ECLI:NL:RBOVE:2024:6218

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
C/08/322427 / KG ZA 24-211
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een strook grond tussen twee percelen in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 25 november 2024, is er een geschil tussen twee B.V.'s over een strook grond. Eiser, eigenaar van twee percelen, stelt dat gedaagde, eigenaar van een naburig perceel, onrechtmatig een deel van zijn perceel heeft bestraat en omheind. Eiser vordert in kort geding ontruiming van de strook grond, zodat hij zijn percelen kan verkopen. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser voldoende spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, aangezien de verkoop van zijn percelen al meerdere keren is uitgesteld door het geschil. De rechter stelt vast dat de kadastrale informatie in het voordeel van eiser wijst en dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claim op de strook grond. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met een termijn van twee weken voor gedaagde om de strook grond te ontruimen. Gedaagde wordt ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.706,22. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat eiser de ontruiming kan laten uitvoeren indien gedaagde niet tijdig voldoet aan de veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/322427 / KG ZA 24-211
Vonnis in kort geding van 25 november 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J. Schutrups,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de producties van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 19 november 2024
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar de zaak over gaat

[eiser] is eigenaar van een tweetal percelen in [plaats] . [gedaagde] is eigenaar van het naburig gelegen perceel. Partijen hebben een geschil over een strook grond. [eiser] stelt dat [gedaagde] een deel van haar perceel onrechtmatig heeft bestraat en omheind. Het gaat in dit kort geding over de vraag of [gedaagde] de strook grond moet ontruimen. De voorzieningenrechter wijst de vordering tot ontruiming toe. Deze beslissing wordt hierna toegelicht.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is sinds 2020 eigenaar van een tweetal percelen aan de [adres 1] te [plaats] , kadastraal bekend als [locatie 1] en [locatie 2] .
3.2.
[gedaagde] is eigenaar van het naastgelegen perceel aan de [adres 2] te [plaats] , kadastraal bekend als [locatie 3] .
3.3.
[eiser] heeft de percelen [locatie 1] en [locatie 2] verkocht aan een derde als bouwkavel.
3.4.
Er is tussen partijen een geschil ontstaan over een strook grond waar [gedaagde] bestrating en omheining op heeft aangebracht.
3.5.
Op 5 en 7 maart 2024 heeft de advocaat van [eiser] een sommatie gezonden naar [gedaagde] met het verzoek de bestrating en omheining op de strook te verwijderen.
3.6.
Op 10 april 2024 heeft [eiser] een brief gestuurd aan [gedaagde] met daarin de mededeling dat zij zelf de bestrating en omheining op de strook zou laten aanpassen in overeenstemming met de perceelsgrens.
3.7.
Partijen hebben vervolgens geprobeerd afspraken te maken over de situatie. Er is geen overeenstemming bereikt.
3.8.
De geplande overdracht van de percelen van [eiser] aan een derde op 23 april 2024 is niet doorgegaan.
3.9.
Per 3-mail van 3 juni 2024 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde] herinnerd aan de sommatie van 7 maart 2024 en nogmaals gesommeerd de bestrating en omheining van de strook te verwijderen.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [gedaagde] te veroordelen om de strook uiterlijk binnen één week na het in deze te wijzen vonnis, volledig te ontruimen en ontruimd te houden zodat [eiser] weer volledig vrij over haar eigendom kan beschikken;
II. [eiser] te machtigen om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen met behulp van inschakeling van een gerechtsdeurwaarder, als [gedaagde] nalaat aan de veroordeling tot ontruiming te voldoen, zulks op kosten van [gedaagde] ;
III. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. De strook grond die [gedaagde] in gebruik heeft genomen maakt deel uit van de percelen [locatie 1] en [locatie 2] . Deze percelen zijn in eigendom van [eiser] . [gedaagde] heeft door de strook te bestraten, te omheinen en te gebruiken zonder toestemming van [eiser] inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eiser] . [gedaagde] dient het gebruik ervan te staken en het perceel te ontruimen. [eiser] heeft de grond op korte termijn nodig om over te kunnen gaan tot overdracht van de percelen aan een koper. De levering van de percelen is inmiddels meermaals uitgesteld met alle kosten van dien.
4.3.
[gedaagde] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
[eiser] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang bij de door haar gevraagde voorzieningen. Vast staat dat zij de percelen vrij van bestrating en omheinding wil leveren c.q. overdragen aan de kopers en dat de levering al meermaals is uitgesteld. Het gevolg daarvan is dat vertraging en schade blijft oplopen. Daarmee is het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen gegeven.
Toetsingskader
5.2.
Het toewijzen van een vordering tot ontruiming is een ingrijpende maatregel en heeft in de praktijk vaak een definitief karakter. Een vordering tot ontruiming is daarom slechts toewijsbaar, indien met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat de eigendom van de strook grond bij [eiser] ligt.
Inhoudelijk
5.3.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat de strook grond haar eigendom is, omdat deze behoort tot de percelen [locatie 1] en [locatie 2] . Zij verwijst naar de kadastrale eigendomsinformatie van beide percelen. [gedaagde] voert aan dat hij in 1981 eigenaar is geworden van perceel [locatie 3] en dat de strook grond bij zijn perceel hoort. [gedaagde] betwist de kadastrale erfgrens. Hij voert in dat verband nog aan dat zijn werkplaats en het erf reeds 45 jaar door hem wordt gebruikt en dat het daarvoor door het Wit-Gele Kruis en de brandweer van de gemeente [plaats] werd gebruikt.
5.4.
Anders dan [gedaagde] meent, kunnen aan het enkele gebruik van de strook grond geen conclusies worden verbonden voor wat betreft de eigendom. Als het gaat om informatie over de eigendomssituatie, is het kadaster leidend. [gedaagde] heeft niet onderbouwd dat hij de strook grond ook geleverd heeft gekregen. Op basis van de kadastrale informatie is voldoende aannemelijk dat [eiser] de eigenaar is van de strook grond. Wat in het verleden al dan niet is gebeurd en hoe de eigendomsverhoudingen toen lagen, is door [gedaagde] onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Zo is niet duidelijk geworden wanneer en door wie de strook grond fysiek is betrokken bij perceel [locatie 3] . Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om voldoende inzichtelijk te maken wat de feitelijke situatie was ten aanzien van het eigendom en bezit in tijdvakken. [gedaagde] heeft weliswaar gesteld dat de kadastrale grens niet overeenkomt met de situatie zoals hij het destijds van de gemeente heeft gekocht, maar hij heeft dit verder niet onderbouwd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] , in het licht van de stellingen van [eiser] , onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een recht heeft op de strook grond. Dat betekent dat voorshands aannemelijk is dat [gedaagde] zonder recht of titel gebruik maakt van de strook grond. Daarin ligt al besloten dat de vordering tot ontruiming in beginsel toewijsbaar is. [eiser] heeft daarbij bovendien een belang nu sprake is van verkoop van haar percelen (inclusief de strook grond) aan een derde. Bovendien heeft [gedaagde] erkend dat hij ook zonder de strook grond zijn inrit nog kan gebruiken. Er is dan ook niet gebleken dat het gebruik van zijn eigen perceel beperkt wordt bij een toewijzing van de ontruiming.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat in grote mate aannemelijk is geworden dat [eiser] eigenaar is van de strook grond. De gevorderde ontruiming zal worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om een ontruimingstermijn van twee weken te hanteren.
5.6.
De voorzieningenrechter ziet geen grond de gevorderde machtiging van [eiser] om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen met behulp van inschakeling van een gerechtsdeurwaarder toe te wijzen. Deze wijze van ontruiming berust immers niet op de wet. Artikel 556 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een gerechtsdeurwaarder. Onverenigbaar met die regel is dat de voorzieningenrechter [eiser] niettemin machtigt om zelf de ontruiming te bewerkstelligen; in zoverre derogeert artikel 556 lid 1 Rv bij ontruimingsbeslissingen aan artikel 3:299 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De gevorderde ontruimingskosten – voor het geval [gedaagde] niet vrijwillig ontruimt – zullen eveneens worden afgewezen. Deze kosten zijn thans immers nog niet te begroten. Deze vordering is in zoverre ook te onbepaald om te kunnen worden toegewezen.
Proceskosten
5.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
125,22
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
715,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.706,22
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de strook volledig te ontruimen en ontruimd te houden,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.706,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2024.