ECLI:NL:RBOVE:2024:6217

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
08.110464.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksuele handelingen met minderjarige

Op 26 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van seksuele handelingen met een minderjarig meisje, dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten tussen de 12 en 16 jaar oud was. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 november 2024 gevoerd, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte ontkende de beschuldigingen en zijn raadsman pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen, waaronder de ex-partner van de verdachte en de vader van het slachtoffer, tegenstrijdig en onbetrouwbaar waren. Er was geen steunbewijs dat de belastende verklaring van het slachtoffer kon onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat het bewijs voor een veroordeling wettig en overtuigend moet zijn en dat de verklaring van één getuige niet voldoende is zonder aanvullend bewijs. Gezien de onduidelijkheden en het gebrek aan overtuigend bewijs heeft de rechtbank besloten de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten en heeft hem daarvan vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.110464.22 (P)
Datum vonnis: 26 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P.T. Pel, advocaat in Hattem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 12 november 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:seksuele handelingen pleegde met [slachtoffer] , die toen een leeftijd had van twaalf tot zestien jaar. De handelingen bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl [slachtoffer] aan de zorg van verdachte was toevertrouwd en hij misbruik maakte van haar kwetsbare positie;
feit 2:seksuele handelingen pleegde met [slachtoffer] , die toen jonger was dan zestien jaar, terwijl zij aan zijn zorg was toevertrouwd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode tussen 27 april 2020 tot 1 mei 2021 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe en/of te Utrecht en/of te Luxemburg,met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,te weten het brengen/duwen en/of heen en weer bewegen van zijn vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] ,terwijl die [slachtoffer] gedurende een of meerdere tijdstippen in voornoemde periode aan de zorg en/of waakzaamheid van hem, verdachte, was toevertrouwd en/ofwaarbij hij, verdachte, misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van die [slachtoffer] ;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode tussen 27 april 2020 tot 1 mei 2021 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe en/of te Utrecht en/of te Luxemburg,met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te wetenhet (tong)zoenen van die [slachtoffer] en/ofhet vastpakken van en/of knijpen in, althans het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer] en/ofhet vastpakken van en/of knijpen in, althans het betasten van de bil(len) van die [slachtoffer] en/ofhet brengen/duwen van zijn vinger(s) tegen de anus, althans tussen de billen van die [slachtoffer] en/ofhet likken over de vagina en/of van de schaamstreek van die [slachtoffer] en/ofhet laten betasten en/of vastpakken en/of aftrekken van zijn penis door die [slachtoffer] ,terwijl die [slachtoffer] gedurende een of meerdere tijdstippen in voornoemde periode aan de zorg en/of waakzaamheid van hem, verdachte, was toevertrouwd.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Verdachte en [slachtoffer] zijn bekenden van elkaar. Verdachte was bevriend met [vader van slachtoffer] en [slachtoffer] is de dochter van [vader van slachtoffer] . Verdachte kwam veel bij het gezin [slachtoffer] over de vloer. [slachtoffer] zag verdachte als een soort grote broer. Ze waren vaak samen op pad en ze deelden hun liefde voor paarden. In de tenlastegelegde periode was [slachtoffer] 14/15 jaar en verdachte 33/34 jaar.
Verdachte had ten tijde van de tenlastegelegde periode een relatie met [ex-partner van verdachte] (hierna: [ex-partner van verdachte] ). Nadat verdachte hun relatie verbrak, heeft [ex-partner van verdachte] aan [vader van slachtoffer] verteld dat verdachte seks zou hebben gehad met [slachtoffer] . [ex-partner van verdachte] heeft aan [vader van slachtoffer] verteld dat hij een filmpje had waarop te zien is dat verdachte [slachtoffer] tegen haar zin zou hebben betast. Na dit gesprek heeft [vader van slachtoffer] aan [slachtoffer] gevraagd of er iets gebeurd is tussen haar en verdachte. [slachtoffer] vertelde toen -kortgezegd- dat verdachte een jaar lang op verschillende momenten tegen haar wil seksuele handelingen met haar heeft verricht. Hierop heeft [vader van slachtoffer] namens [slachtoffer] aangifte gedaan bij de politie.
Verdachte ontkent de beschuldigingen.
[ex-partner van verdachte] verklaart later bij de rechter-commissaris dat er geen filmpje is en dat hij hierover heeft gelogen omdat hij het vreselijk vond dat verdachte hun relatie heeft beëindigd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de aangifte van [vader van slachtoffer] , het WhatsApp-bericht dat verdachte verzonden heeft aan [vader van slachtoffer] , de verklaring van [naam 2] (hierna: [naam 2] ), de verklaring van [ex-partner van verdachte] (afgelegd bij de politie) en de verklaring van [naam 3] (hierna: [naam 3] ).
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit dat verdachte van beide feiten vrijgesproken moet worden. De getuigenverklaring van [slachtoffer] wordt door geen enkel zelfstandig wettig bewijsmiddel gesteund. De aangifte van [vader van slachtoffer] bestaat uit een ‘de-audituverklaring’, hij verklaart niet uit eigen wetenschap maar over wat [slachtoffer] hem vertelde. De verklaringen van [ex-partner van verdachte] en van [naam 2] zijn evident onbetrouwbaar c.q. kennelijk leugenachtig en dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs dat een verdachte strafbare feiten heeft begaan, moet de rechtbank baseren op wettig en overtuigend bewijs. Het bewijs kan door een rechter niet uitsluitend worden gebaseerd op de belastende verklaring van één getuige. Er moet meer bewijs zijn, een bewijsmiddel dat de belastende verklaring, in dit geval de verklaring van [slachtoffer] , wezenlijk ondersteunt. Dit wordt ‘steunbewijs’ genoemd. Het gaat er om dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de belastende verklaring worden genoemd, ondersteuning vindt in één of meer bewijsmiddelen. Het ondersteunende bewijsmateriaal mag niet in een te ver verwijderd verband staan met de belastende verklaring en moet bovendien uit een andere bron komen.
De rechtbank overweegt dat het door de officier van justitie genoemde steunbewijs in dit dossier, de rechtbank onvoldoende overtuigt dat verdachte de strafbare feiten heeft begaan. De rechtbank licht dat als volgt toe.
De ex-partner van verdachte, [ex-partner van verdachte] , heeft bij de politie verklaard dat hij heimelijk een opname heeft gemaakt van de seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer] . De politie heeft een dergelijk filmpje niet op de telefoon van [ex-partner van verdachte] aangetroffen. Een paar maanden later verklaart [ex-partner van verdachte] bij de rechter-commissaris dat er géén filmpje is en dat hij dit heeft verzonnen omdat hij het vreselijk vond dat verdachte hun relatie beëindigde. Verder komt [naam 2] in zijn verklaring bij de rechter-commissaris gedeeltelijk terug op wat hij eerder bij de politie heeft verklaard over wat op het vermeende filmpje te zien zou zijn. De verklaringen van [ex-partner van verdachte] en [naam 2] zijn dus tegenstrijdig. [naam 2] verklaart over het filmpje dat door [ex-partner van verdachte] zou zijn gemaakt, terwijl [ex-partner van verdachte] verklaart dat er helemaal geen filmpje is geweest. De rechtbank concludeert dat er ten aanzien van deze verklaringen in het dossier te veel onduidelijkheid is ontstaan en dat deze niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
Het WhatsApp-bericht dat verdachte op enig moment verzonden heeft aan [vader van slachtoffer] overtuigt de rechtbank onvoldoende omdat dit bericht voor verschillende uitleg vatbaar is.
De rechtbank acht de verklaring van [naam 3] onvoldoende concreet en specifiek ten aanzien van de tenlastegelegde feiten, zodat ook deze verklaring niet als voldoende steunbewijs kan gelden.
Dat [vader van slachtoffer] hevige emoties heeft waargenomen bij zijn dochter [slachtoffer] op het moment dat zij haar verhaal aan hem deed, is weliswaar ook een bewijsmiddel, maar is naar het oordeel van de rechtbank, in het licht van de overige stukken in het dossier, onvoldoende voor de conclusie dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken.

4.De beslissing

De rechtbank
- verklaart
niet bewezendat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en
spreekthem daarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. A.N. Neumann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2024.