ECLI:NL:RBOVE:2024:6282

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
ak_24_3547
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen intrekking alcoholvergunning wegens aanwezigheid hennepkwekerij

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, die leidinggevenden zijn van de Bistro, behandeld. Het verzoek is gericht tegen het besluit van de burgemeester van Hardenberg om de alcoholwetvergunning van de Bistro in te trekken, naar aanleiding van de ontdekking van een hennepkwekerij in de woning van verzoekers. De burgemeester heeft op 9 september 2024 besloten de vergunning in te trekken, omdat het hebben van een hennepkwekerij evident onverenigbaar is met het exploiteren van een alcoholschenkend bedrijf. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en hebben een verzoek om voorlopige voorziening ingediend op 2 oktober 2024.

De voorzieningenrechter heeft op 12 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van de burgemeester aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat de intrekking van de vergunning de exploitatie van de Bistro direct beïnvloedt en verzoekers afhankelijk zijn van de inkomsten uit het bedrijf. De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester op goede gronden heeft besloten de vergunning in te trekken, gezien de aanwezigheid van de hennepkwekerij en de daarmee samenhangende schending van de Alcoholwet.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de intrekking van de alcoholwetvergunning in stand blijft. De voorzieningenrechter benadrukt dat de burgemeester niet hoeft te wachten op de uitkomst van een strafrechtelijke procedure om een oordeel te vellen over het levensgedrag van verzoekers. De uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, in aanwezigheid van griffier C. Kuiper, en is openbaar uitgesproken op 27 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3547

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2], uit [woonplaats], verzoekers

(gemachtigde: [gemachtigde 1]),
en

de burgemeester van Hardenberg.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers gericht tegen het besluit van 9 september 2024, waarbij de burgemeester de alcoholwetvergunning voor [bedrijf] BV (verder: de Bistro), gevestigd aan de [adres 1] heeft ingetrokken.
1.1.
Namens verzoekers is tegen dit besluit op 2 oktober 2024 bezwaar gemaakt. Daarnaast hebben verzoekers op dezelfde dag een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en [gemachtigde 2] en [gemachtigde 3] als gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht de intrekking van de alcoholwetvergunning op te schorten tot er een eindvonnis is geweest in deze zaak.
2.1.
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de
hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de bodemzaak niet. In deze zaak kan het oordeel niet verder strekken dan tot het besluit dat de burgemeester op het ingediende bezwaarschrift neemt.
Spoedeisend belang
2.2.
Verzoeker voert aan dat het spoedeisende belang is gelegen in het kunnen blijven exploiteren van de Bistro, omdat verzoekers voorzien in hun levensonderhoud middels exploitatie van het bedrijf. De burgemeester heeft hierover gesteld dat het verzoek de strekking van een financieel belang heeft.
Ter zitting is door de burgemeester aangegeven dat de hoorzitting in de bezwaarprocedure op 27 november 2024 zal plaatsvinden en een beslissing op bezwaar naar verwachting eerst binnen drie weken hierna kan worden genomen. Bovendien zorgt de intrekking er voor dat de bistro slechts gedeeltelijk open is, terwijl de kosten wel doorlopen, en heeft deze intrekking van de alcoholwetvergunning een directe negatieve uitstraling naar de buitenwereld. De voorzieningenrechter neemt dan ook een spoedeisend belang aan.
De relevante feiten en omstandigheden
2.3.
Verzoekers zijn leidinggevenden van de Bistro. Op 1 maart 2023 is aan de Bistro een alcoholwetvergunning verstrekt. Uit een bestuurlijke rapportage van de politie van
16 juli 2024 is gebleken dat bij een binnentreding van de woning aan de [adres 2] op 19 maart 2024 een hennepkwekerij is aangetroffen. Deze woning is in gezamenlijk eigendom van verzoekers. Bij brief van 25 juli 2024 heeft de burgemeester aan verzoekers meegedeeld voornemens te zijn de alcoholwetvergunning in te trekken. Het hebben van een hennepkwekerij, ook al is dit op een andere locatie, acht de burgemeester evident onverenigbaar met het exploiteren van een horecabedrijf. Verzoekers hebben op dit voornemen hun zienswijze gegeven. Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden zoals beschreven in de “Inleiding”. De burgemeester heeft geoordeeld verplicht te zijn de alcoholwet-vergunning in te trekken aangezien er sprake is van een slecht levensgedrag.
Heeft de burgemeester in het bestreden besluit op goede gronden de vergunning op grond van de Alcoholwet ingetrokken?
2.4.
Verzoekers voeren aan dat de zaak nog niet voor de (straf)rechter is geweest. Verder kan het horecabedrijf, gezien de locatie, alsmede de afstand tot de eigen woning en het ontbreken van een strafblad, uitgeoefend worden op een manier die geen gevaar oplevert voor de veiligheid, de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De “vermeende|” verdenking heeft geen enkele invloed op de wijze waarop het bedrijf geëxploiteerd wordt en werd. Verder is en blijft de onschuldpresumptie van toepassing.
Het wettelijk kader
2.5.
Artikel 8, lid 1 a sub b van de Alcoholwet bepaalt dat een leidinggevende van een horecabedrijf of slijterij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn.
Artikel 31, lid 1 sub b van de Alcoholwet bepaalt dat de burgemeester de alcoholwetvergunning moet intrekken wanneer onder andere niet wordt voldaan aan het vereiste van niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn.
Waartoe strekt het vereiste dat een leidinggevende of exploitant niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is?
2.6.
Het vereiste dat een leidinggevende of exploitant niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is, strekt ertoe het belang van de veiligheid, de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf te waarborgen. In de terminologie ligt besloten dat het om eerder getoond gedrag gaat dat in het licht van deze motieven niet past bij de verantwoordelijkheid die op een leidinggevende van een horecabedrijf rust. Bij de invulling van de eis over het levensgedrag komt de burgemeester beoordelingsruimte toe. Wanneer aan een leidinggevende van een horecabedrijf wordt tegengeworpen dat hij in enig opzicht van slecht levensgedrag is, moet dit per geval door de burgemeester worden onderbouwd. Van geval tot geval zal het verschillen welke feiten en/of omstandigheden aanleiding geven tot tegenwerping van het levensgedrag (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4258, onder 4.3).
Aan welke eisen moet de motivering van de burgemeester voldoen ?
2.7.
Indien de voorwaarde dat een betrokkene niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn niet nader is gespecificeerd in een wettelijke regeling, beleidsregels of een ander beleidsstuk en de burgemeester een betrokkene zijn levensgedrag in een concreet geval wil tegenwerpen moet de motivering van de burgemeester in ieder geval aan de volgende eisen voldoen. Ten eerste moet de burgemeester motiveren waarom de feiten en omstandigheden die aan zijn oordeel over het levensgedrag ten grondslag liggen in dat concrete geval relevant zijn voor de exploitatie van een horecabedrijf. Ten tweede moet de burgemeester motiveren hoe de betrokkene vooraf had kunnen weten dat hij, gezien die feiten en omstandigheden, niet aan die voorwaarde voldoet. Daarmee geeft de Afdeling een nadere invulling aan eerdere rechtspraak, waarin werd geoordeeld dat indien de voorwaarde dat een betrokkene niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn niet nader is gespecificeerd, uitsluitend die gedragingen onder de voorwaarde vallen waarvan het voor eenieder evident is dat daarmee niet aan die voorwaarde is voldaan.
Feiten en bevindingen?
3.1.
In de bestuurlijke rapportage is vermeld dat bij de binnentreding van de woning van verzoekers een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen met 412 planten. Tevens werd er 20,09 kilogram henneptoppen en 2.3. kilogram hennepgruis aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat er sprake is van minimaal 1 eerdere oogst van hennepplanten. Ook was er sprake van diefstal van stroom. Verzoeker [verzoeker 2] heeft het in werking hebben de van de kwekerij in hun woning erkend. Hij verklaarde dat ze geld nodig hadden om schulden af te betalen. Verzoeker [verzoeker 1] heeft verklaard te hebben geweten dat de kwekerij in hun woning aanwezig was maar heeft verder verklaard niets te weten over hoe dit tot stand is gekomen of wie ervoor verantwoordelijk is.
Wat vindt de voorzieningenrechter?
3.2.
De voorzieningenrechter is op basis van genoemde feiten en bevindingen van oordeel dat de burgemeester heeft kunnen concluderen dat verzoekers niet langer voldoen aan het vereiste dat zij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mogen zijn.
Het hebben van een hennepkwekerij is een vertreding van de Opiumwet. Het hebben van een hennepkwekerij, ook al is dit op een andere locatie, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter evident onverenigbaar met het exploiteren van een alcoholschenkend horecabedrijf. Dit had voor verzoekers ook op voorhand duidelijk kunnen zijn.
Had de burgemeester de uitkomst van een eventuele strafrechtelijke procedure dienen af te wachten?
3.3.
Anders dan namens verzoekers is gesteld, hoeft de burgemeester niet de uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek en de eventuele strafrechtelijke procedure af te wachten, voordat hij een standpunt inneemt over het levensgedrag van verzoekers en de alcoholwet-vergunning intrekt. Vaste rechtspraak is dat een strafrechtelijke veroordeling niet is vereist om een incident bij de beoordeling van het levensgedrag te mogen betrekken (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 22 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CAO629.
Waarom heeft de burgemeester specifiek besloten de alcoholwetvergunning in te trekken?
3.4.
Ter zitting hebben de gemachtigden van de burgemeester onder verwijzing naar de Memorie van Toelichting van 16 april 1998 bij de wijziging van de Drank- Horecawet verklaard dat het verstrekken van alcoholhoudende drank gezien de aard van het product een bijzondere verantwoordelijkheid vereist, die niet verenigbaar is met crimineel gedrag of een crimineel verleden. Deze bijzondere verantwoordelijkheid hebben verzoekers met het hebben van een hennepkwekerij in hun woning niet in acht genomen. De burgemeester heeft daarom naar voorlopig oordeel terecht besloten de alcoholwetvergunning in te trekken.
Had de burgemeester rekening dienen te houden met het feit dat de burgemeester van de gemeente Twenterand vanwege de vondst van de hennepkwekerij de woning reeds heeft gesloten?
De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat verzoekers met de intrekking van de alcoholwetvergunning en de sluiting van de woning het gevoel hebben dubbel gestraft te worden. De voorzieningenrechter merkt echter op dat de intrekking van de alcoholwet-vergunning en de sluiting van de woning zogenaamde herstelmaatregelen zijn en geen bestraffingen. Van een zogenaamde “dubbele bestraffing” is dan ook geen sprake.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de intrekking van de alcoholwetvergunning in stand blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.