ECLI:NL:RBOVE:2024:601

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
ak_23_2484
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaald beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar; dwangsom en beslistermijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig een besluit heeft genomen op haar bezwaar van 8 maart 2022. Eiseres heeft de Belastingdienst op 24 november 2022 in gebreke gesteld, waarna op 7 februari 2023 een dwangsom van € 1.442,- aan haar is toegekend. In een eerdere uitspraak van 20 april 2023 heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard en de Belastingdienst opgedragen om binnen twee weken een besluit op het bezwaar bekend te maken, met een dwangsom van € 100,- per dag tot een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft op 30 november 2023 opnieuw beroep ingesteld omdat er nog steeds geen besluit was genomen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, aangezien de Belastingdienst niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen. De rechtbank legt een nieuwe beslistermijn op van zes weken na verzending van de uitspraak, met wederom een dwangsom van € 100,- per dag, tot een maximum van € 15.000,-. De rechtbank benadrukt het belang van een spoedig besluit voor eiseres en de verantwoordelijkheid van de Belastingdienst voor het uitblijven van het besluit. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 437,50 en het griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2484

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. Y.N. Teke-Bozkurt),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd een besluit heeft genomen op haar bezwaar van
8 maart 2022.
Eiseres heeft verweerder op 24 november 2022 in gebreke gesteld.
Verweerder heeft op 7 februari 2023 de maximale dwangsom van € 1.442,- aan eiseres toegekend.
In de uitspraak van 20 april 2023 (kenmerk ZWO 23/56) heeft de rechtbank – voor zover relevant – het beroep gegrond verklaard, verweerder opgedragen binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar van eiseres van
8 maart 2022 bekend te maken en bepaald dat verweerder aan eiseres een dwangsom van
€ 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Eiseres heeft op 30 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet op tijd nemen van een besluit op haar bezwaar.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, dat op
28 december 2023 door de rechtbank is ontvangen.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

1. Als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog een besluit moet worden genomen op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. In artikel 7:10, eerste lid, van de Awb staat dat het bestuursorgaan moet beslissen op een bezwaar binnen zes weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken of binnen twaalf weken als een bezwaarcommissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes weken worden verlengd. De langere beslistermijnen, zoals genoemd in artikel 6.2, eerste en tweede lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) hebben alleen betrekking op aanvragen en niet op besluiten op bezwaar. Dit betekent dat in dit geval de termijnen van artikel 7:10, eerste lid, van de Awb van toepassing zijn.
3. Partijen zijn het erover eens dat verweerder niet binnen de termijn een besluit op het bezwaar heeft genomen.
4. Artikel 6:12, derde lid, van de Awb bepaalt dat indien redelijkerwijs niet van de belanghebbende kan worden gevergd dat hij het bestuursorgaan in gebreke stelt, het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Op grond van dit artikel is voorafgaand aan een herhaald beroep niet tijdig beslissen geen ingebrekestelling nodig. [2]
5. In de eerder genoemde uitspraak van 20 april 2023 heeft de rechtbank het eerdere beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken na de datum van de uitspraak een besluit bekend te maken, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. Omdat verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen en het maximum van de dwangsom is bereikt, heeft eiseres een herhaald beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingediend. Omdat de door de rechtbank gestelde beslistermijn is overschreden en het maximum van de dwangsom is bereikt, is het beroep ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn moet aan verweerder worden opgelegd en welke dwangsom wordt daaraan verbonden?
6. Als het beroep gegrond is en het bestuursorgaan nog geen besluit bekendgemaakt heeft, bepaalt de rechtbank dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekendmaakt. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [3]
7. Verweerder heeft nog (steeds) geen besluit op bezwaar genomen. Verweerder moet dit alsnog doen. In beroepen tegen het niet tijdig nemen van besluiten op aanvragen als bedoeld in artikel 2.1 van de Wht of besluiten op bezwaar in het kader van de Wht legt de rechtbank nadere beslistermijnen op die overeenstemmen met de uitgangspunten, die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft geformuleerd in de uitspraak van 23 augustus 2023. [4]
8. In deze uitspraak heeft de Afdeling nadere beslistermijnen vastgesteld die voortaan in beginsel bij beroepen gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag of een besluit op bezwaar in het kader van de Wht aan verweerder zullen worden gegeven.
8.1.
Als verweerder een besluit op bezwaar moet nemen, geldt een nadere beslistermijn van twaalf weken na de datum van het verweerschrift om een besluit op bezwaar bekend te maken. Van deze twaalf weken moeten ten minste zes weken zijn gelegen na de dag van verzending van de uitspraak op het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Als de twaalf weken ten tijde van de uitspraak op het beroep al zijn verstreken of als verweerder geen verweerschrift heeft ingediend, geldt een termijn van zes weken na de dag van verzending van de uitspraak om een besluit op bezwaar bekend te maken.
9. De vraagt dringt zich op welke termijn de rechtbank thans voor het bekendmaken van een besluit moet stellen en welke dwangsom de rechtbank daaraan verbindt.
De rechtbank overweegt dat nu verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen, ondanks de eerdere genoemde uitspraak, een kortere – nadere – beslistermijn gerechtvaardigd is.
Dit komt tegemoet aan het belang van eiseres, om spoedig een besluit te ontvangen.
Daar staat tegenover dat verweerder de reële gelegenheid moet krijgen om na verzending van de uitspraak een besluit bekend te maken. De rechtbank zal daarom bepalen dat verweerder een besluit bekend moet maken binnen zes weken na verzending van deze uitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om hier opnieuw een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,- aan te verbinden. De rechtbank acht deze dwangsom redelijk, gelet op alle belangen. Daarbij houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met het belang van eiseres bij een spoedig besluit, het nog steeds uitblijven daarvan – wat, de capaciteitsproblemen ten spijt, verweerder is aan te rekenen – en het gewicht van de hoofdzaak.
9.1.
Samengevat draagt de rechtbank verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, dat verweerder de onder 9.1. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan verweerder de onder 9.1 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
10.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die volgens de wet voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op het bezwaar van eiseres bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee verweerder de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, in aanwezigheid van
S.H.J. van de Looi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
3.Dit volgt uit artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
4.Deze uitspraak is te vinden op www.rechtspraak.nl onder kenmerk ECLI:NL:RVS:2023:3209.