ECLI:NL:RBOVE:2024:599

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
306948 FT RK 23.697
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende actie en onduidelijke financiële positie

Op 5 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De verzoeker, een 48-jarige ongehuwde man, had een schuldenlast van € 100.289,21 en had eerder een eigen onderneming gehad die hij in juli 2023 had uitgeschreven. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker onvoldoende actie had ondernomen om zijn financiële situatie te stabiliseren en dat hij niet te goeder trouw was in het laten ontstaan van zijn schuldenlast. De verzoeker had geen adequate verklaring kunnen geven voor privé-onttrekkingen en had geen actie ondernomen om openstaande vorderingen te innen. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker doorlopend nieuwe schulden liet ontstaan, wat niet geoorloofd is in een wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank wees het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1 sub b en c van de Faillissementswet.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Zwolle
rekestnummer: 306948 FT RK 23.697
uitspraakdatum: 5 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken op het verzoek van:

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
verder [verzoeker] te noemen.

Het procesverloop

[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. Het verzoek is behandeld ter zitting van 29 januari 2024, waarvan aantekeningen zijn gemaakt. Ter zitting zijn [verzoeker] en de heer [naam 1] (beschermingsbewindvoerder) verschenen.

De beoordeling

De feiten
Op 27 september 2023 is er een beschermingsbewind uitgesproken over de goederen die behoren en zullen toebehoren aan [verzoeker]. De Toereikende Hand is aangesteld als beschermingsbewindvoerder.
Volgens het verzoekschrift heeft [verzoeker] een schuldenlast van € 100.289,21, bestaande onder andere uit:
  • Areca ad € 14.232,96 (feb 2023);
  • Vihamij Handel B.V. ad € 9.168,91 (mei 2023);
  • Kozijnzeker B.V. ad € 20.243,07 (juni 2023);
  • ABN AMRO Bank N.V. ad € 17.726,64 (aug 2023);
  • [bedrijf 1] ad € 911,75 (sep 2023) en € 1.125,30 (nov 2023);
[verzoeker] is een ongehuwde 48-jarige man. [verzoeker] heeft inkomen uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering ad € 1.204,35 per maand. [verzoeker] betaalde hier maandelijks € 389,86 voor, maar de beschermingsbewindvoerder heeft de dekking kunnen sluimeren tegen € 36,94 per maand.
[verzoeker] heeft van juni 2008 tot en met medio juli 2023 een eigen onderneming, [bedrijf 2], gehad. De beschermingsbewindvoerder heeft de onderneming in december 2023 laten uitschrijven per juli 2023. De onderneming van [verzoeker] richtte zich op het bouwen van chalets. [verzoeker] heeft schriftelijk verklaard dat door prijsstijgingen van inkoopmaterialen – door Corona en de oorlog – de omzet onder druk is komen te staan.
[verzoeker] zou te maken hebben gehad met gebrekkig geleverde bouwproducten. De geleverde materialen zijn (gedeeltelijk) toegepast in een aantal chalets, welke door [verzoeker] zijn gebouwd. Het gebrek zou tijdens de levering niet zichtbaar zijn geweest. Het gebrek heeft eruit bestaan dat het aangebrachte behang aan de binnenzijde van de chalets los liet. Dit heeft tot onvrede geleid bij klanten, die weigeren de rekening te betalen. [verzoeker] heeft melding gemaakt bij de leverancier, die op haar beurt melding heeft gemaakt bij de producent. De producent heeft de reclamatie erkend.
De behandeling ter zitting van 29 januari 2024
De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat de inkomsten van [verzoeker] onvoldoende zijn om de situatie stabiel te laten worden. De beschermingsbewindvoerder heeft toegelicht dat de huur is verlaagd, waardoor [verzoeker] in aanmerking komt voor huurtoeslag en dat de vordering van de Belastingdienst is afgedaan. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat de Belastingdienst de openstaande vordering heeft verrekend met een teruggave. Tussen de openstaande vordering van de Belastingdienst en de teruggave zat een verschil van circa € 180,00. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat dit bedrag in januari 2024 is overgeboekt naar de Belastingdienst, zodat deze vordering is voldaan. [verzoeker] heeft verklaard een minderjarig kind te hebben, waarvoor hij alimentatie ad € 373,00 dient te betalen. [verzoeker] heeft (nog) geen nihilstelling aangevraagd, maar heeft met zijn ex-partner een regeling getroffen dat voorlopig geen alimentatie hoeft te worden afgedragen.
[verzoeker] heeft verklaard dat de onderneming pas in december 2023 is uitgeschreven uit het KVK, omdat hij alles uit handen heeft gegeven aan de beschermingsbewindvoerder. [verzoeker] heeft toegelicht dat (bijna) alle activa en inventaris nog aanwezig zijn. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat ABN AMRO een pandrecht heeft gehad op de activa en inventaris van [verzoeker]. ABN AMRO heeft aan de beschermingsbewindvoerder te kennen gegeven dat zij afzien van het pandrecht, gelet op de geringe waarde van de zaken. De beschermingsbewindvoerder heeft toegelicht dat de inboedel zich nog in het gehuurde pand bevindt. Dit pand is door de beschermingsbewindvoerder verzegeld met een slot. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat de huur formeel is opgezegd, maar dat deze nu doorloopt omdat de zaken van [verzoeker] zich nog in het gehuurde bevinden. De einddatum van het huurcontract zou eind december 2023 zijn geweest. De beschermingsbewindvoerder heeft toegelicht dat de verhuurder, Areca, weet dat de lopende huur niet wordt voldaan.
[verzoeker] heeft verklaard dat hij gebrekkige producten geleverd heeft gekregen en dat deze producten zijn verwerkt in chalets. De producent van de producten heeft de reclamatie erkend, maar er heeft nog geen schade-uitkering aan [verzoeker] plaatsgevonden. [verzoeker] heeft toegelicht dat hij hiervoor niet bij een advocaat is geweest, maar dat hij dit uit handen heeft gegeven aan de beschermingsbewindvoerder. [verzoeker] heeft verklaard dat hij niet verzekerd is geweest voor dit soort kwesties.
De rechter heeft [verzoeker] voorgehouden dat uit de jaarrekening van de onderneming volgt dat er in 2022 € 28.343,00 aan privé-onttrekkingen hebben plaatsgevonden. [verzoeker] heeft verklaard niet te weten waar deze privé-onttrekkingen betrekking op hebben. De rechter heeft [verzoeker] voorgehouden dat uit het dossier volgt dat er in 2020 € 19.317,00 is ‘gefinancierd’. [verzoeker] heeft verklaard niet te weten wat er is gefinancierd.
De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat de vordering van Kozijnzeker B.V. een complexe zaak betreft. Tussen [verzoeker] en een afnemer, de heer [naam 2], is een discussie ontstaan. Deze afnemer zou – volgens de beschermingsbewindvoerder – de kozijnen zonder toestemming hebben meegenomen. De kozijnen waren bezwaard met een eigendomsvoorbehoud, maar inmiddels zijn de kozijnen verwerkt in chalets. De beschermingsbewindvoerder heeft gesteld dat deze kwestie nog nader onderzoek vergt. De afnemer stelt dat hij niets hoeft te betalen aan [verzoeker], omdat de afnemer schade heeft geleden en omdat er diverse contante betalingen aan [verzoeker] hebben plaatsgevonden. [verzoeker] heeft verklaard nimmer contante betalingen te hebben ontvangen van deze afnemer. [verzoeker] heeft verklaard dat de afnemer hem € 2.000,00 heeft geleend. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat de afnemer nog € 40.000,00 moet betalen aan [verzoeker]. De beschermingsbewindvoerder heeft toegelicht dat de lening niet op de schuldenlijst staat vermeld en van de vordering van [verzoeker] op de afnemer geen notitie is gemaakt in het dossier, omdat hijzelf op een ander bedrag uitkomt dan de accountant.
[verzoeker] heeft verklaard dat hij in het verleden een alcoholverslaving heeft gehad, maar dat hij hiervoor een behandeling heeft gevolgd en inmiddels niet meer verslaafd is. [verzoeker] heeft een turbulente periode meegemaakt, waaronder een opname op de PAAZ-afdeling van het Isala kliniek te Zwolle. [verzoeker] heeft toegelicht dat hij tot op heden begeleiding ontvangt van Dimence, omdat hij psychische problemen (ADD of ADHD) blijkt te hebben. [verzoeker] stelt dat hij door zijn psychische problemen niet goed meer kon overzien wat hij deed.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling moet worden afgewezen.
De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat de huurovereenkomst formeel is opgezegd, maar dat deze tot op heden doorloopt zonder dat er huurbetalingen plaatsvinden. De rechtbank concludeert dat [verzoeker] op deze wijze doorlopend nieuwe schulden laat ontstaan. Hetgeen niet is geoorloofd in een wettelijke schuldsaneringsregeling.
[verzoeker] heeft geen verklaring kunnen afleggen over de privé-onttrekkingen in 2022 en [verzoeker] heeft ook geen toelichting kunnen geven over de financiering in 2019. Daarnaast heeft [verzoeker] verklaard een lening te hebben afgesloten bij een afnemer, maar heeft deze zonder valide verklaring niet opgenomen op het schuldenoverzicht. Het argument dat de accountant een ander bedrag heeft genoteerd in de boekhouding acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd om deze schuld in het geheel niet op te nemen.
[verzoeker] heeft toegelicht dat de producent van de gebrekkige producten de reclamatie heeft erkend, maar dat er nog geen schade-uitkering heeft plaatsgevonden. Het ligt op de weg van [verzoeker] om hier gedegen actie in te ondernemen en deze situatie af te ronden.
Ter zitting is kenbaar geworden dat [verzoeker] nog in een discussie is verwikkeld met een afnemer. Ook deze kwestie is (nog) niet afgedaan door de beschermingsbewindvoerder. De vordering die [verzoeker] heeft op de afnemer ad circa € 40.000,00 is onbekend in het dossier. De rechtbank kan – bij het verzwijgen van dit soort vorderingen – de financiële positie van [verzoeker] onvoldoende beoordelen. Het is de verantwoordelijkheid van [verzoeker] om een helder beeld te schetsen over zijn financiële positie. Het ligt op de weg van [verzoeker] om actie te ondernemen om openstaande vorderingen op derden uitbetaald te krijgen, zodat kan worden gespaard voor de gezamenlijke schuldeisers.
Alle schulden van [verzoeker] zijn ontstaan in 2023. Doordat kwesties onopgelost blijven zal de huurschuld enkel verder oplopen en zolang de discussie met de afnemer niet is opgelost en de schade-uitkering voor de gebrekkige producten niet is afgerond zal ook de financiële positie van [verzoeker] niet stabiel worden. [verzoeker] heeft geen enkele actie ondernomen om bovenstaande kwesties af te ronden. Saneringsgezindheid blijkt hier niet bepaald uit. De rechtbank oordeelt dat [verzoeker] niet te goeder trouw is met het laten ontstaan van zijn schuldenlast en het laten oplopen van de huurschuld.
Op grond van vorenstaande wijst de rechtbank het verzoek van [verzoeker] af op grond van artikel 288 lid 1 sub b en c Faillissementswet.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af;
Gewezen door mr. A.H. Margadant, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier [1] .

Voetnoten

1.