Op 5 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De verzoeker, een 48-jarige ongehuwde man, had een schuldenlast van € 100.289,21 en had eerder een eigen onderneming gehad die hij in juli 2023 had uitgeschreven. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker onvoldoende actie had ondernomen om zijn financiële situatie te stabiliseren en dat hij niet te goeder trouw was in het laten ontstaan van zijn schuldenlast. De verzoeker had geen adequate verklaring kunnen geven voor privé-onttrekkingen en had geen actie ondernomen om openstaande vorderingen te innen. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker doorlopend nieuwe schulden liet ontstaan, wat niet geoorloofd is in een wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank wees het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1 sub b en c van de Faillissementswet.