ECLI:NL:RBOVE:2024:6313

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
08/339608-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koelbloedige moord op slachtoffer met vuurwapen in Zwolle

Op 28 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 55-jarige man, die op 21 december 2023 schuldig werd bevonden aan de moord op [slachtoffer 4]. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar en een schadevergoeding van ruim 35.000 euro aan de nabestaanden. De zaak kwam aan het licht na een schietincident waarbij het slachtoffer meerdere schotverwondingen opliep en later overleed in het ziekenhuis. De verdachte werd kort na het incident aangehouden en ontkende de schoten te hebben gelost. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte met opzet en met voorbedachte rade handelde, gezien de omstandigheden van het schietincident en het forensisch bewijs. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van moord. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de impact op de nabestaanden en de eerdere veroordelingen van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/339608-23 (P)
Datum vonnis: 28 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1969 in [geboorteplaats 1] (Turkije),
nu verblijvende in de P.I. [locatie 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 november 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] voorgedragen slachtofferverklaringen, van wat door de benadeelde partij
[slachtoffer 3] is aangevoerd en van wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] door mr. S. Striekwold is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich, alleen of tezamen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan de moord dan wel doodslag op [slachtoffer 4], door hem met een vuurwapen in het (boven)lichaam te schieten, althans dat hij, verdachte, daaraan medeplichtig is geweest.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks [datum] 2023 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 4] van het leven heeft beroofd, door opzettelijk met een auto naar de omgeving van de woning van die [slachtoffer 4] te rijden en/of zich aldaar te begeven en/of op te houden met een vuurwapen en/of (telkens) opzettelijk meermalen, althans eenmaal (op geringe afstand van die [slachtoffer 4]) met dat/een vuurwapen een of meer kogels af te vuren in het bovenlichaam ( hartstreek en/of longen) van die [slachtoffer 4] ten gevolge waarvan die [slachtoffer 4] is overledenalthans medeplichtigheid bij/tot dit misdrijf.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Op [datum] 2023 om 15:14 uur kwam bij de politie een melding binnen dat er een persoon op de grond lag bij de [locatie 2] flat aan de [adres 1]. Toen politieagenten ter plaatse kwamen, zagen zij dat voor de flat een persoon op zijn rug lag en gereanimeerd werd. Agenten zagen vervolgens dat die persoon meerdere schotverwondingen had opgelopen en concludeerden dat er een schietincident had plaatsgevonden. Het slachtoffer werd per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. In het ziekenhuis aangekomen, werd vastgesteld dat er geen zinvolle behandelopties waren en dat hij was overleden. Het slachtoffer werd, kort na zijn overlijden, geïdentificeerd als [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]), woonachtig in de [locatie 2] flat aan de [adres 1].
Verdachte is op [datum] 2023 in zijn Citroën C4 bij de [locatie 2] geweest en heeft daar met [slachtoffer 4] gesproken. Vanwege zijn aanwezigheid bij de [locatie 2] flat, werd verdachte diezelfde avond, om 20:14 uur, bij de Shell aan de Rijksweg A2 in Breukelen aangehouden, op verdenking van moord dan wel doodslag op [slachtoffer 4].
In dit vonnis buigt de rechtbank zich over de vraag of verdachte de schutter was en, zo ja, of sprake was van opzet en voorbedachte raad.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van moord, omdat voorbedachte raad niet bewezen kan worden, en dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag van [slachtoffer 4].
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om verdachte integraal vrij te spreken, bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dat verdachte op [slachtoffer 4] heeft geschoten. Voorts heeft hij betoogd dat sprake zou kunnen zijn van een alternatief scenario, omdat, voorafgaand aan de schietpartij, meerdere andere personen op de (latere) plaats delict aanwezig waren.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat sprake was van voorbedachte raad, zodat geen sprake was van moord, maar van doodslag.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De tijdlijn
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij kort voor de schietpartij alleen in zijn auto zat en op de rondweg voor de [locatie 2] flat aan de [adres 1] reed. Net toen hij de rondweg wilde verlaten en de doorgaande weg weer op wilde rijden, zag verdachte, de hem bekende, [slachtoffer 4] fietsen. Hij keerde zijn auto en reed achter [slachtoffer 4] aan over de rondweg tot aan de portiek van de flat. Voor de portiek maakte verdachte vanuit zijn auto een beweging naar [slachtoffer 4], die zich inmiddels in de portiek bevond, waarmee hij hem maande om naar hem toe te komen. [slachtoffer 4] kwam vervolgens naar hem toe en verdachte en hij hebben een gesprek gevoerd.
Vanuit de [locatie 2] flat en de omgeving van de [adres 1] zijn beeld- en geluidsopnames beschikbaar. Op één van de camera’s van de [locatie 2] flat is de weg die voor de flat ligt te zien. Ook zijn de fietsenstalling, een deel van het parkje en de weg achter de fietsenstalling te zien. Op een tweede camera van de [locatie 2] flat is een deel van de portiek te zien en ook een stuk van de weg die voor de flat ligt. De tijdsaanduiding op de beelden van de flat lopen 8 minuten en 53 seconden voor op de werkelijke tijd. Wanneer hierna over tijden wordt gesproken, is die afwijking gecorrigeerd en wordt gesproken over de werkelijke tijd. Een camera aan de [adres 3] biedt, vanuit de [locatie 2] flat, zicht op een deel van de rondweg voor de flat. Er zijn geen beelden van het schietincident. Wel zijn knallen te horen op een beeld- en geluidsopname van een camera aan de [adres 2]. Deze camera is gericht op de kruising van de doorgaande [adres 1] met de [adres 1] bij de [locatie 2] flat.
De rechtbank stelt, aan de hand van de verklaring van verdachte, in combinatie met beeld- en geluidsopnames vanuit de [locatie 2], de [adres 3] en de [adres 2] en informatie van de politie, de volgende tijdlijn vast.
Op [datum] 2023 om 15:00:36 uur rijdt verdachte over de weg achter de fietsenstalling om vervolgens om 15:00:56 uur voor de portiek van de flat waarin [slachtoffer 4] woonde langs te rijden. Als verdachte de weg bij de [locatie 2] wil verlaten, ziet hij [slachtoffer 4] fietsen. [slachtoffer 4] komt om 15:02:00 uur aan fietsen, vanuit de richting van de [adres 4] met een gevulde tas van de Jumbo. Verdachte keert zijn auto en rijdt, om 15:02:09 uur, nogmaals over de weg achter de fietsenstalling, waarna hij om 15:02:25 uur stopt op de weg links voor de portiek. [slachtoffer 4] staat dan met zijn fiets en boodschappen in de portiek van de flat en kijkt in de richting van de auto van verdachte. Verdachte maant [slachtoffer 4] om naar hem toe te komen en rijdt vervolgens achteruit. [slachtoffer 4] parkeert tegelijkertijd zijn fiets in de portiek, zet zijn tas met boodschappen neer en loopt naar buiten in de richting van de auto van verdachte. Zowel verdachte als [slachtoffer 4] zijn dan buiten beeld. Om 15:03:31 uur komt [slachtoffer 4] weer in beeld. Hij opent de deur van de portiek, pakt zijn tas met boodschappen en loopt weer in de richting van de auto van verdachte. Wederom zijn verdachte en [slachtoffer 4] niet te zien. Om 15:08:37 klinkt dan een eerste schot. In de zes seconden die daarop volgen zijn nog vier schoten te horen. Om 15:08:52 uur, 9 seconden nadat het laatste schot te horen is, rijdt verdachte weg in de richting van de doorgaande weg en verlaat hij de weg bij de [locatie 2] flat. Omstreeks 15.20 uur treft de politie vervolgens het lichaam van [slachtoffer 4] aan op zijn rug ter hoogte van de garageboxen van de [locatie 2] flat. [slachtoffer 4] is met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd, waar werd geconstateerd dat hij was overleden.
Doodsoorzaak
Door arts en forensisch patholoog drs. Hundscheid is vastgesteld dat aan het lichaam van [slachtoffer 4] in totaal acht huidperforaties te zien waren in het kader van vier doorschoten. Het overlijden van [slachtoffer 4] wordt verklaard door de gevolgen van één doorschot aan de romp (van de voorzijde van de borst rechts naar de zijkant van de borst links).
Forensisch onderzoek
Op de plaats delict werden onder meer vier hulzen aangetroffen en in de auto van verdachte werden een 9x19 millimeter kogelpatroon (tussen de linker voorstoel en de middenconsole) en een jas (op de achterbank) gevonden. De kleding van [slachtoffer 4] werd in beslaggenomen en de handen van verdachte werden, na zijn aanhouding, bemonsterd op schotresten. De hulzen, het kogelpatroon, de jas uit de auto van verdachte, de kleding van [slachtoffer 4] en de bemonsteringen van de handen van verdachte zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI).
De hulzen en het kogelpatroon
Volgens het NFI is het extreem veel waarschijnlijker dat de vier hulzen zijn verschoten met hetzelfde vuurwapen, dan dat ze zijn verschoten met twee verschillende vuurwapens. Het NFI heeft ook de sporen op het kogelpatroon uit de auto van verdachte vergeleken met de sporen op de hulzen die op de plaats delict werden aangetroffen. Volgens het NFI is het zeer veel waarschijnlijker dat de sporen in het patroon zijn veroorzaakt door het vuurwapen waarmee de hulzen werden verschoten dan dat de sporen op het patroon werden veroorzaakt door een ander vuurwapen.
De jas en de (bemonsteringen van de) handen van verdachte
Volgens het NFI is het zeer veel waarschijnlijker dat op de jas en op de (bemonsteringen van de) handen van verdachte schotresten aanwezig waren dan dat geen sprake was van schotresten. Op de jas werden DNA-sporen van verdachte aangetroffen.
Vergelijken van deeltjesverzamelingen
Het NFI heeft de schotrest deeltjes die op de jas en de (bemonstering van de) handen van verdachte werden aangetroffen, vergeleken met de deeltjes die op de beschadigingen in de kleding van [slachtoffer 4] werden aangetroffen. Uit dat vergelijkend onderzoek kwam naar voren dat het even waarschijnlijk is dat de deeltjes op de jas en de handen van verdachte en de deeltjes op de kleding van [slachtoffer 4] dezelfde bron van herkomst hebben als dat zij een verschillende bron van herkomst hebben. Die uitkomst geldt ook voor de vergelijking tussen de deeltjes die op de hulzen van de plaats delict werden aangetroffen en de beschadigingen op de kleding van [slachtoffer 4].
De rechtbank stelt, gelet op de onderzoeksresultaten van het NFI, vast dat de hulzen van de plaats delict en het kogelpatroon uit de auto van verdachte met hetzelfde vuurwapen werden verschoten. De jas die in de auto werd gevonden, is de jas van verdachte en daarop waren schotresten aanwezig. Ook op de (bemonsteringen van de) handen van verdachte zaten schotresten. Verder stelt de rechtbank vast dat het mogelijk is dat de deeltjes die op de jas van verdachte werden aangetroffen dezelfde bron van herkomst hebben als de deeltjes op de kleding van het slachtoffer. Ook de deeltjes op de hulzen van de plaats delict zijn mogelijk afkomstig uit dezelfde bron als de deeltjes die op de kleding van [slachtoffer 4] werden aangetroffen.
Bewijsoverwegingen
Is verdachte de schutter geweest?
Vaststaat, en dat staat ook niet ter discussie, dat [slachtoffer 4] werd beschoten en dat hij, als gevolg van één van de schotverwondingen die hij opliep, is overleden. Ook staat vast dat verdachte de bestuurder en enige inzittende van de Citroën C4 was, dat hij kort voorafgaand aan het schietincident aanwezig was bij de [locatie 2] flat aan de [adres 1], dat hij daar een gesprek initieerde met [slachtoffer 4] en dat hij zeer kort na het schietincident de [adres 1] bij de [locatie 2] flat verliet.
Verdachte heeft ontkend dat hij op [slachtoffer 4] heeft geschoten. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de bewijsmiddelen in het dossier volgt dat verdachte [slachtoffer 4] op [datum] 2023 heeft gedood, door meerdere malen op hem te schieten met een vuurwapen. Zij licht dat hieronder toe.
Uit het feit dat het kogelpatroon uit de auto van verdachte werd verschoten met hetzelfde wapen als de hulzen die op de plaats delict werden aangetroffen, leidt de rechtbank af dat verdachte op enig moment de beschikking had over het wapen waarmee [slachtoffer 4] is gedood. Daarbij blijkt uit het feit dat er schotresten zijn aangetroffen op de (bemonsteringen van) de handen en de jas van verdachte, dat verdachte kort voor zijn aanhouding met een wapen heeft geschoten. Uit deze feiten en omstandigheden, bezien in combinatie met het feit dat verdachte ten tijde van de schietpartij op de plaats delict aanwezig was en met het feit dat de sporen op de jas van verdachte mogelijk van dezelfde bron afkomstig zijn als de sporen op de (beschadigde) kleding van [slachtoffer 4] en verdachte hier geen (ontzenuwende) verklaring voor geeft, volgt de conclusie dat verdachte met een vuurwapen op [slachtoffer 4] heeft geschoten.
De rechtbank is van oordeel dat het alternatieve scenario dat de verdediging heeft geschetst, namelijk dat ook andere personen voorafgaand aan het schietincident op de (latere) plaats delict aanwezig waren, onvoldoende concreet is gemaakt en schuift dit, mede in het licht van de resultaten van het forensisch onderzoek, als hoogst onwaarschijnlijk terzijde.
Opzet
Verdachte heeft vijf keer op [slachtoffer 4] geschoten. [slachtoffer 4] werd daarbij meerdere keren geraakt en liep vier (door)schotverwondingen op aan zijn rechter schouder, linker arm, linker bil en in zijn hartstreek. Het schot in de hartstreek werd hem uiteindelijk fataal. Het gericht meerdere malen met een vuurwapen op andermans (boven)lichaam schieten, is naar de uiterlijke verschijningsvorm zo gericht op het doden van die persoon, dat het niet anders kan dan dat verdachte de intentie had om [slachtoffer 4] te doden. De rechtbank gaat dan ook uit van vol opzet bij verdachte op de dood van [slachtoffer 4].
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte [slachtoffer 4] met voorbedachte raad heeft omgebracht. Zij overweegt daartoe het volgende.
De weg die langs de [locatie 2] flat loopt, is geen doorgaande weg. Deze weg biedt alleen toegang tot de [locatie 2] flat. De rechtbank overweegt dat het daarom niet aannemelijk is dat iemand die niets bij de flat te zoeken heeft, de doorgaande weg verlaat om een rondje over de weg voor de flat te rijden. Daarbij komt dat het toeval dan zou zijn dat juist deze weg toegang biedt tot de flat waar [slachtoffer 4] woonde en dat verdachte dus tot tweemaal toe de toegangsweg in korte tijd is ingereden. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte dat hij zonder reden voor de [locatie 2] flat reed en dat hij [slachtoffer 4] daar per toeval tegenkwam, derhalve terzijde als hoogst ongeloofwaardig. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich op [datum] 2023, bewapend en op zoek naar [slachtoffer 4], naar de [locatie 2] flat aan de [adres 1] begeven. Verdachte reed een rondje voor de flat en zag, vlak voordat hij weer wilde vertrekken, [slachtoffer 4] op de fiets aan komen rijden. Verdachte heeft toen zijn auto gekeerd, is nogmaals over de rondweg voor de flat gereden en zocht vervolgens contact met [slachtoffer 4], die kennelijk nietsvermoedend naar hem toeliep. Het duurde daarna nog ruim zes minuten voordat verdachte [slachtoffer 4], die weerloos en ongewapend was, meerdere malen gericht beschoot. Een van die schoten heeft [slachtoffer 4] getroffen in zijn linker bil. De rechtbank leidt daaruit af dat [slachtoffer 4] op enig moment tijdens de confrontatie met zijn rug naar verdachte toe stond of met zijn rug naar verdachte toe op de grond lag.
Gedurende de tijd waarin verdachte rondreed, waarin hij [slachtoffer 4] wenkte, waarin hij met [slachtoffer 4] sprak en waarin hij vervolgens, kennelijk ook van achteren, op [slachtoffer 4] schoot, heeft verdachte zich kunnen beraden op zijn besluit om [slachtoffer 4] te doden. Daarbij is niet gebleken dat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Getuigen hebben niet verklaard dat zij voorafgaand aan het schieten geschreeuw of geruzie hoorden of dat anderszins sprake was van een situatie die zou hebben kunnen wijzen op het ontstaan van een ernstig emotioneel conflict tussen verdachte en [slachtoffer 4]. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. Verdachte heeft daarover zelf ook niet verklaard, hoewel dat wel op zijn weg had gelegen.
Uit dit alles is de rechtbank van oordeel dat verdachte voldoende gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad om [slachtoffer 4] van het leven te beroven en zich daarvan rekenschap te geven.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat medeplegen niet bewezen kan worden.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het (impliciet) primair tenlaste gelegde wettig en overtuigend is bewezen, met uitzondering van medeplegen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onderdeel medeplegen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks[datum] 2023 in de gemeente Zwolletezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen opzettelijk en al dan nietmet voorbedachten rade [slachtoffer 4] van het leven heeft beroofd, door opzettelijk met een auto naar de omgeving van de woning van die [slachtoffer 4] te rijden en/ofzich aldaar te begeven en/ofop te houden met een vuurwapen en/of (telkens)opzettelijk meermalen, althans eenmaal (op geringe afstand van die [slachtoffer 4])met dat/eenvuurwapeneen of meerkogels af te vuren in hetbovenlichaam(hartstreek en/of longen)van die [slachtoffer 4] ten gevolge waarvan die [slachtoffer 4] is overledenalthans medeplichtigheid bij/tot dit misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
moord.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van doodslag, gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien jaren met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, bij een bewezenverklaring van doodslag, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal veertien jaren op zijn plaats is.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de koelbloedige moord op [slachtoffer 4] . Hij heeft [slachtoffer 4] bij diens woning opgezocht en heeft meerdere keren gericht op hem geschoten, terwijl [slachtoffer 4] ongewapend was en nietsvermoedend het contact met verdachte aanging. Verdachte raakte [slachtoffer 4] onder meer in zijn linkerbil, wat erop duidt dat [slachtoffer 4] ten tijde van het lossen van dat schot met zijn rug naar verdachte toe stond of lag.
Met deze moord heeft verdachte blijk gegeven van een volkomen gebrek aan respect voor het leven van een medemens. Hij heeft daarmee niet alleen het leven van [slachtoffer 4] genomen, maar ook de nabestaanden, in het bijzonder de ouders en de broer van [slachtoffer 4], een onherstelbaar en zwaar verlies toegebracht.
Een ernstig geweldsdelict als moord leidt tot grote maatschappelijke onrust en tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij de omwonenden. De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat hij [slachtoffer 4] op klaarlichte dag, in een woonbuurt, op de stoep voor zijn woning heeft neergeschoten, terwijl daar even te voren ook nog andere personen, waaronder (jonge) kinderen, aanwezig waren.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 30 april 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Ter terechtzitting heeft verdachte voornamelijk gezwegen. Hij heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor het bewezen verklaarde feit en heeft daarmee iedereen, en in het bijzonder de nabestaanden, in het ongewisse gelaten over de toedracht en de reden van de moord.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat uitsluitend een lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht doet aan de aard en ernst van het door verdachte gepleegde misdrijf en de met strafoplegging na te streven doelen van enerzijds vergelding en anderzijds beveiliging van de maatschappij en de juiste normhandhaving. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf mede gelet op de proceshouding van verdachte en op straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat het passend en geboden is om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van twintig jaren, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank gaat met deze straf boven de strafeis van de officier van justitie uit, omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, moord bewezen acht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
7.1.1
De vordering van [slachtoffer 1]
(vader), vertegenwoordigd door mr. S. Striekwold, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 17.655,00 (zeventienduizend zeshonderd vijvenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit kosten gemaakt ter verwerping van de nalatenschap van [slachtoffer 4] ter hoogte van € 155,00. Ter vergoeding van immateriële schadevergoeding wordt een bedrag van € 17.500,00 aan affectieschade gevorderd.
7.1.2
De vordering van [slachtoffer 2]
(moeder), vertegenwoordigd door mr. S. Striekwold, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 17.682,00 (zeventienduizend zeshonderd tweeëntachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de kosten van lijkbezorging (kosten van het crematorium) ter hoogte van € 182,00. Ter vergoeding van immateriële schadevergoeding wordt een bedrag van € 17.500,00 aan affectieschade gevorderd.
7.1.3
De vordering van [slachtoffer 3]
(broer) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van
€ 50,00 (vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de kosten van lijkbezorging (kosten voor de bloemen). Ter vergoeding van proceskosten wordt een bedrag van € 950,00 aan reiskosten gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de ingediende vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn en dat zij in het geheel moeten worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Wat betreft de vordering van [slachtoffer 3] heeft de raadsman verzocht de vordering af te wijzen, omdat niet duidelijk is geworden dat [slachtoffer 3] valt onder de hardheidsclausule van artikel 6:108, vierde lid, onder g, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
Het juridisch kader
Artikel 51f lid 1 Sv bepaalt dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces om vergoeding van deze rechtstreekse schade te vorderen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het slachtoffer door het strafbare feit is overleden de erfgenamen zich kunnen voegen ter zake van hun onder algemene titel verkregen vordering. Daarnaast kunnen de personen genoemd in artikel 6:108 BW ter zake van de daar bedoelde vorderingen zich voegen voor onder meer de volgende schadeposten: de kosten van lijkbezorging en affectieschade.
-
kosten van lijkbezorging
Op grond van het bepaalde in artikel 6:108, tweede lid, BW kan degene die kosten van lijkbezorging van het slachtoffer heeft gedragen, deze kosten vorderen. De term lijkbezorging is een verzamelterm en omvat meer dan enkel begrafeniskosten. De kosten moeten echter – gelet op de omstandigheden waaronder de overledene leefde – in redelijkheid worden gemaakt.
-
affectieschade
Affectieschade is de immateriële schade die bestaat uit het verdriet en de pijn die is veroorzaakt doordat een persoon waarmee men een affectieve band heeft, overlijdt. Sinds 1 januari 2019 is het voor nabestaanden van een overleden slachtoffer mogelijk om vergoeding van affectieschade te vorderen op grond van artikel 6:108, derde en vierde lid, BW. Het overlijden van het slachtoffer moet dan het gevolg zijn van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. De hoogte van de bedragen waarop men aanspraak kan maken, is geregeld in het Besluit vergoeding affectieschade.
De rechtbank stelt vast dat de voornoemde vorderingen zijn ingediend door nabestaanden van [slachtoffer 4]. [slachtoffer 4] is ten gevolge van het bewezen verklaarde strafbare feit overleden. De rechtbank zal hieronder de ingediende vorderingen bespreken.
7.4.2
Ten behoeve van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
De materiële schade
De opgevoerde materiële schadeposten hebben betrekking op kosten van lijkbezorging in de zin van artikel 6:108, tweede lid, BW. De schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het door beide benadeelde partijen gevorderde daarom geheel toewijzen.
De immateriële schade
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] – de vader van [slachtoffer 4] – en [slachtoffer 2] – de moeder van [slachtoffer 4] – op grond van artikel 6:108, vierde lid, BW vallen binnen de kring van gerechtigden die aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade hebben geleden in de vorm van affectieschade. De rechtbank stelt vast dat de gevorderde schadebedragen overeenkomen met het bedrag dat in het Besluit vergoeding affectieschade is vastgesteld voor een ouder van de overledene. De rechtbank zal het door beide benadeelde partijen gevorderde daarom geheel toewijzen.
7.4.3
Ten behoeve van [slachtoffer 3]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De materiële schade
De opgevoerde materiële schadepost heeft betrekking op kosten van lijkbezorging in de zin van artikel 6:108, tweede lid, BW. De verdediging heeft de vordering betwist. De rechtbank overweegt dat, anders dan bij een vordering bestaande uit affectieschade, ten aanzien van een vordering bestaande uit kosten van lijkbezorging niet is vereist dat de schade wordt gevorderd door een naaste die valt binnen de kring van gerechtigden als bedoeld in 6:108, derde en vierde lid, BW. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade voldoende onderbouwd en aannemelijk is en zal het gevorderde daarom geheel toewijzen.
De proceskosten
De rechtbank overweegt dat de opgevoerde reiskosten als proceskosten kunnen worden gevorderd, omdat [slachtoffer 3] niet wordt bijgestaan door een procesvertegenwoordiger én de kosten voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot betaling van de proceskosten, tot op heden begroot op een bedrag van € 950,00.
7.4.4.
De wettelijke rente
De rechtbank zal de toegewezen schadebedragen vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente. Voor de immateriële schadevergoeding wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten [datum] 2023. Voor de materiële schadevergoeding wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf de data waarop de schade door de verschillende benadeelde partijen is geleden.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal ten aanzien van iedere voornoemde vordering de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit aan de benadeelde partijen is toegebracht. Als door de verdachte niet of niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met de hierna per vordering te noemen aantallen dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting ten aanzien van iedere vordering niet opheft.
  • de vordering van [slachtoffer 1] : 123 dagen gijzeling;
  • de vordering van [slachtoffer 2]: 123 dagen gijzeling;
  • de vordering van [slachtoffer 3] : 1 dag gijzeling.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
moord;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot betaling van een bedrag van
€ 17.655,00 toe (bestaande uit € 155,00 aan materiële schadevergoeding en € 17.500,00 aan immateriële schadevergoeding);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 17.655,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente over € 17.500,00 vanaf
[datum] 2023 en over € 155,00 vanaf 4 maart 2024);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 17.655,00 (zegge: zeventienduizend zeshonderd vijfenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 17.500,00 vanaf [datum] 2023 en over € 155,00 vanaf 4 maart 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 123 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot betaling van een bedrag van € 17.682,00 toe (bestaande uit € 182,00 aan materiële schadevergoeding en € 17.500,00 aan immateriële schadevergoeding);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 17.682,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente over € 17.500,00 vanaf
[datum] 2023 en over € 182,00 vanaf 14 maart 2024);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 17.682,00 (zegge: zeventienduizend zeshonderd tweeëntachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 17.500,00 vanaf [datum] 2023 en over € 182,00 vanaf 14 maart 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 123 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot betaling van een bedrag van
€ 50,00 (bestaande uit materiële schadevergoeding) toe;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van € 50,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2024);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 950,00, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 50,00 (zegge: vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 november 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie Team Grootschalige Opsporing Oost-Nederland met nummer ONRAB23017 (onderzoek Ontario) van 2 mei 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 14 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Op [datum] 2023 zat ik alleen in mijn auto. Ik reed bij de [locatie 2] flat aan de [adres 1]. Toen ik net weer de doorgaande weg op wilde rijden, zag ik [slachtoffer 4] fietsen. Ik ken hem al langer. Ik keerde mijn auto, reed naar hem toe, heb hem gemaand om bij mij te komen en heb een gesprek met hem gevoerd.

2.
Het proces-verbaal zoekslag RDW Citroen C4 kenteken [kenteken] van 28 december 2023 (Zaaksdossier 1, pagina’s 11 en 12), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)[kenteken] : TNG is [verdachte] geboren [geboortedatum 1]-1969 BSN [nummer 1] staat ingeschreven aan de [adres 5]
3.
Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden [locatie 2] flat van 22 december 2023 (Zaaksdossier 1, pagina’s 163 tot en met 187), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)
Op camera 7 is de weg te zien die voor de flat ligt. Tevens is een fietsenstalling te zien en een deel van een park. Achter de fietsenstalling ligt ook een weg.
Op camera 8 is een groot deel binnen de portiek te zien en ook een stuk van de weg die voor de flat/de portiek ligt.
(…)
Camera: [locatie 2]
Datum: 21-12-2023
Cameratijd: 15:09:49
Werkelijke tijd: 15:00:56
Ik zie om 15:09:49 uur vanaf links een donkerkleurige personenauto voor de portiek van de flat langs rijden en rechts uit beeld verdwijnen.
(…)
Camera: [locatie 2]
Datum: 21-12-2023
Cameratijd: 15:10:53
Werkelijke tijd: 15:02:00
Op camera 7 en 8 zie ik dat het slachtoffer om 15:10:53 van rechts komt fietsen en stopt ter hoogte van de ingang van de portiek.
(…)
Camera: [locatie 2]
Datum: 21-12-2023
Cameratijd: 15:11:00
Werkelijke tijd: 15:02:07
Ik zie (…) dat het slachtoffer met zijn fiets het portiek in loopt.
(…)
Camera: [locatie 2]
Datum: 21-12-2023
Cameratijd: 15:11:02
Ik zie om 15:11:02 uur dat een donkerkleurige personenauto van rechts, over de weg achter de fietsenstalling, aan komt rijden.
(…)
Camera: [locatie 2]
Datum: 21-12-2023
Cameratijd: 15:11:18
Werkelijke tijd: 15:02:25
Ik zie om 15:11:18 uur dat er van links een auto van vermoedelijk het merk Citroen in beeld komt. (…) Op het moment dat deze personenauto aan komt rijden kijkt het slachtoffer in de richting van de personenauto. Om 15:11:19 uur staat het voertuig stil.
(…)
Camera: [locatie 2] 00174
Datum: 21-12-2023
Cameratijd: 15:11:20
Werkelijke tijd: 15:02:27
Ik zie om 15:11:20 uur dat de persoon in de auto een beweging maakt met vermoedelijk zijn/haar hand.
(…)
Camera: [locatie 2]
Datum: 21-12-2023
Cameratijd:15:11:22
Werkelijke tijd: 15:02:29
(…) Tevens is te zien dat de personenauto achteruit rijdt. En vervolgens uit beeld verdwijnt.
(…)
Camera: [locatie 2]
Datum: 21-12-2023
Camera tijd: 15:11:24
Werkelijke tijd: 15:02:31
Op het moment dat de personenauto achteruit rijdt gaat gaat het slachtoffer met zijn fiets achterwaarts en parkeert zijn fietst rechts naast de toegangsdeur van het portiek.
(…)
Camera: [locatie 2]
Datum: 21-12-2023
Cameratijd: 15:11:35
Werkelijke tijd: 15:02:42
Ik zie om 15:11:35 uur dat het slachtoffer zijn fiets geparkeerd heeft en zijn gele plastic zak voor zijn fiets en rechts van de toegangsdeur in het portiek zet.
Camera: [locatie 2]
Datum: 21-12-2023
Cameratijd:15:11:38
Werkelijke tijd: 15:02:45
Ik zie om 15:11:38 uur dat het slachtoffer naar buiten loopt richting links.
(…)
Camera: [locatie 2]
Datum: 21-12-2023
Cameratijd: 15:12:24
Werkelijke tijd: 15:03:31
Om 15.12:24 zie ik het slachtoffer vanaf links de hoek omkomen en een beweging maken nabij de bellen waarna ik zie dat de toegangsdeur van de portiek open gaat.
Camera: [locatie 2]
Datum: 21-12-2023
Cameratijd: 15:12:31
Werkelijke tijd: 15:03:38
Ik zie om 15:12:31 uur dat het slachtoffer zijn gele plastic tas die hij daarvoor naar de toegangsdeur heeft gezet pakt en meeneemt.
(…)
Camera: [locatie 2]
Datum: 21-12-2023
Cameratijd: 15:12:33
Werkelijke tijd: 15:03:40
Ik zie om 15:12:33 uur dat het slachtoffer weer richting links loopt, dezelfde richting als waar hij zojuist vandaan kwam.
(…)
Camera: [locatie 2]
Datum: 21-12-2023
Cameratijd: 15:17:53
Werkelijke tijd: 15:09:00
Ik zie om 15:17:53 uur van links een donkerkleurige personenauto aan komen rijden. Deze personenauto rijdt over de weg die achter de fietsenstalling ligt. Ik zie dat de personenauto rechts weer uit beeld verdwijnt.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen vaststelling tijdsverschil camerabeelden Deltawonen thv [adres 1] van 10 september 2024, aanvullend zaaksdossier Ontario, pagina’s 714 en 715, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Ter controle van de tijdsinstelling werd door mij van het tijdstip op de
live beelden een foto gemaakt. Het tijdstip van de camerabeelden op de foto, zijnde 17:43: 11 uur, werd door mij vergeleken met het exif informatie van de foto, zijnde: 17.34:18 uur. Daarmee kon door mij worden vastgesteld dat de camerabeelden van Deltawonen 8 minuten en 53 seconden voor liepen op de atoomtijd.(…)
5.
Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden [adres 2] van 23 december 2023 (Zaaksdossier 1, pagina’s 151 tot en met 162), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)
Camera: [adres 2]
Datum: 21-12-2023
Werkelijke/Cameratijd: 15:08:38 uur
Ik hoor om 15:08:37 uur 1 keer een knal die mij doet denken aan een schot met een vuurwapen.
Om 15:08:38 uur hoor ik twee keer een knal/schot achter elkaar
Om 15:08:41 uur hoor ik 1 keer een knal/schot
Om 15:08:43 uur hoor ik 1 keer een knal/schot.
Ik hoor dus in totaal 5 schoten binnen 6 seconden.(…)
6.
Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden [adres 3] van 23 december 2023 (Zaaksdossier 1, pagina’s 188 tot en met 195), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)
Dit voertuig blijft tot 15:08:52 uur stilstaan en daarna rijdt deze weg.(…)
7.
Het herziene rapport ‘Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden’ van 7 maart 2024 (Forensisch dossier, pagina’s 371 tot en met 379), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
1. Overledene
(…)
Naam: [slachtoffer 4] (M)
Geboortedatum: [geboortedatum 2] 1984
Geboorteplaats: [geboorteplaats 2]
Bovengenoemde persoon is levenloos aangetroffen op de [adres 1] op
[datum] 2023.
(…)
Aan de linkerbil, op circa 83 cm van de voetzolen en circa 0,5 cm van het midden was een inschotwond van circa 0,9 x 0,5 cm (L). Laag aan de rug links, op circa 102 cm van de voetzolen en circa 13,5 cm van het midden, was een uitschotwond van circa 1,5 x 0,7 cm (K). Tussen letsels L en K was een naar links, bovenwaarts en gering achterwaarts gericht schotkanaal met perforatie van de bilspieren.
(…)
Aan het lichaam waren in totaal 8 huidperforaties in het kader van 4 doorschoten. Bij het doorschot aan de romp waren belangrijke structuren geraakt (sub A, B4-I). Hierbij was er onder meer perforatie van het borstmiddenschot, het hartzakje, het hart, de linkerborstholte en de linkerlong. Dit heeft geleid tot hart-, long- en ademhalingsfunctiestoornissen en ernstig bloedverlies (sub B5) op basis waarvan het overlijden volledig kan worden verklaard.
8.
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ([adres 1]) van 26 maart 2024 (Forensisch dossier, pagina’s 31 tot en met 38), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Sporendragers
Goednummer: [nummer 2]
SIN : [nummer 3]
Object: Munitie (Mund Huls)
Aantal/eenheid: 1 stuks
Merk/type: 9mm Luger G.F.L.
Bijzonderheden : 21-12-23, 16:55, fotobordje d, grond bij gft-container
Goednummer: [nummer 4]
SIN : [nummer 5]
object : Munitie (Mund Huls)
Merk/type: 9mm Luger G.F.L.
Bijzonderheden : 21-12-23, 16:55, fotobordje a, bestrating bij gft-container
Goednummer: [nummer 6]
SIN : [nummer 7]
object : Munitie (Mund Huls)
Merk/type : 9mm Luger G.F.L.
Bijzonderheden : 21-12-23, 16:55, fotobordje c, bestrating bij gft-container
Goednummer: [nummer 8]
SIN: [nummer 9]
object : Munitie (Mund Huls)
Merk/type: 9**P
Bijzonderheden : 21-12-23, 16:55, fotobordje b, bestrating bij gft-container
Goednummer : [nummer 10]
SIN: [nummer 11]
Object: Kleding (Jas)
Inhoud/specificatie : Bebloede jas lag op bestrating tussen de twee garagedeuren.
Bijzonderheden : 21-12-23, 17:15, jas, tussen twee garagedeuren
Goednummer : [nummer 12]
SIN: [nummer 13]
Object : Munitie (Mund Projectiel)
Aantal/eenheid : 1 stuks
Verpakking : Koker
Inhoud/specificatie : Projectiel uit rechter garage
Bijzonderheden : 21/12/2023 20:00 uur
Goednummer : [nummer 14]
SIN : [nummer 15]
object : Munitie (Mund Projectiel)
Aantal/eenheid : 1 stuks
Verpakking : Koker
Inhoud/specificatie : Projectiel/mantel uit rechter garagebox
Bijzonderheden : 21-12-2023 / 20:03 uur;

9.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuig (Citroen [kenteken]) van

29 december 2023 (Forensisch dossier, pagina’s 155 en 156), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdens het door mij ingestelde sporenonderzoek heb ik waargenomen en bevonden dat:
(…)
-er tussen de linker voorstoel en de midden console bij de rails van de linker
voorstoel een kogelpatroon lag. Deze kogelpatroon 9x19 millimeter is door mij voor een eventueel forensisch vervolgonderzoek veiliggesteld en gewaarmerkt met
SIN [nummer 16].
10.
Het rapport ‘Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Zwolle op [datum] 2023’ van 29 januari 2024 (Forensisch dossier, pagina’s 413 tot en met 423), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)
Hulzen
Het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de hulzen zijn
verschoten met één vuurwapen.
Voor de verschillende hulzenparen die te combineren zijn binnen de vier hulzen
[[nummer 7] t/m [nummer 17] en [nummer 3]], kaliber 9mm Parabellum, zijn de
volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen.
Hypothese 2: De hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker
wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Patroon en hulzen
Voor de patroon [[nummer 16]] en de vier hulzen [[nummer 7] t/m [nummer 17] en
[nummer 3]] de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 3: De sporen in de patroon zijn veroorzaakt door het vuurwapen waarmee
de hulzen zijn verschoten.
Hypothese 4: De sporen in de patroon zijn veroorzaakt door een ander vuurwapen dan waarmee de hulzen zijn verschoten.
De resultaten van het vergelijkend onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer
hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.(…)
11.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Citroën [kenteken]) van 28 december 2023 (Forensisch dossier, pagina’s 166 tot en met 173), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de zitting van de achterbank troffen wij een zwarte leren jas aan. Deze werd door ons veiliggesteld voor DNA-onderzoek en schotrestonderzoek
(SIN [nummer 18]).
12.
Het rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een schietincident in Zwolle op [datum] 2023 (Forensisch dossier, pagina’s 509 tot en met 513), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[Afbeelding]

13.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon [verdachte] van

30 december 2023 (Forensisch dossier pagina’s 120 tot en met 124), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door mij, verbalisant [verbalisant], werden de volgende bemonsteringen genomen welke vervolgens door mij, verbalisant Voogsgeerd, werden gewaarmerkt, veiliggesteld en voorzien van een Spoor Identificatie Nummer (SIN);
SIN;
- Schiethandenset [nummer 19];
14.
Het rapport ‘Schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Zwolle op [datum] 2023’ van 31 januari 2024 (Forensisch dossier, pagina’s 440 tot en met 448), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De bevindingen van het onderzoek aan de bemonsteringen van de verdachte
[verdachte] en de jas zijn getoetst in het licht van hypothesen Al en A2:
Hypothese Al: Op de bemonsteringen zijn schotresten aanwezig.
Hypothese A2: Op de bemonsteringen zijn géén schotresten aanwezig.
(…)
De bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de
onderzoeksset schiethanden [[nummer 19]] waarmee de handen van verdachte
[verdachte] zijn bemonsterd, zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese A1
waar is, dan wanneer hypothese A2 waar is.
Jas
De bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de
bemonsteringen van de jas [[nummer 18]] zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer
hypothese Al waar is, dan wanneer hypothese A2 waar is.
15.
Het proces-verbaal forensisch veiligstellen kleding van 20 maart 2024 (Forensisch dossier, pagina’s 116 tot en met 118), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:Op [datum] 2023 werden de kledingstukken van het overleden slachtoffer [slachtoffer 4], door medewerkers van de basispolitiezorg veiliggesteld.
(…)
Jas: SIN: : [nummer 20]
Broek: SIN: [nummer 21]
16.
Het rapport ‘Aanvullend schotrestenonderzoek’ van 19 juni 2024 (Forensisch dossier, pagina’s 522 tot en met 546), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)
De bevindingen van het onderzoek van het vergelijken van deeltjesverzamelingen
tussen de verschillende stukken van overtuiging zijn getoetst in het licht van
hypothesen V1 en V2:
Hypothese V1: De deeltjes die zijn aangetroffen op het ene stuk van overtuiging en
het andere stuk van overtuiging hebben dezelfde bron van herkomst.
Hypothese V2: De deeltjes die zijn aangetroffen op het ene stuk van overtuiging en
het andere stuk van overtuiging hebben verschillende bronnen van herkomst".
Bron van herkomst is voor dit onderzoek gedefinieerd als een schot of schoten
waarbij schotresten vrijkomen.
Jas vanaf de achterbank van een voertuig versus beschadigingen kleding slachtoffer
De bevindingen van het onderzoek tussen enerzijds de verzameling deeltjes op de
bemonsteringen van een jas [[nummer 22] vanaf de achterbank van een voertuig
en anderzijds de verzamelingen deeltjes op de beschadigingen in de jas
[[nummer 23] en de broek [[nummer 24] van slachtoffer [slachtoffer 4] zijn ongeveer even waarschijnlijk wanneer hypothese V1 waar is, als wanneer hypothese V2 waar is.
Jas vanaf de achterbank van een voertuig versus schotrestenbemonsteringen uit
hulzen
De bevindingen van het onderzoek tussen enerzijds de verzameling deeltjes op de
bemonsteringen van een jas [[nummer 22] vanaf de achterbank van een voertuig
en anderzijds de verzamelingen deeltjes op schotrestenbemonsteringen
[[nummer 25]] uit respectievelijk de hulzen [[nummer 7],[nummer 17], [nummer 3] en [nummer 9]] zijn ongeveer even waarschijnlijk wanneer hypothese V1 waar is, als wanneer hypothese V2 waar is.
Beschadigingen kleding slachtoffer versus schotrestenbemonsteringen uit hulzen
De bevindingen van het onderzoek tussen enerzijds de verzamelingen deeltjes op de
beschadigingen in de jas [[nummer 20]] en de broek [[nummer 21]] van slachtoffer [slachtoffer 4] en anderzijds de verzamelingen deeltjes op schotrestenbemonsteringen [[nummer 25]] uit respectievelijk de hulzen [[nummer 7], [nummer 17], [nummer 3] en [nummer 9]] zijn ongeveer even waarschijnlijk wanneer hypothese V1 waar is, als wanneer hypothese V2 waar is.
(…)