Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsmotivering
[naam 1] .
volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
4 december 2019 desondanks € 56.890,-- contant opgenomen van de zakelijke bankrekeningen, waarmee ze feitelijk vermogen uit haar onderneming haalde waardoor zij niet aan haar betalingsverplichting jegens crediteuren zou kunnen voldoen. Daardoor heeft zij een aanmerkelijke kans op een faillissement doen ontstaan, waardoor vanaf die datum een faillissement voor haar voorzienbaar werd.
9 november 2020 aan de curator verstrekt. Op 8 januari 2021 ontbraken echter grotendeels de belegstukken, evenals de digitale administratie, kasadministratie en verkoopfacturen/declaratieadministratie. [19]
27 november 2019 beschikte over de administratie over de jaren 2016 tot en met 30 oktober 2019 , maar dat zij deze administratie na haar faillissement niet
terstondaan de curator heeft verstrekt. Dit geldt voor de belegstukken, de digitale administratie en de verkoopfacturen/declaratieadministratie.
5 januari 2018 door de Belastingdienst was aangesproken op haar administratie- en bewaarplicht. De curator had hierdoor onvoldoende inzicht in de rechten en de verplichtingen van [eenmanszaak] . Van een groot geldbedrag is volstrekt onduidelijk waarvoor het is aangewend. Hierdoor is de afhandeling van het faillissement bemoeilijkt.
19 juni 2017 tot en met 25 september 2017 op vakantie geweest. [35] Na hun vakantie heeft de heer [naam 3] opnieuw navraag gedaan bij [eenmanszaak] , maar ook toen werd de zorg niet opgestart. [36]
[naam 2] met kenmerk [factuurnummer 4] en [factuurnummer 5] valselijk heeft opgemaakt. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het valselijk opmaken of vervalsen van de facturen en aktes van cessie op naam van [naam 1] .
goederen, te weten geldbedragen van in totaal € 56.890,-- aan de boedel heeft onttrokken,
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
7.De toegepaste wettelijke voorschriften
8.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen.
mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 november 2024.