ECLI:NL:RBOVE:2024:6325

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
AK_23_2303
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping omgevingsvergunning voor verbouwing werkplaats tot Bed & Breakfast

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de herroeping van een omgevingsvergunning. Eiser had op 5 april 2023 een vergunning aangevraagd voor het verbouwen van een werkplaats tot een Bed & Breakfast (B&B) op zijn perceel. Het college van burgemeester en wethouders van Almelo verleende aanvankelijk de vergunning, maar verklaarde op 6 oktober 2023 het bezwaar van omwonenden tegen deze vergunning niet-ontvankelijk en herroepte de vergunning. Eiser ging hiertegen in beroep.

De rechtbank heeft op 15 oktober 2024 de zaak behandeld. Eiser stelde dat de van rechtswege verleende vergunning van 20 maart 2023 nooit in werking is getreden omdat deze niet bekendgemaakt was. De rechtbank oordeelde echter dat het college terecht de vergunning had herroepen, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden voor vergunningverlening. De rechtbank concludeerde dat er geen directe relatie bestond tussen de B&B en de hoofdbewoners van de woning, wat een vereiste was volgens de bestemmingsplanvoorschriften. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het college.

De uitspraak benadrukt het belang van de voorwaarden voor vergunningverlening en de noodzaak van een directe relatie tussen de activiteit en de hoofdbewoners. De rechtbank stelde vast dat de woning op het moment van de beslissing niet bewoond werd door de hoofdbewoners, wat leidde tot de conclusie dat de vergunning niet verleend kon worden. De uitspraak heeft implicaties voor toekomstige aanvragen voor omgevingsvergunningen in vergelijkbare situaties.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2303

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. G. Yousef),
en

het college van burgemeester en wethouders van Almelo (het college)

(gemachtigde: D.A. Cohen).
Als
derde-belanghebbendennemen aan de procedure deel: [derde belanghebbende 1] , [derde belanghebbende 2] , [derde belanghebbende 3] en [derde belanghebbende 4] , [derde belanghebbende 5] en [derde belanghebbende 6] , [derde belanghebbende 7] en [derde belanghebbende 8] , [derde belanghebbende 9] , [derde belanghebbende 10] , [derde belanghebbende 11] en [derde belanghebbende 12] .

Inleiding

1. Bij besluit van 5 april 2023 (het primaire besluit) heeft het college aan eiser een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van een werkplaats tot B&B aan de [adres] .
1.1
Bij besluit van 6 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar van een dertiental omwonenden niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar van een drietal andere omwonenden ontvankelijk en gegrond verklaard. Daarbij zijn de bij besluit van 5 april 2023 verleende omgevingsvergunning en de beschikking van rechtswege van 20 maart 2023 herroepen en is de aangevraagde omgevingsvergunning alsnog geweigerd.
1.2
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 15 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en [naam 1] . Namens het college zijn verschenen de gemachtigde bijgestaan door [naam 2] . Van belanghebbenden zijn verschenen [derde belanghebbende 1] , [derde belanghebbende 7] en [derde belanghebbende 8] en [naam 3] (namens [derde belanghebbende 11] en [derde belanghebbende 12] ).

Overwegingen

Feiten
2.1
Eiser en [naam 1] (de eigenaren) zijn eigenaar van het perceel [adres] . Het perceel is gelegen binnen het bestemmingsplan “De Riet” en heeft daarin de bestemmingen ‘Wonen’ en ‘Gemengd-2.
2.2
Eiser heeft op 1 december 2022 een aanvraag ingediend voor het verbouwen van de bij de woning behorende werkplaats tot Bed&Breakfast (B&B) op het perceel aan de [adres] .
De aanvraag heeft betrekking op de volgende activiteiten:
-bouwen (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
-strijd met een bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo).
2.3
Het college heeft vastgesteld dat het project niet in overeenstemming is met de
ter plekke geldende bestemming ‘Wonen’ en heeft besloten af te wijken van de bestemmingsplannen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, 1⁰,
van de Wabo gelezen in samenhang met artikel 31.3 van de bestemmingsplanvoorschriften.
2.4
Volgens het college wordt voldaan aan de in artikel 31.3 van de planvoorschriften neergelegde vereisten voor binnenplanse afwijking, waaronder het vereiste onder g. dat
er een directe relatie bestaat tussen de B&B en de (hoofd)bewoner(s) van de woning.
Het college stelt in dit verband dat de eigenaren van de woning tevens eigenaar zijn van
het bijgebouw waarin de B&B wordt gerealiseerd.
Bestreden besluit
3.1
Bij het bestreden besluit heeft het college de bij besluit van 5 april 2023 verleende omgevingsvergunning alsmede de beschikking van rechtswege van 20 maart 2023 herroepen en de aangevraagde omgevingsvergunning alsnog geweigerd.
Volgens het college is niet binnen de geldende beslistermijn op de aanvraag beslist, zodat
de aangevraagde omgevingsvergunning van rechtswege is verleend op 20 maart 2023.
Het college was niet meer bevoegd om op 5 april 2023 op de aanvraag te beslissen.
De bij besluit van 5 april 2023 door het college verleende vergunning moet dan ook worden herroepen.
3.2
De bezwaren tegen de bij besluit van 5 april 2023 verleende omgevingsvergunning worden geacht te zijn gericht tegen de van rechtswege verleende vergunning en zijn gegrond.
Op 10 mei en 14 augustus 2023 is door de toezichthouder geconstateerd dat sprake is
van met het bestemmingsplan strijdige bewoning van het perceel aan de [adres]
. Tijdens door de toezichthouder verrichte controles op genoemde data zijn twee personen aangetroffen die samen geen huishouden vormen en bovendien niet in de Basisregistratie Personen staan ingeschreven op dat adres.
3.3
Hiermee wordt niet voldaan aan een van de in artikel 31.3 van de planvoorschriften neergelegde voorwaarden voor binnenplans afwijken van het bestemmingsplan dat er een directe relatie moet zijn tussen de B&B en de hoofdbewoners van de woning.
3.4
Van een directe relatie is alleen sprake als het bewoning van een woning betreft
als bedoeld in het bestemmingsplan. Dat betekent ingevolge artikel 31.3 van de planvoorschriften dat sprake moet zijn van een huishouden. Dat houdt in dat de personen een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. Dat was ten tijde van de controles door de toezichthouder niet het geval. De vergunninghouder heeft op 18 en 19 september 2023 telefonisch laten weten dat de huidige bewoners de woning per 1 oktober 2023 zullen verlaten en dat nog niet bekend is wie de nieuwe bewoners worden.
3.5
Hiermee is niet aan de voorwaarden voor binnenplanse afwijking voldaan en kan het college niet meewerken aan binnenplanse afwijking op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, 2⁰ van de Wabo. Het college wil ook niet meewerken aan buitenplanse afwijking op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3⁰.

Beoordeling

4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het overgangsrecht
4.1
Op 1 januari 2024 is de Wabo ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het Overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Beroepsgronden
4.2
Eiser stelt dat de van rechtswege verleende vergunning van 20 maart 2023 nooit in werking is getreden omdat deze nooit is bekendgemaakt. De ingediende bezwaren kunnen dan ook niet gericht zijn tegen de vergunning van rechtswege. Het college had zich bij zijn besluit moeten beperken tot de verleende omgevingsvergunning van 5 april 2023. Door dat niet te doen kan het bestreden besluit geen standhouden.
4.3
Verder voldoet eiser aan de limitatieve criteria voor vergunningverlening op grond van artikel 31.3 van de planvoorschriften. De woning met B&B is als eenheid verhuurd aan de heer [naam 4] . Het is de uitdrukkelijke afspraak met [naam 4] geweest dat hij de woning zelf zou bewonen en de B&B zou exploiteren, zoals ook blijkt uit de in de overgelegde huurovereenkomst opgenomen voorwaarden. Dat [naam 4] dat niet heeft gedaan, zoals het college stelt, is na constatering door eiser gecorrigeerd door ter uitvoering van een door het college opgelegde last onder dwangsom de huurovereenkomst met [naam 4] te beëindigen binnen de gestelde begunstigingstermijn.
4.4
Eiser is altijd voornemens geweest en is dat nog steeds om de [adres] als woning met B&B te verhuren. Per 1 december 2023 is de woning met B&B verhuurd aan
[naam 5] die met haar dochter en echtgenoot in het hoofdgebouw gaat wonen en de B&B gaat exploiteren. Ten bewijze daarvan heeft eiser een huurovereenkomst overgelegd tussen de eigenaren van het pand en [naam 5] , ondertekend op 27 november 2023 alsmede een gemeentelijke bevestiging van de verhuisaangifte van [naam 5] van haar verhuizing per
1 december 2023 naar de [adres] .
4.5
De vraag of binnen de voorwaarden van de verleende vergunning wordt gehandeld is geen vraag voor het behoren verlenen van een vergunning, maar een handhavingsvraagstuk. Het college heeft bij de herbeoordeling een onjuiste maatstaf gehanteerd, aldus eiser.
Vergunning van rechtswege?
5.1
De rechtbank stelt vast dat het college binnen de in artikel 3.9 van de Wabo genoemde termijn geen besluit op de aanvraag heeft genomen. Dit is tussen partijen niet in geschil ‘
Dat betekent dat, op grond van artikel 3.9, derde lid, van de Wabo in combinatie met artikel 4:20b, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de aangevraagde omgevingsvergunning van rechtswege is verleend en het college niet meer bevoegd was een reëel besluit te nemen op de aanvraag.
5.2
Dat het college de van rechtswege verleende omgevingsvergunning ten onrechte niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:20c, eerste lid, van de Awb heeft bekendgemaakt doet daaraan niet af.
5.3
Het college heeft bij het bestreden besluit terecht de bij besluit van 5 april 2023 verleend omgevingsvergunning herroepen en de bezwaren van eiser opgevat als zijnde gericht tegen de van rechtswege verleende vergunning.
5.4
Uit de formulering van artikel 31.3 van de bestemmingsplanvoorschriften volgt dat een directe relatie tussen de activiteit en de (hoofd)bewoner(s) van
de woning een voorwaarde voor vergunningverlening is en niet, zoals eiser stelt, een kwestie van handhaving. Het college is slechts dan bevoegd om vergunning te verlenen
voor een B&B als aan de in artikel 31.3 neergelegde vereisten wordt voldaan.
5.5
Uit het in het bestuursrecht gehanteerde uitgangspunt dat besluiten in beroep ex tunc worden beoordeeld, dat wil zeggen op basis van de feitelijke situatie die er was op het moment van het nemen van het bestreden besluit volgt dat bij de beoordeling van het onderhavige geschil bepalend is of ten tijde van de beslissing op bezwaar van 6 oktober 2023 er een directe relatie was tussen de hoofdbewoner(s) van de woning en de B&B.
5.6
De rechtbank betrekt de door eiser ingediende huurovereenkomst met [naam 5] en haar aangifte van verhuizing dus niet nu deze stukken zien op de feitelijke situatie na 6 oktober 2023.
5.7
Uit de onderliggende stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat ten tijde van het bestreden besluit op 6 oktober 2023 de woning aan de [adres] niet meer werd bewoond.
5.8
Overigens werd in de periode daaraan voorafgaand, zoals de toezichthouder bij controles op 10 mei en 14 augustus 2023 heeft geconstateerd, de woning bewoond door twee kamerbewoners die niet stonden ingeschreven in de BRP en die geen gezamenlijke huishouding voerden. Deze situatie bestond reeds ten tijde van de vergunningaanvraag en tijdens de vergunningverlening van rechtswege en heeft langere tijd voortgeduurd totdat deze twee kamerbewoners op enig moment voor 1 oktober 2023 het pand hebben verlaten, waarna de woning leeg stond.
5.9
Uit het voorgaande volgt dat het college bij besluit van 6 oktober terecht de van rechtswege verleende vergunning van 20 maart 2023 heeft herroepen omdat niet werd voldaan aan de voorwaarde neergelegd in artikel 31.3 onder g van de planvoorschriften en het college niet bevoegd was de gevraagde vergunning te verlenen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de bij besluit van 5 april 2023 verleende omgevingsvergunning en de omgevingsvergunning van rechtswege van 22 maart 2023 terecht heeft herroepen
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Landstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
de rechter is buiten staat te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1, eerste lid
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk, (…);
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, (…);
Artikel 2.12
1.Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan “De Riet” zijn de gronden met de bestemming ‘Wonen’ onder meer bestemd voor wonen in een woning, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en tuinen en erven.
Artikel 31.3 van de planvoorschriften bepaalt dat burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van de bepalingen voor het bestemmingsplan voor het gebruik van ruimten van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed & breakfast accommodatie, met dien verstande dat:
a. a) de activiteit een ondergeschikt medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken betreft en beperkt blijft tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en alle bijbehorende bouwwerken;
b) de activiteit uit maximaal vier slaapkamers met een maximale oppervlakte van 30 m² per kamer bestaat, exclusief de sanitaire voorzieningen;
c) er maximaal één gemeenschappelijke huiskamer is van maximaal 30m²;
d) de activiteit in de bestaande woning of in de (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend;
e) de activiteit niet plaatsvindt in een vrijstaand bedrijfsgebouw;
f) bed & breakfast-kamers niet als zelfstandige wooneenheid functioneert. Een keuken/kookvoorziening is niet toegestaan;
g) er een directe relatie bestaat tussen de activiteit en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
h) de uitoefening van de activiteit (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert of afbreuk doet aan de beleving van de (woon)omgeving;
i. i) er sprake is van een verkeersveilige ontsluiting en bereikbaarheid;
j) bij het parkeren in het centrum en de schil eromheen (blauwe zone) wordt voldaan aan de beleidsregels, zoals opgenomen in het Parkeerbeleidsplan gemeente Almelo. Het parkeren dient in principe op eigen terrein plaats te vinden en mag in de rest bebouwde kom en de schil (blauwe zone) leiden tot een maximale toename van 1 auto in de openbare ruimte.