ECLI:NL:RBOVE:2024:6100

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
84-233740-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een dierenarts voor valsheid in geschrift met betrekking tot visitebrieven en antibioticagebruik

Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een dierenarts, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift. De verdachte was schuldig bevonden aan het opmaken van valse visitebrieven in de periode van 24 januari 2019 tot en met 11 oktober 2019. Deze visitebrieven waren bedoeld om aan te tonen dat de verdachte klinische inspecties had uitgevoerd op kalveren, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de plicht had om voorafgaand aan het voorschrijven van antibiotica een klinische inspectie uit te voeren, en dat hij door het valselijk opmaken van de visitebrieven de wet- en regelgeving omtrent antibioticagebruik had geschonden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,-, met een proeftijd van één jaar. De uitspraak volgde na een openbare terechtzitting op 7 november 2024, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de in de visitebrieven vermelde data de bedrijven had bezocht, en dat hij daarmee de waarheid had vervalst. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een tweede ten laste gelegd feit, omdat er onvoldoende bewijs was voor de vervalsing van een bedrijfsgezondheidsplan en een inzendformulier voor een watermonster.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-233740-20 (P)
Datum vonnis: 21 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting op 7 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. L.J.L. Heukels, advocaat in Overveen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met anderen:
feit 1:in de periode van 24 januari 2019 tot en met 11 oktober 2019 vijf visitebrieven valselijk heeft opgemaakt door daarin data van bedrijfsbezoeken te vermelden, terwijl verdachte de bedrijven niet, of niet op de vermelde datum, had bezocht
(primair),dan wel dat hij als dierenarts diergeneesmiddelen (antibiotica) heeft voorgeschreven, terwijl hij de op de bedrijven aanwezige kalveren niet heeft onderzocht op de in die visitebrieven vermelde datum
(subsidiair);
feit 2:in de periode van 12 maart 2019 tot en met 24 juli 2019 in [plaats 1] en/of [plaats 2] , al dan niet samen met anderen, een Bedrijfsgezondheidsplan Vleeskalverhouderij 2019 en een inzendformulier derde watermonster heeft vervalst en/of van die valse geschriften gebruik heeft gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 januari 2019 tot en met 11 oktober 2019 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
vijf, althans één of meerdere, visitebrieven, te weten
- een visitebrief van 24 januari 2019 (DOC- 00783 t/m DOC-00784, zie p. 5-00282
proces-verbaal), en/of
- een visitebrief van 8 mei 2019 (DOC- 00810 t/m DOC-00812, zie p. 5-00309
proces-verbaal), en/of
- een visitebrief van 5 juni 2019 (DOC- 00816 t/m DOC-00817, zie p. 5-00315
proces-verbaal), en/of
- een visitebrief van 13 september 2019 (DOC-00834 t/m DOC-00836, zie p. 5-00333
proces-verbaal), en/of
- een visitebrief van 11 oktober 2019 (DOC-00843 t/m DOC-00846, zie p. 5-00342
proces-verbaal),
zijnde deze visitebrieven telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
bestaande deze valsheid en/of vervalsing hierin dat verdachte desbetreffende (kalveren)bedrijven niet, althans niet op de in het verslag bedrijfsbezoek (visitebrief) genoemde datum heeft bezocht en/of (aldus) een onjuiste datum op de visitebrief heeft vermeld;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 januari 2019 tot en met 11 oktober 2019 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
al dan niet opzettelijk,
heeft gehandeld in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens artikel 2.19 lid 1 juncto 2.20 van de Wet dieren en/of artikel 5.8 onderdeel c Besluit diergeneesmiddelen en/of 2.17 Regeling diergeneesmiddelen en/of onderdeel 5 en/of 6 van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen, immers heeft verdachte,
als dierenarts, bij het voorschrijven van een hoeveelheid antimicrobiële diergeneesmiddel(en) met de kanalisatiestatus UDD, te weten bij
- een visitebrief van 24 januari 2019 (DOC- 00783 t/m DOC-00784, zie p. 5-00282
proces-verbaal), en/of
- een visitebrief van 8 mei 2019 (DOC- 00810 t/m DOC-00812, zie p. 5-00309
proces-verbaal), en/of
- een visitebrief van 5 juni 2019 (DOC- 00816 t/m DOC-00817, zie p. 5-00315
proces-verbaal), en/of
- een visitebrief van 13 september 2019 (DOC-00834 t/m DOC-00836, zie p. 5-00333
proces-verbaal), en/of
- een visitebrief van 11 oktober 2019 (DOC-00843 t/m DOC-00846, zie p. 5-00342
proces-verbaal),
desbetreffende (kalveren)bedrijven en/of de op die bedrijven aanwezige kalveren niet op de in het verslag bedrijfsbezoek (visitebrief) genoemde datum aan een klinische inspectie onderworpen en/of (aldus) een onjuiste datum op de visitebrief vermeld,
zijnde een handeling die ertoe stekt dat geneesmiddelen zijn afgeleverd terwijl deze handeling niet is toegestaan krachtens een vergunning die is verstrekt ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het bezit van, handel in of verstrekken van deze antimicrobiële diergeneesmiddelen;
2
hij in of omstreeks de periode van 12 maart 2019 tot en met 24 juli 2019, te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
(een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- Bedrijfsgezondheidsplan Vleeskalverhouderij 2019 (DOC-00982 t/m DOC-00987,
zie p. 5-00485 e.v. proces-verbaal),
- Inzendformulier derde watermonster (DOC-00992, zie p. 5-00495 proces-verbaal)
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door in strijd met de waarheid te vermelden dat het watermonster afkomstig was uit het koudwatervat op de bedrijfslocatie [adres] te [plaats 2] en/of dat er een daling van het kiemgetal had plaatsgevonden in het koudwatervat op voornoemde bedrijfslocatie,
terwijl hij wist en/of behoorde te weten dat het monster waarmee dit kiemgetal was vastgesteld niet afkomstig was uit voornoemd koudwatervat,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken
en/of (vervolgens)
opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat
bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- Bedrijfsgezondheidsplan Vleeskalverhouderij 2019 (DOC-00982 t/m DOC-00987,
zie p. 5-00485 e.v. proces-verbaal),
- Inzendformulier derde watermonster (DOC-00992, zie p. 5-00495 proces-verbaal)
als ware het echt en onvervalst, door voornoemde geschriften te overleggen aan GD
Diergezondheid en/of de Stichting kwaliteitsgarantie Vleeskalversector,
terwijl verdachte en/of zijn mededaders wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als ware deze echt en onvervalst.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Inleiding
Verdachte was in de ten laste gelegde periode werkzaam als dierenarts bij [bedrijf] . Verdachte heeft visitebrieven opgemaakt voor een kalverbedrijf in [plaats 2] , waar veehouder [naam 1] werkzaam was, respectievelijk gedateerd 24 januari 2019, 8 mei 2019, 5 juni 2019, 13 september 2019 en 11 oktober 2019. [2]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman bepleit dat verdachte een beroep toekomt op artikel 105, derde lid, van de EUVerordening 2019/6 waarin is bepaald dat een diergeneeskundig voorschrift slechts wordt afgegeven na een klinisch onderzoek of een andere behoorlijke beoordeling van de gezondheidstoestand van het dier of de groep dieren door een dierenarts De raadsman heeft gesteld dat verdachte altijd een behoorlijke beoordeling heeft gedaan als bedoeld in voornoemd artikel. Verdachte heeft gehandeld overeenkomstig EUVerordening 2019/6 en daarom is geen sprake van enige vorm van opzet dan wel misleiding, aldus de raadsman. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat het water uit een kraan in [plaats 1] komt.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Feit 1
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de visitebrieven valselijk heeft opgemaakt. Op basis van het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Visitebrief 24 januari 2019
In de visitebrief gedateerd 24 januari 2019 is vermeld dat verdachte een bezoek heeft gebracht aan het bedrijf van [naam 1] in [plaats 2] tussen 16.30 uur en 17.00 uur en dat een kuur Doxycycline 50% is voorgeschreven aan alle op het bedrijf aanwezige kalveren vanwege een luchtweginfectie. [3] Uit Whatsapp- en agendagegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat hij op 24 januari 2019 tussen 15.30 en 17.00 uur in OostGroningen werkzaam was. [4] In het registratiesysteem InfoKalf is op 24 januari 2019 Doxylin (Doxycycline) geregistreerd voor de locatie in [plaats 2] . [5]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de visite heeft afgelegd op 21 januari 2019 en dat hij denkt dat hij bij het later opmaken van de visitebrief is vergeten om in het registratiesysteem de datum op 21 januari 2019 te zetten. [6]
Visitebrief 8 mei 2019
In de visitebrief gedateerd 8 mei 2019 staat dat de visite is afgelegd tussen 12.30 uur en 13.00 uur en dat een kuur Doxycycline 50% is voorgeschreven aan alle op het bedrijf aanwezige kalveren vanwege een luchtweginfectie. [7] In InfoKalf is op 7 mei 2019 het diergeneesmiddel Doxylin geregistreerd voor de locatie in [plaats 2] . [8] In de administratie van [bedrijf] was geen factuur aanwezig van een visite op 7 of 8 mei 2019. [9]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij op 7 mei 2019 de bedrijfslocatie in [plaats 2] heeft bezocht. [10]
Visitebrief 5 juni 2019
In de visitebrief gedateerd 5 juni 2019 is vermeld dat verdachte op die datum een visite heeft gebracht van 14.30 uur tot 15.00 uur en dat een kuur Oxytetracycline is voorgeschreven aan alle op het bedrijf aanwezige kalveren vanwege een longontsteking en een darmstoornis. [11] Op de factuur van de dierenkliniek aan het kalverbedrijf is vermeld dat op 5 juni 2019 Oxytetracycline is geleverd. Er is geen bedrijfsbezoek vermeld op de factuur. [12] Uit Whatsapp- en agendagegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat hij op 5 juni 2019 in Düsseldorf was voor een symposium. [13]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in Düsseldorf was op 5 juni 2019 en dat zijn collega-dierenarts [naam 2] de visite heeft afgelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij na een terugkoppeling van [naam 2] onder zijn eigen naam de visitebrief heeft opgemaakt. [14]
Visitebrief 13 september 2019
In de visitebrief gedateerd 13 september 2019 staat dat een bedrijfsbezoek is afgelegd tussen 10.00 uur en 10.30 uur en dat een kuur Doxycycline is voorgeschreven aan alle op het bedrijf aanwezige kalveren vanwege een luchtweginfectie. [15] Uit onderzoek naar de locatiegegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat hij op 13 september 2019 niet in [plaats 2] is geweest. [16]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij denkt dat zijn collega-dierenarts [medeverdachte] de visite heeft afgelegd. [17]
Visitebrief 11 oktober 2019
In de visitebrief gedateerd 11 oktober 2019 staat dat een bedrijfsbezoek is afgelegd tussen 13.30 en 14.00 uur en dat een kuur Oxytetracycline is voorgeschreven voor alle op het bedrijf aanwezige kalveren vanwege een longontsteking en een darmstoornis. [18] Uit onderzoek naar de locatiegegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat hij op 11 oktober 2019 tussen 13.08 en 16.20 uur in zijn woonplaats [plaats 3] was. De afstand tussen de woonplaats van verdachte en het kalverbedrijf in [plaats 2] is 70 kilometer. De telefoon van verdachte heeft op 11 oktober 2019 geen zendmasten aangestraald in de omgeving van [plaats 2] . [19] In een logboekformulier van de dierenkliniek van 11 oktober 2019 is OxytetraHCL vermeld. [20]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 9 oktober 2019 een visite heeft afgelegd. Volgens verdachte zou het kunnen zijn dat in de 48 uur na de visite de toestand van de kalveren zodanig is veranderd dat er aanleiding was om medicatie voor te schrijven en een visitebrief op te maken. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat het met name van belang was dat in een visitebrief staat op welke datum het toedienen van de medicatie is gestart. [21]
De bewijsbestemming
Op grond van artikel 2.8 Wet dieren (oud) is het verboden om een diergeneesmiddel toe te passen in strijd met de voorschriften die zijn verbonden aan de vergunning die voor dat diergeneesmiddel is verstrekt. Wat betreft antibioticagebruik in de kalverhouderij is in bijlage 9, onderdeel 6, tweede lid, van de Regeling diergeneesmiddelen (oud) bepaald dat in een bedrijfsbehandelplan moet worden opgenomen dat de dierenarts uitsluitend op basis van een voorafgaande klinische inspectie van de te behandelen dieren en de op grond daarvan gestelde diagnose antibiotica aflevert waarmee de dieren (éénmaal) behandeld kunnen worden. In de visitebrieven is beschreven welke medicatie is voorgeschreven en wanneer, op welke datum, de klinische inspectie is uitgevoerd. De visitebrieven hebben naar het oordeel van de rechtbank dan ook een bewijsbestemming.
In dit verband merkt de rechtbank nog op dat naar haar oordeel, anders dan de verdediging heeft betoogd, geen aanleiding bestaat om prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie te stellen. Immers, de Nederlandse wetgever heeft op de voet van artikel 105, elfde lid, van de door de raadsman aangehaalde Europese verordening nadere registratievoorschriften mogen vaststellen en ook vastgesteld met betrekking tot het voorschrijven en het gebruik van antibiotica met kanalisatiestatus UDD. Daarmee is beoogd om, ter verwezenlijking van het doel van die verordening, ook administratief correct, in overeenstemming met de feitelijke gang van zaken, vast te leggen wanneer en met welk doel een visite heeft plaatsgevonden en meer in het bijzonder welke dierenarts de visite daadwerkelijk heeft afgelegd, welke diagnose hij daarbij heeft gesteld en voor welke dieren hij op basis van die diagnose het diergeneesmiddel heeft voorgeschreven.
De valsheid van de geschriften
Wat betreft de visitebrieven van 24 januari 2019, 8 mei 2019 en 11 oktober 2019 heeft verdachte verklaard dat de hij de visites niet op de genoemde dagen en tijdstippen heeft afgelegd. Wat betreft de visitebrieven van 5 juni 2019 en 13 september 2019 heeft verdachte verklaard dat hij zelf op die dagen geen visite heeft afgelegd, maar mogelijk een collega. Naar het oordeel van de rechtbank staat de valsheid van voornoemde visitebrieven daarmee vast.
Het oogmerk om het als echt en onvervalst te (doen) gebruiken
Voor bewezenverklaring van valsheid in geschrift is vereist dat de maker van het geschrift het oogmerk van misleiding heeft gehad. Dit oogmerk betekent dat sprake moet zijn van doelbewustheid met betrekking tot het gebruiken of doen gebruiken van een vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst.
De rechtbank overweegt op dit punt als volgt. De verklaring van verdachte dat collega’s mogelijk de visites op 5 juni 2019 en 13 september 2019 hebben afgelegd is niet nader feitelijk onderbouwd. Daarbij komt dat verdachte die verklaring pas ter zitting heeft afgelegd, terwijl hij vanaf het verdachtenverhoor in februari 2020 daartoe de mogelijkheid heeft gehad. De rechtbank overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat op 5 juni 2019 en 13 september 2019 door respectievelijk [naam 2] en [medeverdachte] visites zijn afgelegd aan het kalverbedrijf in [plaats 2] . In het dossier bevinden zich geen verklaringen van collega’s, noch rittenstaten of andere administratieve gegevens, waaruit de juistheid van verdachtes bewering kan blijken. Wat betreft de visites op 24 januari 2019, 8 mei 2019 en 11 oktober 2019 is om dezelfde redenen evenmin aannemelijk geworden dat deze op een andere dag hebben plaatsgevonden dan in de visitebrieven is opgenomen.
De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte in de visitebrieven heeft opgenomen dat hij visites heeft afgelegd, terwijl die visites niet hadden plaatsgevonden. Verdachte kende als dierenarts de plicht tot een voorafgaande klinische inspectie voor antibioticagebruik, en het belang daarvan om antibioticaresistentie te voorkomen en de voedselveiligheid en volksgezondheid te waarborgen. Door het valselijk opmaken van de visitebrieven heeft hij versluierd dat in werkelijkheid geen visites (klinische inspecties) hadden plaatsgevonden voorafgaand aan de afgifte van antibiotica en dat daarmee niet werd voldaan aan de diergeneesmiddelenregelgeving. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dan ook gehandeld met het oogmerk van misleiding.
In dit verband merkt de rechtbank nog op dat zij het voorwaardelijke verzoek van de verdediging afwijst, om nader onderzoek te doen, onder meer door diverse getuigen onderscheidenlijk een deskundige te horen. Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, waaronder met name ook wat de verdachte op die zitting heeft verklaard en de gebezigde bewijsmiddelen, alles bezien in onderling verband en samenhang met de aan verdachte verweten strafbare gedragingen en in het licht van de ‘overall fairness’ van de procedure, ziet de rechtbank daartoe geen aanleiding. Er is geen sprake van zogenoemde ‘Keskin’-getuigen en het verzoek is deels onvoldoende onderbouwd en deels niet van belang voor enige op de voet van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer andere personen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
3.4.2
Feit 2
Op basis van het dossier en hetgeen is besproken ter terechtzitting kan de feitelijke gang van zaken omtrent het tappen van het watermonster en het inzenden van het bedrijfsgezondheidsplan en het formulier van het derde watermonster niet worden vastgesteld. De rechtbank acht daarom niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 24 januari 2019 tot en met 11 oktober 2019 in Nederland,
vijf visitebrieven, te weten
- een visitebrief gedateerd 24 januari 2019, en
- een visitebrief gedateerd 8 mei 2019, en
- een visitebrief gedateerd 5 juni 2019, en
- een visitebrief gedateerd 13 september 2019, en
- een visitebrief gedateerd 11 oktober 2019,
zijnde deze visitebrieven telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
bestaande deze valsheid hierin dat verdachte desbetreffende (kalveren)bedrijven niet op de in het verslag bedrijfsbezoek (visitebrief) genoemde datum heeft bezocht en aldus een onjuiste datum op de visitebrief heeft vermeld.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren en een geldboete van 1500 euro.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de op te leggen straf of maatregel.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft, tijdens zijn werk als dierenarts, valse visitebrieven gemaakt. Door het handelen van verdachte was niet controleerbaar of is voldaan een de wet- en regelgeving omtrent antibioticagebruik. Dit kan het welzijn van dier en mens in gevaar brengen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij bepaling van de strafmaat in deze strafzaak laat de rechtbank in het voordeel van verdachte meewegen dat het Veterinair Beroepscollege (tuchtrechter voor dierenartsen) voor dezelfde feitelijke gedragingen aan verdachte al een geldboete van 5.000 euro heeft opgelegd. [22] Ook houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Er is sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn, óók wanneer een deel van de vertraging aan de verdediging zou moeten worden toegeschreven, zoals de officier van justitie heeft gesteld.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 23 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Het vorenstaande afwegende, acht de rechtbank thans oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete van vijfhonderd euro, met een proeftijd van één jaar, passend en geboden.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
voorwaardelijk verzoek
- wijst af het voorwaardelijk verzoek tot nader onderzoek;
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen;
- bepaalt dat deze straf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 1 (één) jaarde navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. F.M.A. ’t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.
Buiten staat
De voorzitter en mr. ’t Hart zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) met nummer [nummer] (onderzoek Corsica). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het procesverbaal van de terechtzitting van 7 november 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Een geschrift, te weten een visitebrief van [bedrijf] gedateerd 24 januari 2019 (DOC00789), pagina 500288.
4.Het procesverbaal van bevindingen onderzoek visitebrieven (AMB00146), pagina’s 300274 en 300275.
5.Het relaasprocesverbaal betreffende [bedrijf] van 27 februari 2020 (AMB00167), pagina 200065.
6.Het procesverbaal van de terechtzitting van 7 november 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
7.Een geschrift, te weten een visitebrief van [bedrijf] gedateerd 8 mei 2019 (DOC00810).
8.Het relaasprocesverbaal betreffende [bedrijf] van 27 februari 2020 (AMB00167), pagina 200068.
9.Het relaasprocesverbaal betreffende [bedrijf] van 27 februari 2020 (AMB00167), pagina 200068.
10.Het procesverbaal van de terechtzitting van 7 november 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
11.Een geschrift, te weten een visitebrief van [bedrijf] gedateerd 5 juni 2019 (DOC00816), pagina 500315.
12.Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf] van 30 juni 2019 (DOC01483), pagina 700012.
13.Het procesverbaal van bevindingen onderzoek visitebrieven (AMB00146), pagina’s 300276 en 300277.
14.Het procesverbaal van de terechtzitting van 7 november 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
15.Een geschrift, te weten een visitebrief van [bedrijf] gedateerd 13 september 2019 (DOC00834), pagina 500333.
16.Het procesverbaal van bevindingen onderzoek visitebrieven (AMB00146), pagina’s 300288 tot en met 300291.
17.Het procesverbaal van de terechtzitting van 7 november 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
18.Een geschrift, te weten een visitebrief van [bedrijf] gedateerd 11 oktober 2019 (DOC00843), pagina 500342.
19.Het procesverbaal van bevindingen onderzoek visitebrieven (AMB00146), pagina’s 300292 tot en met 300294.
20.Een geschrift, te weten een logboek van [bedrijf] gedateerd 11 oktober 2019 (DOC00766), pagina 500265.
21.Het procesverbaal van de terechtzitting van 7 november 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
22.Veterinair Beroepscollege 2 mei 2024, ECLI:NL:TDIVBC:2024:7.