ECLI:NL:RBOVE:2024:6112

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
81-249034-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van strafbeschikking en vrijspraak van verdachte in zaak betreffende onrechtmatige voorschriften van diergeneesmiddelen

Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het onrechtmatig voorschrijven van diergeneesmiddelen. De rechtbank heeft de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voort uit een inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij een stichting waar de verdachte als dierenarts werkzaam was. De officier van justitie stelde dat de verdachte als functioneel dader kon worden aangemerkt, omdat zij verantwoordelijk was voor de gedragingen van haar medewerkers. De verdediging betwistte dit en stelde dat de verdachte nooit zelf de voorschriften had gedaan zonder de dieren te onderzoeken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte feitelijke zeggenschap had over de handelingen van haar medewerkers en dat zij niet had aanvaard dat er onrechtmatige handelingen plaatsvonden. Hierdoor kon de verdachte niet als functioneel dader worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten moest worden vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 81-249034-22 (P)
Datum vonnis: 21 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsman mr. K.B.H. Welvaart, advocaat in Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk:
feit 1:diergeneesmiddelen in strijd met de vergunning heeft voorgeschreven door de diergeneesmiddelen voor te schrijven na een telefonische aanvraag, zonder de dieren zelf te hebben onderzocht;
feit 2:diergeneesmiddelen in strijd met de vergunning voor die diergeneesmiddelen heeft afgeleverd aan [stichting] ;
feit 3:ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de uitzondering om diergeneesmiddelen voor te schrijven voor een andere diersoort dan waarvoor die diergeneesmiddelen bestemd volgens de vergunning.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en
met 31 december 2019 te Amsterdam en/of te Naarden, gemeente Gooise Meren,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk,
(een) diergeneesmiddel(en) heeft voorgeschreven als bedoeld in artikel 5.8, aanhef
en onder a, van het Besluit diergeneesmiddelen, terwijl zij, als dierenarts die de
medische zorg op zich heeft genomen, de omstandigheden waaronder het dier
en/of de groep dieren werd gehouden niet kende en niet beschikte over de
medicatiehistorie van het dier of de groep dieren,
immers heeft zij en/of hebben haar mededaders,
- op of omstreeks 20 september 2017 het/de diergeneesmiddel(en) Cavasan oogzalf
en/of Sulfatrim drops; en/of
- op of omstreeks 29 mei 2017 het diergeneesmiddel Cavasan oogzalf; en/of
- op of omstreeks 14 maart 2018 het/de diergeneesmiddel(en) Spartrix en/of
Clavubactin 500/125; en/of
- op of omstreeks 16 juli 2018 het diergeneesmiddel Sulfatrim drops; en/of
- op of omstreeks 30 augustus 2018 het/de diergeneesmiddel(en) Spartrix en/of
Sulfatrim drops; en/of
- op of omstreeks 14 februari 2019 het diergeneesmiddel Spatrix; en/of
- op of omstreeks 24 mei 2019 het/de diergeneesmiddel(en) Spartrix en/of
Clavubactin 500/125; en/of
- op of omstreeks 2 december 2019 het/de diergeneesmiddel(en) Spartrix en/of
Clavubactin 250/62,5 en/of Clavubactin 50/12,5;
althans (een) diergeneesmiddel(en), voorgeschreven na telefonische aanvraag, aan
dieren die verbleven bij de [stichting]
zonder de dieren zelf te hebben onderzocht;
2
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en
met 31 december 2019 te Amsterdam en/of te Naarden, gemeente Gooise Meren,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
opzettelijk,
handelingen heeft verricht die ertoe strekte een diergeneesmiddel te bereiden, te
bewerken, te verwerken, te verpakken, te etiketteren, in de handel te brengen, in of
buiten Nederland te brengen, te vervoeren, aan te bieden, aan te prijzen, af te
leveren, te ontvangen, voorhanden of in voorraad te hebben, terwijl
deze handeling(en) niet is/zijn toegestaan krachtens een vergunning die was
verstrekt ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter
uitvoering van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld
voorschrift of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een
EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het bezit
van, handel in of verstrekken van een diergeneesmiddel,
immers heeft zij en/of haar medeverdachten:
- op of omstreeks 22 april 2016, 250 althans één of meer tablet(ten) Sulfatrim 80/400
en/of 100, althans één of meer tablet(ten) Clavubactin 500/125 en/of 250 één of
meer tablet(ten) Doxoral 15 mg en/of en/of 250 één of meer tablet(ten) Doxoral 150
mg; en/of
- op of omstreeks 15 maart 2017, 200, althans één of meer tablet(ten) Spartrix 10 mg;
en/of
- op of omstreeks 19 maart 2018, 100, althans één of meer tablet(ten) Clavubactin
500/125; en/of
- op of omstreeks 30 augustus 2018, 50, althans één of meer tablet(ten) Spartrix 10
mg; en/of
- op of omstreeks 24 mei 2019, 100, althans één of meer tablet(ten) Clavubactin
500/125; en/of
- op of omstreeks 14 februari 2019, 50, althans één of meer tablet(ten) Spartrix 10
mg; en/of
- op of omstreeks 4 december 2019, 100, althans één of meer tablet(ten) Spartrix 10
mg en/of 100, althans één of meer tablet(ten) Clavubactin 250/62,5 100, althans één
of meer tablet(ten) Clavubactin 50/12,5;
althans (een) UDD-diergeneesmiddel(en) afgeleverd aan de [stichting]
;
3
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en
met 31 december 2019 te Amsterdam en/of te Naarden, gemeente Gooise Meren,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk,
als dierenarts ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de uitzondering om in
afwijking van de vergunning voor het in de handel brengen van een
diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 2.19, eerste lid, van de Wet dieren,
bij dieren waarvoor hij/zij, als dierenarts, de verantwoording had en die niet voor de
productie van levensmiddelen waren bestemd, met name teneinde deze dieren
onaanvaardbaar lijden te besparen, voor een aandoening waarvoor in Nederland
geen diergeneesmiddel in de handel was gebracht,
een dier heeft behandelend met een diergeneesmiddel waarvoor een vergunning als
bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit diergeneesmiddelen was verstrekt voor
toepassing bij andere diersoorten of voor een andere aandoening bij dezelfde
diersoort,
immers heeft zij en/of hebben haar mededaders:
- Sulfatrim met als doeldier knaagdieren; en/of
- Clavubactin met als doeldier hond en kat; en/of
- Novacam met als doeldier hond en kat; en/of
- Cavasan oogzalf met als doeldier hond en kat,
althans (een) diergeneesmiddel(en) voorgeschreven en/of afgeleverd dat/die voor
andere dieren dan vogels was/waren geregistreerd terwijl (een)
diergeneesmiddel(en) voor vogels verkrijgbaar was/waren.
3. De bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
Op 1 oktober 2019 hebben ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een inspectie uitgevoerd bij de [stichting] in [vestigingsplaats] (hierna: [stichting] ). [2]
Verdachte is dierenarts en eigenaar van [eenmanszaak] , een eenmanszaak. Dierenartsen aangesloten bij [eenmanszaak] , waarvoor verdachte in de ten laste gelegde periodes de verantwoordelijkheid droeg en thans nog steeds draagt, hebben diergeneeskundige zorg verricht aan dieren die werden opgevangen door [stichting] . [3]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezenverklaard. De officier van justitie heeft gesteld dat, omdat [eenmanszaak] een eenmanszaak is, verdachte als natuurlijk persoon verantwoordelijk is voor de gedragingen die zijn verricht door medewerkers van de dierenkliniek. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte daarom als functioneel dader kan worden aangemerkt.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft bepleit dat verdachte in de eerste plaats niet als pleger van het ten laste gelegde kan worden aangemerkt omdat zij nooit zelf diergeneesmiddelen heeft voorgeschreven of afgegeven na telefonische bestelling zonder eerst zelf de dieren te hebben onderzocht. In de tweede plaats kan verdachte evenmin als functioneel dader worden aangemerkt omdat zij geen wetenschap had van de afgifte van diergeneesmiddelen vanuit de dierenkliniek aan [stichting] zonder dat de betreffende dieren eerst door een dierenarts waren gezien en zij een dergelijke werkwijze ook niet heeft aanvaard.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij pas na de inspectie van de NVWA werd geïnformeerd dat de ten laste gelegde diergeneesmiddelen waren verstrekt aan [stichting] vanuit [eenmanszaak] . [naam 1] , beheerder van [stichting] , heeft dat telefonisch aan verdachte verteld. Verdachte heeft vervolgens aan het personeel medegedeeld dat er geen geneesmiddelen meer mochten worden verstrekt zonder de dieren eerst te zien. Ten aanzien van feit 3 heeft verdachte daarnaast verklaard dat er geen alternatieven voor vogels verkrijgbaar zijn.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader voorschrijven en verstrekken UDD-diergeneesmiddelen
Op grond van artikel 2.19 Wet dieren (oud, geldend tijdens de ten laste gelegde periode) is het verboden om een handeling te verrichten die ertoe strekt een diergeneesmiddel voorhanden te hebben, op voorraad te hebben, aan te bieden of af te leveren in strijd met de voorschriften die zijn verbonden aan de vergunning die voor dat diergeneesmiddel is verstrekt.
Op grond van artikel 5.8, onder c Besluit diergeneesmiddelen (oud) en artikel 2.17 Regeling diergeneesmiddelen (oud) kan de Minister van Economische Zaken aan een vergunning voor diergeneesmiddelen het voorschrift verbinden dat het middel alleen kan worden afgeleverd door toepassing door een dierenarts; dit wordt weergegeven met de term “
kanalisatiestatus UDD”.
Op grond van artikel 2.18, tweede lid sub b, Regeling diergeneesmiddelen (oud) kan een diergeneesmiddel, in afwijking van de vergunningvoorschriften, worden toegepast door houders van dieren onder verantwoordelijkheid van een dierenarts. In artikel 5 onder k van bijlage 1 van de Regeling diergeneesmiddelen (oud) is bepaald dat antimicrobiële diergeneesmiddelen, met uitzondering van middelen die intraveneus mogen worden toegepast of die de werkzame stof tilmicosine bevatten en parenteraal mogen worden toegepast, kunnen worden toegepast door een houder van een dier voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden in bijlage 9. In artikel 2, onder b van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen (oud) is als voorwaarde gesteld dat een houder bij toepassing van antimicrobiële diergeneesmiddelen handelt overeenkomstig het behandeladvies van de dierenarts.
Juridisch kader gebruik diergeneesmiddel voor een andere diersoort (cascade)
Op grond van artikel 2.8 eerste lid, onder c Wet dieren (oud) is het verboden om diergeneesmiddelen toe te passen in strijd met de voorschriften die zijn verbonden aan de vergunning die voor dat diergeneesmiddel is verstrekt. Een uitzondering op dit verbod is
– kort weergegeven – mogelijk bij dieren waarvoor de dierenarts de verantwoording heeft en die niet voor de productie van levensmiddelen zijn bestemd indien voor een aandoening geen diergeneesmiddel in de handel is gebracht en om onaanvaardbaar lijden te voorkomen. De dierenarts mag op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder a Besluit diergeneeskundigen (oud) dan een diergeneesmiddel gebruiken dat is bestemd voor een andere diersoort of voor een andere aandoening bij dezelfde diersoort (de zogenoemde cascaderegeling).
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 16 januari 2020 is de administratie van [eenmanszaak] van de jaren 2017, 2018 en 2019 verstrekt aan de ambtenaren van de NVWA. [4]
Uit de patiëntenadministratie blijkt dat in de periode 29 mei 2017 tot en met 2 december 2019 de diergeneesmiddelen Cavasan, Sulfatrim, Spartrix en Clavubactin zijn verstrekt aan [stichting] na telefonische verzoeken daartoe. [5]
Ook blijkt uit de administratie dat in de periode van 15 maart 2017 tot en met 4 december 2019 de diergeneesmiddelen Spartrix en Clavubactin zijn verstrekt aan [stichting] . [6]
Cavasan, Sulfatrim, Spartrix en Clavubactin zijn diergeneesmiddelen met de kanalisatiestatus UDD. [7]
Daarnaast blijkt uit de administratie dat in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 de diergeneesmiddelen Sulfatrim drops 30 ml, Clavubactin 50/12,5 mg tablet, Clavubactin 250/62,5 mg tablet, Clavubactin 500/125 mg tablet, Novacam 1,5 mg/ml suspensie 125 ml en Cavasan oogzalf 5 gram zijn voorgeschreven aan vogels. [8] Sulfatrim, Clavubactin, Novacam en Cavasan zijn diergeneesmiddelen die in beginsel niet zijn bestemd voor vogels maar voor andere diersoorten.
Overwegingen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de gedragingen van de medewerkers van de dierenkliniek aan de dierenkliniek kunnen worden toegerekend, en daarmee aan verdachte als eigenaar van de eenmanszaak.
Functioneel daderschap draait in de kern om de vraag wanneer iemand die het (strafbaar) feit niet zelf in fysieke zin verricht, toch als (strafrechtelijk) pleger kan worden aangemerkt. Om als natuurlijk persoon als functioneel dader te worden aangemerkt moet de persoon:
erover kunnen beschikken of de (onrechtmatige) gedraging plaats kan vinden; en
hebben aanvaard dat de (onrechtmatige) gedraging plaats kan vinden. [9]
Hierbij is toerekenbaarheid dus niet een gegeven, maar dit moet bewezen worden.
De rechtbank overweegt dat, hoewel uit het dossier niet valt af leiden wie de ten laste gelegde handelingen heeft verricht, het in dit geval niet anders kan zijn dan dat het gaat om handelingen van personen die werkzaam waren voor de dierenkliniek.
Op basis van het dossier kan echter ten eerste niet worden vastgesteld dat verdachte feitelijke zeggenschap (beschikkingsmacht) had over het al dan niet plaatsvinden van de ten laste gelegde gedragingen. Verdachte kan weliswaar, als eigenaar met formeel-juridische zeggenschap, in beginsel worden verondersteld over het doen en laten van de medewerkers waaronder de dierenartsen te beschikken. Dat is evenwel niet voldoende voor het aannemen van functioneel daderschap; daarvoor is feitelijke zeggenschap vereist. Dat daarvan sprake was is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen, nu uit het dossier niet is gebleken dat verdachte voorafgaand aan het bezoek van de NVWA bij de vogelopvang en het daaropvolgende telefoontje van [naam 1] op de hoogte was van de ten laste gelegde handelingen, of en zo ja in hoeverre verdachte instructiebevoegdheid had jegens de aangesloten dierenartsen en of verdachte tenminste de reële mogelijkheid had om in te grijpen.
Evenmin kan worden geconcludeerd dat verdachte de gedragingen heeft aanvaard. Aanvaarding betekent dat iemand wist dat een verboden handeling plaatsvond, of wist dat het in het algemeen op een dergelijke manier gebeurt. Hoewel de administratie en het (gebrek aan) toezicht binnen de dierenkliniek vragen oproepen bij de rechtbank, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte (tenminste) heeft nagelaten de zorg te betrachten die in redelijkheid van haar kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. Daarbij betrekt de rechtbank ook de omstandigheid dat dierenartsen een zelfstandige verantwoordelijkheid dragen ten aanzien van de door hen te verrichten zorghandelingen.
Wat er ook zij van het antwoord op de vraag of de diergeneesmiddelen in strijd met de vergunningvoorschriften en de cascaderegeling zijn verstrekt, reeds de omstandigheid dat de ten laste gelegde gedragingen niet aan verdachte kunnen worden toegerekend en zij daarom niet als functioneel dader kan worden aangemerkt, brengt mee dat zij moet worden vrijgesproken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank:
strafbeschikking
- de rechtbank vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking en beslist als volgt;
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. M. van Berlo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2024.
Buiten staat
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) met nummer 160680/124292/6053424/1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het procesverbaal van 10 september 2020, pagina 12.
3.Het procesverbaal van de terechtzitting van 24 oktober 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
4.Het procesverbaal van 10 september 2020, pagina 14.
5.Geschriften, te weten patiëntinformatie van [eenmanszaak] , bijlagen 12 en 14, pagina’s 32-34 en 41 (van de bijlagen).
6.Geschriften, te weten facturen van [eenmanszaak] , met de data 31 maart 2017, 30 maart 2018, 31 augustus 2018, 31 mei 2019, 28 februari 2019 en 4 december 2019, pagina’s 16, 27, 30, 36, 37 en 39 (van de bijlagen).
7.Een geschrift, te weten een overzicht van bij [stichting] aangetroffen diergeneesmiddelen, bijlage 3, pagina’s 47.
8.Geschriften, te weten facturen van [eenmanszaak] , met de data 31 maart 2017, 31 mei 2017, 30 juni 2017, 30 september 2017, 30 maart 2018, 31 mei 2018, 31 augustus 2018, 31 mei 2019, 31 juli 2019 en 4 december 2019, pagina’s 1618, 25, 27, 28, 30, 3739 (van de bijlagen).
9.Hoge Raad 23 februari 1954, ECLI:NL:HR:1954:3.