ECLI:NL:RBOVE:2024:6099

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
84-233745-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een dierenarts voor valsheid in geschrift met betrekking tot visitebrieven

Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 66-jarige man, werkzaam als dierenarts, veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,- met een proeftijd van één jaar. De verdachte was beschuldigd van het valselijk opmaken van visitebrieven voor kalverbedrijven, waarin hij onterecht vermeldde dat hij deze bedrijven op specifieke data had bezocht. Het onderzoek vond plaats op de openbare terechtzitting van 7 november 2024, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging omvatte drie specifieke visitebrieven, gedateerd 5, 6 en 13 september 2019, die valselijk waren opgemaakt met het oogmerk deze als echt te gebruiken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de bedrijven niet op de genoemde data had bezocht, wat leidde tot de vaststelling van valsheid in geschrift. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat hij de bezoeken had afgelegd, ondanks zijn verklaring dat een collega mogelijk de bezoeken had gedaan. De rechtbank wees het verzoek van de verdediging om nader onderzoek af en oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de reeds opgelegde sancties door het Veterinair Beroepscollege, en legde een voorwaardelijke geldboete op, waarbij de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig mocht maken aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-233745-20 (P)
Datum vonnis: 21 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1958 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. L.J.L. Heukels, advocaat in Overveen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met anderen, in de periode van 5 september 2019 tot en met 13 september 2019 drie visitebrieven (voor kalverbedrijven) valselijk heeft opgemaakt door daarin data van bedrijfsbezoeken te vermelden, terwijl verdachte de bedrijven niet, of niet op de vermelde datum, had bezocht
(primair),dan wel dat hij als dierenarts diergeneesmiddelen (antibiotica) heeft voorgeschreven, terwijl hij de op de bedrijven aanwezige kalveren niet heeft onderzocht op de in die visitebrieven vermelde datum
(subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 september 2019 tot en met 13 september 2019 te Den Ham en/of Spannum en/of Bears, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
drie, althans één of meerdere, visitebrieven, te weten
- een visitebrief van 5 september 2019 (DOC-00727 t/m DOC-00730, zie
p. 5-00226 proces-verbaal), en/of
- een visitebrief van 6 september 2019 (DOC-01189 t/m 01190, zie p.
6-00178 proces-verbaal), en/of
- een visitebrief een 13 september 2019 (DOC-00731 t/m DOC-00732, zie
p. 5-00230 proces-verbaal)
zijnde deze visitebrieven telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
bestaande deze valsheid en/of vervalsing hierin dat verdachte desbetreffende (kalveren)bedrijven niet, althans niet op de in het verslag bedrijfsbezoek (visitebrief) genoemde datum heeft bezocht en/of (aldus) een onjuiste datum op de visitebrief heeft vermeld;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 september 2019 tot en met 13 september 2019 te Den Ham en/of Spannum en/of Bears, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
al dan niet opzettelijk,
heeft gehandeld in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens artikel 2.19 lid 1 juncto 2.20 van de Wet dieren en/of artikel 5.8 onderdeel c Besluit diergeneesmiddelen en/of 2.17 Regeling diergeneesmiddelen en/of onderdeel 5 en/of 6 van bijlage 9 van de Regeling
diergeneesmiddelen, immers heeft verdachte, als dierenarts, bij het voorschrijven van een hoeveelheid antimicrobiële diergeneesmiddel(en) met de kanalisatiestatus UDD, te weten bij
- een visitebrief van 5 september 2019 (DOC-00727 t/m DOC-00730, zie
p. 5-00226 proces-verbaal), en/of
- een visitebrief van 6 september 2019 (DOC-01189 t/m 01190, zie p.
6-00178 proces-verbaal), en/of
- een visitebrief een 13 september 2019 (DOC-00731 t/m DOC-00732, zie
p. 5-00230 proces-verbaal),
desbetreffende (kalveren)bedrijven en/of de op die bedrijven aanwezige kalveren niet op de in het verslag bedrijfsbezoek (visitebrief) genoemde datum aan een klinische inspectie onderworpen en/of (aldus) een onjuiste datum op de visitebrief vermeld,
zijnde een handeling die ertoe strekt dat geneesmiddelen zijn afgeleverd terwijl deze handeling niet is toegestaan krachtens een vergunning die is verstrekt ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het bezit van, handel in of verstrekken van deze antimicrobiële diergeneesmiddelen.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Inleiding
Verdachte is werkzaam als dierenarts bij [bedrijf] . Verdachte heeft visitebrieven opgemaakt gedateerd 5 september 2019 en 13 september 2019 voor een kalverhouderij in [plaats 1] en gedateerd 6 september voor een kalverhouderij in [plaats 2] . [2]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft bepleit dat verdachte een beroep toekomt op artikel 105, derde lid, van de EUVerordening 2019/6 waarin is bepaald dat een diergeneeskundig voorschrift slechts wordt afgegeven na een klinisch onderzoek of een andere behoorlijke beoordeling van de gezondheidstoestand van het dier of de groep dieren door een dierenarts. De raadsman heeft gesteld dat verdachte altijd een behoorlijke beoordeling heeft gedaan als bedoeld in voornoemd artikel. Verdachte heeft gehandeld overeenkomstig EUVerordening 2019/6 en er is geen sprake van enige vorm van opzet dan wel misleiding, aldus de raadsman.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de visitebrieven valselijk heeft opgemaakt. Op basis van het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Visitebrief 5 september 2019
In de visitebrief gedateerd 5 september 2019 is vermeld dat verdachte een bezoek heeft gebracht aan een kalverbedrijf in [plaats 1] tussen 17.00 en 17.15 uur en dat een kuur Doxycycline 50% is voorgeschreven aan alle op het bedrijf aanwezige kalveren vanwege een luchtweginfectie. [3] In het registratiesysteem InfoKalf is het diergeneesmiddel Doxycycline (Doxylin) geregistreerd op 5 september 2019. [4] Uit onderzoek naar de locatiegegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat hij op 5 september 2019 niet in [plaats 1] is geweest. [5]
In het verhoor bij de NVWA heeft verdachte verklaard dat hij de visite op 5 september 2019 heeft afgelegd. [6] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het ook zou kunnen zijn dat een collegadierenarts de visite heeft afgelegd en dat hij ook niet uitsluit dat hij zelf de visite op een andere dag heeft afgelegd. [7]
Visitebrief 6 september 2019
In de visitebrief gedateerd 6 september 2019 is vermeld dat verdachte een bezoek heeft gebracht aan een kalverbedrijf in [plaats 2] tussen 12.00 en 12.15 uur en dat een kuur Doxycycline 50% is voorgeschreven aan alle op het bedrijf aanwezige kalveren vanwege een luchtweginfectie. [8] In InfoKalf is op 6 september 2019 Doxylin (Doxycycline) geregistreerd voor de locatie in [plaats 2] . [9] Uit onderzoek naar de locatiegegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat hij op 6 september 2019 niet in [plaats 2] is geweest. [10]
In het verhoor bij de NVWA heeft verdachte verklaard dat hij de visite op 6 september 2019 heeft afgelegd. [11] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij denkt dat een collegadierenarts de visite heeft afgelegd op 5 of 6 september 2019, maar dat hij niet meer weet welke collega dat heeft gedaan. [12]
Visitebrief 13 september 2019
In de visitebrief gedateerd 13 september 2019 is vermeld dat verdachte een bezoek heeft gebracht aan een kalverbedrijf in [plaats 1] tussen 17.30 en 17.40 uur en dat de behandeling met een kuur Doxycycline 50% is geëvalueerd. [13] Uit onderzoek naar de locatiegegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat hij op 13 september 2019 niet in [plaats 1] is geweest. [14]
Verdachte heeft verklaard dat hij geen visite heeft afgelegd, maar dat dat ook niet nodig was omdat het een evaluatie van eerder voorgeschreven antibioticagebruik betrof. Dat kan telefonisch gedaan worden. [15]
De bewijsbestemming
Op grond van artikel 2.8 Wet dieren (oud) is het verboden om een diergeneesmiddel toe te passen in strijd met de voorschriften die zijn verbonden aan de vergunning die voor dat diergeneesmiddel is verstrekt. Wat betreft antibioticagebruik in de kalverhouderij is in bijlage 9, onderdeel 6, tweede lid, van de Regeling diergeneesmiddelen (oud) bepaald dat in een bedrijfsbehandelplan moet worden opgenomen dat de dierenarts uitsluitend op basis van een voorafgaande klinische inspectie van de te behandelen dieren en de op grond daarvan gestelde diagnose antibiotica aflevert waarmee de dieren (éénmaal) behandeld kunnen worden. In de visitebrieven is beschreven welke medicatie is voorgeschreven en wanneer, op welke datum, de klinische inspectie is uitgevoerd. De visitebrieven hebben naar het oordeel van de rechtbank dan ook een bewijsbestemming.
In dit verband merkt de rechtbank nog op dat naar haar oordeel, anders dan de verdediging heeft betoogd, geen aanleiding bestaat om prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie te stellen. Immers, de Nederlandse wetgever heeft op de voet van art. 105, elfde lid, van de door de raadsman aangehaalde Europese verordening nadere registratievoorschriften mogen vaststellen en ook vastgesteld met betrekking tot het voorschrijven en het gebruik van antibiotica met kanalisatiestatus UDD. Daarmee is beoogd om, ter verwezenlijking van het doel van die verordening, ook administratief correct, in overeenstemming met de feitelijke gang van zaken, vast te leggen wanneer en met welk doel een visite heeft plaatsgevonden en meer in het bijzonder welke dierenarts de visite daadwerkelijk heeft afgelegd, welke diagnose hij daarbij heeft gesteld en voor welke dieren hij op basis van die diagnose het diergeneesmiddel heeft voorgeschreven.
De valsheid van de geschriften
Uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte geen visites heeft afgelegd aan de bedrijven op de data zoals genoemd in de visitebrieven. Naar het oordeel van de rechtbank staat de valsheid van voornoemde visitebrieven daarmee vast.
Het oogmerk om het als echt en onvervalst te (doen) gebruiken
Voor bewezenverklaring van valsheid in geschrift is vereist dat de maker van het geschrift het oogmerk van misleiding heeft gehad. Dit oogmerk betekent dat sprake moet zijn van doelbewustheid met betrekking tot het gebruiken of doen gebruiken van een vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst.
De rechtbank overweegt op dit punt als volgt. De verklaring van verdachte dat collegadierenartsen mogelijk de visites op 5 en 6 september 2019 hebben afgelegd is niet nader feitelijk onderbouwd. Daarbij komt dat verdachte die verklaring pas ter zitting heeft afgelegd, terwijl hij aanvankelijk in het verhoor van 15 januari 2020 heeft verklaard dat hij zelf de visites heeft afgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet aannemelijk geworden dat de visites op 5 en 6 september door collegadierenartsen zijn afgelegd. Wat betreft de visitebrief van 13 september heeft verdachte zelf verklaard dat feitelijk geen visite heeft plaatsgevonden op die datum.
De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte in visitebrieven heeft opgenomen dat hij visites heeft afgelegd, terwijl die visites niet hadden plaatsgevonden. Verdachte kende als dierenarts de plicht tot een voorafgaande klinische inspectie voor antibioticagebruik, en het belang daarvan om antibioticaresistentie te voorkomen en de voedselveiligheid en volksgezondheid te waarborgen. Door het opmaken van de visitebrieven gedateerd op 5 en 6 september 2019 heeft hij versluierd dat geen visites (klinische inspecties) hadden plaatsgevonden voorafgaand aan de afgifte van antibiotica en dat daarmee niet werd voldaan aan de diergeneesmiddelenregelgeving. Dat de visitebrief gedateerd 13 september 2019 volgens verdachte een evaluatie van een behandeling betreft, neemt niet weg dat in die brief in strijd met de feitelijke gang van zaken wordt vermeld dat verdachte op die dag een visite heeft afgelegd waarbij de behandeling zou zijn geëvalueerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dan ook op de drie ten laste gelegde data gehandeld met het oogmerk van misleiding.
In dit verband merkt de rechtbank nog op dat zij het voorwaardelijke verzoek van de verdediging afwijst, om nader onderzoek te doen, onder meer door diverse getuigen onderscheidenlijk een deskundige te horen. Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, waaronder met name ook wat de verdachte op die zitting heeft verklaard en de gebezigde bewijsmiddelen, alles bezien in onderling verband en samenhang met de aan verdachte verweten strafbare gedragingen en in het licht van de ‘overall fairness’ van de procedure, ziet de rechtbank daartoe geen aanleiding. Er is geen sprake van zogenoemde ‘ Keskin ’-getuigen en het verzoek is deels onvoldoende onderbouwd en deels niet van belang voor enige op de voet van de artikelen 348 en 350 Sv. te nemen beslissing.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer andere personen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 5 september 2019 tot en met 13 september 2019 in Nederland,
drie visitebrieven, te weten
- een visitebrief gedateerd 5 september 2019, en
- een visitebrief gedateerd 6 september 2019, en
- een visitebrief gedateerd 13 september 2019
zijnde deze visitebrieven telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
bestaande deze valsheid hierin dat verdachte desbetreffende (kalveren)bedrijven niet op de in het verslag bedrijfsbezoek (visitebrief) genoemde datum heeft bezocht en aldus een onjuiste datum op de visitebrief heeft vermeld.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
5. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van 1.500 euro. De officier van justitie heeft een hogere geldboete gevorderd dan bij strafbeschikking was opgelegd vanwege de ontkennende houding van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de op te leggen straf of maatregel.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft, in zijn werk als dierenarts, valse visitebrieven gemaakt. Door het handelen van verdachte was niet (controleerbaar of is) voldaan een de wet- en regelgeving omtrent antibioticagebruik. Dit kan het welzijn van dier en mens in gevaar brengen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij bepaling van de strafmaat in deze strafzaak laat de rechtbank in het voordeel van verdachte meewegen dat het Veterinair Beroepscollege (tuchtrechter voor dierenartsen) voor dezelfde feitelijke gedragingen aan verdachte al een geldboete van 5.000 euro heeft opgelegd. [16] Ook houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Er is sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn, óók wanneer een deel van de vertraging aan de verdediging zou moeten worden toegeschreven, zoals de officier van justitie heeft gesteld.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 23 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De officier van justitie heeft op 28 september 2020 een strafbeschikking opgelegd aan verdachte, inhoudende een geldboete van 500 euro. Verdachte heeft verzet ingesteld tegen de strafbeschikking.
Het vorenstaande afwegende, acht de rechtbank thans oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete van vijfhonderd euro, met een proeftijd van één jaar, passend en geboden.
7. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
voorwaardelijk verzoek
- wijst af het voorwaardelijk verzoek tot nader onderzoek;
strafbeschikking
- vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking en beslist als volgt;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen;
- bepaalt dat deze straf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 1 (één) jaarde navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. F.M.A. ’t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.
Buiten staat
De voorzitter en mr. ’t Hart zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) met nummer 2018-145815 (onderzoek Corsica). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het procesverbaal van de terechtzitting van 7 november 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Een geschrift, te weten een visitebrief van [bedrijf] met de datum 5 september 2019 (DOC00727), pagina 500226.
4.Het relaasprocesverbaal betreffende [bedrijf] van 27 februari 2020 (AMB00167), pagina 200053.
5.Het procesverbaal van bevindingen onderzoek visitebrieven (AMB00146), pagina’s 300279 en 300280.
6.Het procesverbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 15 januari 2020 (V00700001), pagina 100197.
7.Het procesverbaal van de terechtzitting van 7 november 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
8.Een geschrift, te weten een visitebrief van [bedrijf] met de datum 6 september 2019 (DOC01189), pagina 600178.
9.Het relaasprocesverbaal betreffende [bedrijf] van 27 februari 2020 (AMB00167), pagina 200056.
10.Het procesverbaal van bevindingen onderzoek visitebrieven (AMB00146), pagina’s 300282 tot en met 300284.
11.Het procesverbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 15 januari 2020 (V00700001), pagina 100197.
12.Het procesverbaal van de terechtzitting van 7 november 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
13.Een geschrift, te weten een visitebrief van [bedrijf] met de datum 6 september 2019 (DOC00731), pagina 500230.
14.Het procesverbaal van bevindingen onderzoek visitebrieven (AMB00146), pagina’s 300286 tot en met 300288.
15.Het procesverbaal van de terechtzitting van 7 november 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
16.Veterinair Beroepscollege 2 mei 2024, ECLI:NL:TDIVBC:2024:8.