevrouw [de ex-pleegouders],
hierna te noemen: de ex-pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 28 augustus 2024 is het verzoekschrift met bijlagen van de GI ingekomen bij de griffie.
1.2.
Op 10 september 2024 is het rapport van de Raad van de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) betreffende toetsing voorgenomen besluit verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing na twee jaar ingekomen bij de griffie.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- moeder met haar advocaat;
- [naam 1] en [naam 2] namens de GI.
Aan de heer [partner van de moeder] , partner van moeder, is bijzondere toegang verleend.
Vader en de ex-pleegouders zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Moeder is belast met het ouderlijk gezag over [het kind] .
2.2.
[het kind] verblijft sinds 25 april 2023 in het perspectief biedend gezinshuis “ [locatie] ” in [plaats] .
2.3.
Bij beschikking van 26 september 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [het kind] laatstelijk verlengd met ingang van 9 november 2023 voor de duur van een jaar tot 9 november 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 oktober 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind] verlengd tot 9 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind] in de huidige accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar en om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI het verzoekschrift van 28 augustus 2024 toegelicht. Voor de verdere onderbouwing wordt hier verwezen naar de overgelegde stukken.
3.2.
[het kind] maakt volgens de GI een mooie ontwikkeling door. Dat geldt ook voor moeder. Er wordt gekeken naar uitbreiding van de uren voor omgang van [het kind] met moeder. Het laatst geplande omgangsmoment ging vanwege vervelende omstandigheden helaas niet door en dat was verdrietig voor [het kind] . Er zijn inmiddels ook twee contactmomenten met vader geweest, die goed zijn verlopen. De ex-pleegouders zijn ook belangrijk voor [het kind] . Hij noemt ze nog ‘papa’ en ‘mama’. Daarnaast heeft hij een keer per zes weken contact met zijn zusje [het zusje] . Er zijn dus veel mensen die belangrijk voor hem zijn. [het kind] krijgt veel bezoek en hij ervaart spanning daaromheen. [het kind] heeft schakel- en verwerkingstijd nodig, maar het lukt hem wel. Een terugplaatsing naar moeder is wat de GI betreft niet meer het doel van de ondertoezichtstelling. Moeder laat patronen zien dat het maanden goed met haar gaat, maar ook periodes dat het niet goed gaat. Helaas bleek een voorgenomen terugplaatsing van [het kind] bij zijn moeder in het verleden niet haalbaar door haar terugval in middelengebruik. De GI wil graag duidelijkheid van de kinderrechter over het perspectief van [het kind] . Zij vindt het in het belang van [het kind] dat hij in het gezinshuis blijft wonen, omdat hij daar op zijn plek zit. Wel wil zij gaan toewerken naar het uitbreiden van de omgang tussen [het kind] en moeder.
Een gezagsbeëindigende maatregel is volgens de GI niet nodig omdat moeder weer in contact is en goed in de samenwerking zit. Eerder is een verzoek tot onderzoek tot zo’n maatregel aan de raad gedaan. Halverwege zijn onderzoek heeft de raad geconcludeerd dat voor gezagbeëindiging geen goede redenen zijn.

4.De standpunten

4.1.
Moeder is het eens met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Er is volgens moeder nog steeds begeleiding nodig.
4.2.
Zij is het niet eens met het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De omgang met [het kind] gaat heel goed, maar is te kort. Sinds de vorige zitting is er geen enkele uitbreiding geweest en dat is jammer. Tot nu toe ziet moeder [het kind] eens per drie weken drie uur. De eerstvolgende keer zal ze hem vijf uur zien. Haar gedrag is niet druk en 'ongeremd', zoals wordt gezegd. Zij is van nature een druk type en dat heeft niets met een verslaving te maken. Moeder heeft sinds januari van dit jaar een relatie met de heer [partner van de moeder] . Hij heeft een mooie boerderij en zij woont daar nu ook. Dat gaat heel goed. Dit zorgt er ook voor dat zij rustiger is. Haar leven is stabiel. Ze heeft een serieuze relatie en ze gebruikt geen drugs meer. Moeder wil graag dat [het kind] bij haar en haar partner komt wonen. Er zijn veel wisselingen in het gezinshuis waar [het kind] verblijft. Er zijn onlangs vier kinderen uit een gezin bijgekomen in dat gezinshuis en daar moet [het kind] erg aan wennen. Ondanks dat de huidige plek goed is voor [het kind] en moeder hiervoor dankbaar is, wil zij niet dat de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd wordt. Moeder kan [het kind] de rust en stabiliteit bieden die hij nodig heeft en ook een warm en veilig thuis. Ondanks dat de omgang met [het kind] nog niet zo frequent is, vindt moeder dat er geen gronden of redenen meer aanwezig zijn voor een uithuisplaatsing. Die golden eerder wel, maar zijn nu niet meer aan de orde. Ze wil kijken naar de huidige situatie, niet naar vroeger. Mocht de machtiging tot uithuisplaatsing toch nog wel voor een bepaalde periode verlengd worden, dan wil moeder graag een omgangsregeling op papier en op korte termijn een nieuwe zitting. Ze wil de omgang graag uitbreiden. Ze wil om te beginnen [het kind] graag om het weekend en delen van vakanties bij zich hebben.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt naar het oordeel van de kinderrechter dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) juncto artikel 1:255 BW.
5.2.
De kinderrechter is op de door de GI in haar verzoekschrift genoemde gronden, die hij overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat de beschermende maatregel van de ondertoezichtstelling nog steeds nodig is. Het is belangrijk dat de GI zicht blijft houden op de opvoeding en verzorging van [het kind] en zijn ontwikkeling en ook op moeders situatie en leven. Moeder kan ook instemmen met dit verzoek van de GI. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [het kind] verlengen voor de duur van een jaar.
5.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de GI vindt dat het perspectief van [het kind] in het huidige pleeggezin en niet meer bij moeder ligt. Zij vindt daarom dat niet meer moet worden gewerkt aan het terugplaatsen van [het kind] bij moeder. Wat de GI betreft blijft [het kind] zo lang als het nodig is bij het gezinshuis wonen. De GI wil graag dat de kinderrechter zich in deze beschikking uitlaat over het perspectief.
5.4.
De kinderrechter begrijpt dat moeder graag wil dat wordt gewerkt naar terugplaatsing van [het kind] bij haar thuis. Ondanks dat het op dit moment beter lijkt te gaan met moeder en haar situatie op dit moment stabiel is, is hij van oordeel dat door de GI niet moet worden gewerkt aan een terugplaatsing van [het kind] bij haar. In het verleden is door de GI meerdere keren gekeken naar een terugkeer van [het kind] naar moeder. Ongeveer een jaar geleden was er na een opname van moeder met [het zusje] in een voorziening in het westen van het land een plan om [het kind] samen met zijn zusje [het zusje] weer bij moeder te laten wonen. Een terugplaatsing naar moeder is toen helaas niet mogelijk gebleken, mede door een terugval van moeder in middelengebruik (cocaïne). [het kind] woont al een aantal jaren niet meer bij moeder. Er moet vooralsnog geen nieuwe poging worden ondernomen tot terugplaatsing.
5.5.
Het is belangrijk dat er nu rust en duidelijkheid is en blijft in het leven van [het kind] , die al veel heeft meegemaakt. [het kind] woont sinds februari 2021 niet meer bij zijn moeder. Hij is in eerste instantie in een crisispleeggezin en vervolgens in een perspectief biedend pleeggezin geplaatst. Helaas was daar de situatie onhoudbaar, waarna [het kind] op 25 april 2023 is overgeplaatst naar het huidige gezinshuis. [het kind] maakt hier een mooie ontwikkeling door en is er goed op zijn plek. Hij krijgt daar de structuur, veiligheid en stabiliteit aangeboden die hij nodig heeft. Het is in het belang van [het kind] dat hij op zijn plek binnen het gezinshuis kan blijven en dat hij daar verder kan opgroeien. Dat betekent dat het perspectief wat de kinderrechter betreft in het gezinshuis ligt en niet bij moeder. Daarbij is ook van belang dat [het kind] tot nu toe te maken heeft met een aantal mannen die voor hem vader of vaderfiguur zijn: zijn biologische vader [de vader] , de ex-pleegvader en de huidige gezinshuisvader. Moeder woont op dit moment samen met de heer [partner van de moeder] en in geval van terugplaatsing bij zou [het kind] te maken krijgen met de heer [partner van de moeder] als sociale vaderfiguur. Moeders partner heeft een kind uit een eerdere relatie of huwelijk, dat ook periodiek bij hem (en moeder) verblijft. Het een en ander zal verwarrend voor hem zijn op zijn huidige leeftijd. Het is moeder en de heer [partner van de moeder] gegund dat zij lang en gelukkig samen kunnen zijn, maar gelet op het verloop van moeders leven tot nu toe kan daar geen garantie voor worden gegeven. En helaas evenmin voor moeders voornemen om geen terugval in drugsgebruik te krijgen.
5.6.
Er zijn veel mensen betrokken bij [het kind] en het is belangrijk dat hij een goede band kan behouden met al deze mensen die zo belangrijk voor hem zijn. Zo heeft hij naast de vaste omgang met zijn moeder ook nog contact met zijn zusje [het zusje] , voormalige pleegouders en pleegzus en heeft hij sinds juli 2024 na jaren weer contact met zijn vader. [het kind] heeft door “Taal erbij” uitleg gekregen over de situatie en zijn verschillende woonplekken en ervaringen.
5.7.
De kinderrechter vindt dat de GI in moet zetten op een goed contact tussen moeder en [het kind] . Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat het contact met moeder zal worden uitgebreid naar vijf uur. Indien dit goed gaat kan worden gedacht aan het doorbrengen van weekenden bij moeder en of tijd samen doorbrengen in vakanties. Het is te hopen dat moeder de stabiele situatie die er nu in haar leven is kan voortzetten en volhouden en dat zij een mooie en goede band kan opbouwen met [het kind] in de toekomst. Alles stapsgewijs en op het tempo van [het kind] . Maar niet met het doel dat [het kind] na enige tijd bij haar en de heer [partner van de moeder] gaat wonen. Binnen de ondertoezichtstelling is dat doel gewijzigd in het helpen van moeder om te accepteren dat zij een moeder op enige afstand van [het kind] is met zoveel mogelijk omgang en contact met haar zoon.
5.8.
De kinderrechter zal derhalve de plaatsing van [het kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van een jaar, omdat dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [het kind] met ingang van 9 november 2024 voor de duur van een jaar tot 9 november 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling tot 9 november 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2024 door
mr. J.H. Olthof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Veneklaas als griffier en op schrift gesteld op 4 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.