In deze zaak hebben eisers een bedrag van € 8.000,00 gevorderd van gedaagden, dat zij zouden hebben geleend voor de aanschaf van een Skoda Citigo. Gedaagden betwisten dat er sprake is van een lening en stellen dat het bedrag als een schenking is gegeven. De kantonrechter heeft op 19 november 2024 geoordeeld dat eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat er sprake was van een lening. De rechter concludeert dat de eisers niet aan hun stelplicht hebben voldaan, omdat er geen schriftelijke overeenkomst of duidelijke afspraken zijn gemaakt over de terugbetaling van het geleende bedrag. De kantonrechter wijst de vordering van eisers af en verklaart dat ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente niet toewijsbaar zijn, omdat gedaagden niet in verzuim zijn. De proceskosten worden aan eisers opgelegd, die in het ongelijk zijn gesteld.