ECLI:NL:RBOVE:2024:6339

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
ak_24_2830_t
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV over haar arbeidsongeschiktheid op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beoordeeld. Eiseres had aanvankelijk recht op een loongerelateerde WIA-uitkering met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 76,09%, maar na een herbeoordeling door het UWV is dit percentage verlaagd naar 71,75%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, wat leidde tot een nieuwe beoordeling door de rechtbank.

De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van het UWV onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet adequaat heeft onderzocht of eiseres tijdens pauzes moet kunnen liggen en welke gevolgen dit heeft voor de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en de urenbeperking. De rechtbank oordeelt dat er een nieuwe arbeidskundige beoordeling moet plaatsvinden, waarbij ook de blootstelling aan soldeerdamp in de geselecteerde voorbeeldfuncties moet worden heroverwogen.

De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om de gebreken in het besluit te herstellen binnen een termijn van zes weken. Tevens moet het UWV binnen twee weken na verzending van deze uitspraak meedelen of het gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2830

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.M. van Breet),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen(het UWV), (gemachtigde: L.A.P. ter Laak).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Consent, uit Enschede,
(gemachtigde: C.J. Loef).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Eiser had met ingang van 18 oktober 2021 recht op een loongerelateerde
WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 76,09%.
Op 3 februari 2023 heeft Stichting Consent verzocht om een herbeoordeling. Vervolgens heeft verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden.
1.2.
Met het besluit van 25 mei 2023 is de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd naar 71,75%. Tegen die beslissing heeft eiseres bezwaar gemaakt, waarna opnieuw onderzoek heeft plaatsgevonden. Met de bestreden beslissing van 8 mei 2024 is het bezwaar ongegrond verklaard. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is ongewijzigd gebleven.
1.3.
Tegen die beslissing heeft eiseres beroep ingesteld. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.
1.5.
Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar ex-werkgever. Om te voorkomen dat deze gegevens alsnog door middel van de uitspraak bij eiseres bekend raken, wordt het vermelden van medische gegevens in deze uitspraak voor zover mogelijk vermeden.

Standpunten van partijen

2. Volgens het UWV is het arbeidsongeschiktheidspercentage juist vastgesteld op 71,75. Eiseres wordt in staat geacht om de voorbeeldfuncties assemblage medewerker elektronische producten (SBC-code 267041), productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130) in theorie te kunnen verrichten. Hiervoor baseert het UWV zich op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
3. Eiseres stelt - samengevat weergegeven - dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden en onvoldoende navraag is gedaan bij de behandelaar. Ook stelt eiseres dat in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) meer en verdergaande beperkingen dienen te worden vastgesteld in de rubriek ‘persoonlijk functioneren’, waardoor zij in het geheel niet belastbaar is voor arbeid. Er is onvoldoende rekening gehouden met haar verschillende gezondheidsklachten. Zij heeft hierdoor met name slaapproblemen, vermoeidheidsklachten, concentratieproblemen, stress en vergeetachtigheid.
3.1.
Daarnaast voert eiseres aan dat een verdergaande urenbeperking noodzakelijk is dan maximaal 6 uur per dag en maximaal 30 uur per week. Hiertoe voert zij aan dat de verzekeringsarts geen rekening heeft gehouden met het feit dat zij na elke 2 uur telkens
10 minuten liggend moet rusten, zodat er even helemaal geen energie wordt gebruikt. De informatie hierover van oefentherapeut Mensendieck, psychosomatisch oefentherapeut en slaapoefentherapeut I. Taken (hierna: Taken) is onvoldoende meegewogen. Taken is uitgegaan van de werkzaamheden die zij bij de zorgboerderij voor drie dagdelen per week verrichtte. Dit is volgens eiseres aanzienlijk minder dan 30 uur per week. Ter onderbouwing van haar beroepsgronden heeft eiseres in aanvulling op de al aanwezige informatie een verwijsbrief van 8 juli 2024 naar het revalidatiecentrum Roessingh overgelegd met een dossiersamenvatting en een medicatieoverzicht van 4 september 2024. Verder voert eiseres aan dat de geselecteerde voorbeeldfuncties niet geschikt zijn, omdat dit fabrieksfuncties zijn waarbij zij wordt blootgesteld aan stoffen. Volgens eiseres is niet beoordeeld of deze stoffen schadelijk zijn voor haar gezondheid.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is, omdat de bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank licht dit toe aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4.1.
Het UWV mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten.
De zorgvuldigheid van het onderzoek
4.2.
Eiseres stelt dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Deze beroepsgrond slaagt niet, omdat dat onderzoek wel heeft plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres tijdens een spreekuur op 9 mei 2023 psychisch onderzocht. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar aanvullend medisch onderzocht op 8 maart 2024. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft na de hoorzitting ook medische informatie opgevraagd en verkregen van de huisarts, de longarts en de cardioloog. Daarnaast is de informatie van Taken ook bij de beoordeling betrokken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek zorgvuldig is geweest.
Beperkingen in de rubriek persoonlijk functioneren
4.3.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden op grond van artikel 2, vijfde lid van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiseres dat tijdens de zitting ook bevestigd. Eiseres is van mening dat in de FML meer en verdergaande beperkingen dienen te worden vastgesteld in de rubriek ‘persoonlijk functioneren’ waardoor zij in het geheel niet belastbaar is voor arbeid.
4.4.
Deze beroepsgrond slaagt niet, omdat de verzekeringsartsen navolgbaar hebben gemotiveerd dat er geen aanleiding is om meer en verdergaande beperkingen aan te nemen. De primaire verzekeringsarts heeft in het rapport van 17 mei 2023 vermeld dat verschillende beperkingen gelden in de rubrieken ‘persoonlijk functioneren’ en ‘sociaal functioneren’. Zo is eiseres aangewezen op een voorspelbare werksituatie, zonder veelvuldige deadlines of productiepieken of een hoog handelingstempo. Ook kan zij geen werkzaamheden verrichten waarbij zij emotionele problemen van anderen moet hanteren of om moet gaan met conflicten. Verder gelden er beperkingen voor klantencontact, patiëntencontact, hulpbehoevendencontact en op werk met leidinggevende aspecten. De klachten die eiseres ervaart ten aanzien van de vermoeidheid, prikkelbaarheid, woord-, vind- en concentratiestoornissen konden tijdens de onderzoeken niet worden geobjectiveerd. Daarnaast worden ze niet bevestigd uit het dagverhaal, omdat daaruit blijkt dat eiseres naar winkels en naar afspraken gaat, autorijdt en zorgt voor haar kinderen. Verder geeft overgelegde aanvullende informatie ook geen reden tot wijziging van de beoordeling, omdat de verwijzing naar het Roessingh ruim een jaar na datum in geding (25 mei 2023) heeft plaatsgevonden en ook het gebruik van de medicatie niet ziet op de datum in geding. Dit alles betekent dat de rechtbank van oordeel is dat het UWV mocht uitgaan van de juistheid van de vastgestelde beperkingen op het gebied van persoonlijk functioneren.
Urenbeperking
4.5.
Eiseres stelt dat een verdergaande urenbeperking noodzakelijk is dan 6 uur per dag en 30 uur per week, omdat zij na elke 2 uur telkens 10 minuten liggend moet rusten, zodat er even helemaal geen energie wordt gebruikt. Deze beroepsgrond slaagt, omdat de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet navolgbaar is. Die motivering is als volgt:
“Uitgaande van de standaard [Duurbelastbaarheid in Arbeid] is er geen sprake van een verminderde beschikbaarheid. Cliënt heeft op datum in geding geen intensieve therapie of dagbehandelingsprogramma. Een duurbeperking is mogelijk als er vanuit een ernstige aandoening een zodanig laag energieniveau is dat rusten overdag medisch noodzakelijk is. De noodzaak tot rusten dient te blijken uit systematisch rusten overdag in het dagverhaal. Uit de aangeleverde informatie van de oefentherapeut Mensendieck, die ook psychosomatisch oefentherapeut en slaaptherapeut is, blijkt dat cliënt ten tijde van datum in geding aangewezen was op een pauze na 2 uur actief te zijn geweest. Met inachtneming van de wettelijke regels voor pauzes is de in primair aangenomen urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week op energetische gronden op basis van recuperatiebehoefte daarnaast te rechtvaardigen. Indien cliënte zich gaat belasten conform de overige aangenomen beperkingen in de FML is of zijn er geen medische reden(en) om een nog verdergaande urenbeperking aan te nemen. Uit preventief oogpunt kan een beperking worden aangegeven als iemand de neiging heeft (eventueel vanuit de combinatie van de ernst en de aard van de aandoening) zichzelf systematisch fors te overbelasten, terwijl dit ernstige consequenties heeft voor de gezondheid. Deze situatie speelt bij cliënt niet.”
4.6.
Desgevraagd heeft de gemachtigde van het UWV ter zitting aangegeven dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van oordeel is dat liggen tijdens de pauzes niet per se nodig is.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gemotiveerd waarom liggen tijdens de pauzes niet nodig is, terwijl Taken schrijft dat mevrouw na 2 uur actief te zijn geweest 10, maximaal 20, minuten moet liggen. Dit klemt te meer, omdat eiseres bij de primaire verzekeringsarts al had toegelicht dat zij om de 2 uur 10 a 20 minuten ‘plat gaat’ zodat er even helemaal geen energie wordt gebruikt, zoals volgtuit de door de verzekeringsarts weergegeven anamnese. [1] Ook tijdens het gesprek met de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres dat verteld en toegelicht. [2] Daarom is de motivering niet navolgbaar.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat niet deugdelijk is gemotiveerd dat en waarom de niet nader genoemde ‘wettelijke regels voor pauzes’ ertoe leiden dat in de situatie van eiseres volstaan kan worden met een urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week.
Arbeidskundige beoordeling
4.8.
Eiseres heeft aangevoerd dat de geselecteerde functies in fabrieken moeten worden uitgeoefend, waarbij blootstelling aan stoffen aan de orde van de dag is. Deze grond slaagt gedeeltelijk.
4.9.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 5 april 2024 vermeld dat eiseres niet dient te worden blootgesteld aan stof, rook, gassen en dampen en dat zij niet in contact dient te komen met bepaalde allergenen. In de FML van dezelfde datum is opgenomen dat eiseres niet bovenmatig kan worden blootgesteld aan stof, rook, gassen en dampen (item 3.5), en daarnaast is een beperking voor blootstelling aan bepaalde allergenen opgenomen (item 3.8).
4.10.
In de functies assemblage medewerker elektronische producten (SBC-code 267041), en samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130) is gelet op de functieomschrijving geen sprake van blootstelling aan stof, rook, gassen, dampen en ook niet aan de betreffende allergenen. Het UWV hoefde dus niet nader te onderzoeken of dit problemen voor eiseres zou opleveren.
4.11.
In de functie productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) wordt eiseres blootgesteld aan soldeerdampen. De arbeidsdeskundig analist heeft toegelicht dat er luchtafzuiging op de werkplek is, maar dat dit niet alles wegvangt, en dat men hele dagen met solderen bezig kan zijn. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de functie geschikt is voor eiseres, omdat er geen sprake is van bovenmatige blootstelling maar van minimale blootstelling. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidskundige op dit punt had moeten overleggen met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Tussen het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de FML zit immers een discrepantie (r.o. 4.9). De rechtbank vindt het onzorgvuldig dat de arbeidskundige bezwaar en beroep zonder overleg met de verzekeringsarts is uitgegaan van de minder vergaande beperking die in de FML is genoemd. Ook op dit punt is het bestreden besluit niet goed gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Dit is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6. De rechtbank ziet aanleiding om het UWV in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om de gebreken te herstellen moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep onderzoeken en goed motiveren of eiseres tijdens de pauzes moet kunnen liggen en, of dit nu wel of niet nodig is, welke gevolgen dit heeft voor de in de FML op te nemen beperkingen, waaronder een urenbeperking (r.o. 4.7). Vervolgens dient een nieuwe arbeidskundige beoordeling plaats te vinden, waarbij in ieder geval voor de blootstelling aan soldeerdamp (r.o. 4.11), en zo nodig ook op andere punten, in overleg met de verzekeringsarts moet worden bezien of de geselecteerde voorbeeldfuncties passend zijn voor eiseres. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV de gebreken kan herstellen op zes weken na verzenddatum van deze uitspraak.
7. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. In beginsel, ook in de situatie dat het UWV de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
8. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat de rechtbank over de proceskosten (waaronder de reiskosten) en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het UWV op binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om de gebreken te herstellen;
- stelt het UWV in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eikelenboom, rechter, in aanwezigheid van
J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze tussenuitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussen uitspraak kan tegelijkertijd hoger beroep worden ingesteld met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak.

Voetnoten

1.Zie pagina 3 van het rapport van 17 mei 2023.
2.Zie pagina 2 van het rapport van 5 april 2024.