ECLI:NL:RBOVE:2024:598

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
308173 FT RK 24.9
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw zijn en onterecht voortzetten van verliesgevende ondernemingsactiviteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 februari 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van een alleenstaande man, hierna te noemen verzoeker, om toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Verzoeker heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 399.617,21, die onder andere bestaat uit huurtoeslag, inkomstenheffing, motorrijtuigenbelasting, omzetbelasting en zorgtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet te goeder trouw is, omdat hij te lang is doorgegaan met verliesgevende ondernemingsactiviteiten, ondanks dat hij wist dat zijn financiële situatie verslechterde. Verzoeker heeft in 2021 zijn onderneming ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, maar heeft in 2023 de onderneming laten uitschrijven. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoeker zijn administratie niet op orde had en dat hij zijn verplichtingen jegens het UWV niet adequaat heeft nageleefd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek tot schuldsanering moet worden afgewezen op basis van artikel 288 lid 1 sub b en c van de Faillissementswet, omdat het merendeel van de schulden buiten de driejaarstermijn is ontstaan en verzoeker niet de juiste houding heeft getoond ten aanzien van zijn schulden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Zwolle
rekestnummer: 308173 FT RK 24.9
uitspraakdatum: 5 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken op het verzoek van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
verder [verzoeker] te noemen.

Het procesverloop

[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. Het verzoek is behandeld ter zitting van 29 januari 2024, waarvan aantekeningen zijn gemaakt. Ter zitting is [verzoeker] verschenen.

De beoordeling

De feiten
Volgens het verzoekschrift heeft [verzoeker] een schuldenlast van € 399.617,21, bestaande onder andere uit:
  • UWV ad € 134.562,38 (2015);
  • Belastingdienst ad € 156.082,00, uit aanslagen betreffende:
o Huurtoeslag 2018 – 2020 ad € 17.738,00;
o Inkomstenheffing 2018 – 2020 ad € 52.951,00;
o Motorrijtuigenbelasting 2023 ad € 420,00;
o Omzetbelasting 2020 ad € 71.524,00;
o Zorgtoeslag 2018 – 2023 ad € 7.142,00;
o Zorgverzekeringswet 2018- 2021 ad € 6.307,00;
  • Gemeente Deventer ad € 3.170,38 (2020); betreffende de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (TOZO) bedrijfskrediet;
  • Rabobank SCF Bijzonder Beheer ad € 39.301,52 (2022);
  • Wasco ad € 25.145,65 (2022);
  • Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ad € 14.685,67 (2021); betreffende terugvordering TVL-regeling.
Circa € 85.000,00 van de totale schuldenlast bevindt zich binnen de driejaarstermijn.
[verzoeker] is een alleenstaande 47-jarige man. [verzoeker] ontvangt € 823,89 per maand aan WIA-uitkering. [verzoeker] ontvangt daarnaast nog toeslagen, waardoor [verzoeker] een maandinkomen heeft ad € 1.021,62. In september 2021 is de huurwoning van [verzoeker] ontruimd wegens een huurachterstand. [verzoeker] is op dit moment inwonend bij een kennis. [verzoeker] betaalt € 350,00 aan deze kennis ter zake van huur.
[verzoeker] stelt dat zijn schulden zijn ontstaan doordat er een miscommunicatie heeft plaatsgevonden tussen hem en het UWV. In 2009 zijn bij [verzoeker] psychische klachten ontstaan en is [verzoeker] afgekeurd. De psychiater van [verzoeker] heeft [verzoeker] ertoe aangezet dat hij zijn hobby wel kon uitbreiden naar verdiensten. Hetgeen [verzoeker] in 2015 heeft gedaan. [verzoeker] stelt dat hij er echter nooit aan heeft gedacht om dit te melden aan het UWV.
[verzoeker] heeft zich in de KVK laten inschrijven met diverse uiteenlopende praktijken: tatoeëren, tv-reparateur, verkoop van feestartikelen en het plaatsen van airco’s. [verzoeker] heeft schriftelijk verklaard dat hij voor het plaatsen van de airco’s afhankelijk was van externe collega’s die gecertificeerd zijn om de airco’s te plaatsen. Het inhuren van externen drukte bij [verzoeker] op de omzet. Daarnaast stelt [verzoeker] dat ook Corona hem heeft geraakt. Door de lock-down mocht [verzoeker] niet meer tatoeëren en geen airco’s meer plaatsen.
Begin 2023 heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek ingesteld naar de onderneming van [verzoeker] . Het rapport is op 24 april 2023 uitgebracht. De aanwezige administratie is gecontroleerd en de aangiften zijn gecorrigeerd. [verzoeker] heeft schriftelijk verklaard dat hij in 2021 zijn eigen belastingaangiftes heeft gedaan om geld te besparen. Uit het rapport van de Belastingdienst volgt dat de accountant heeft verklaard dat hij de aangiftes van [verzoeker] heeft opgemaakt met de weinige aanwezige administratie. Uit de jaarcijfers van 2022 volgt dat er een dalende lijn aanwezig is met betrekking tot het inkomen. In 2021 en 2022 heeft de onderneming slechts verlies geleden.
[verzoeker] heeft zich tot het Ondernemingshuis Deventer gewend. Het Ondernemingshuis Deventer heeft zich op het standpunt gesteld dat [verzoeker] een hardwerkende man is, maar geen ‘feeling’ heeft met financiën.
[verzoeker] heeft de onderneming per 1 februari 2023 laten uitschrijven uit de KVK.
[verzoeker] heeft een bewogen periode achter de rug, waarbij twee familieleden ernstig ziek zijn geworden. [verzoeker] volgt therapie en staat op de wachtlijst voor EMDR.
De behandeling ter zitting van 29 januari 2024
[verzoeker] heeft verklaard dat hij sinds september 2021 woonachtig is bij een kennis. [verzoeker] heeft toegelicht dat het voor hem niet rendabel is om te verhuizen. [verzoeker] heeft verklaard dat hij via de huisarts terecht is gekomen bij Tender. Op dit moment volgt [verzoeker] twee a drie keer in de maand een behandeling en is hij in afwachting van EMDR-therapie.
[verzoeker] heeft verklaard dat er geen activa en voorraden meer aanwezig zijn in de onderneming. [verzoeker] heeft verklaard dat het UWV de verdiensten met zijn hobby’s heeft aangemerkt als inkomen. [verzoeker] heeft verklaard dat hij in 2021 zijn eigen administratie heeft gedaan in verband met Corona. In dat jaar moest [verzoeker] zijn woning verlaten en heeft hij de boekhouding in een doos meegenomen in de zakelijke leaseauto van het merk BWW. [verzoeker] heeft toegelicht dat hij twee leaseauto’s heeft gehad. Eén voor zakelijk gebruik: de BMW en één voor privégebruik: de Fiat. De doos met administratie heeft [verzoeker] in de BMW laten liggen en deze auto is op een avond in brand gestoken. De doos met administratie is door de brand verloren gegaan. [verzoeker] heeft toegelicht dat de BMW naar de sloop is gebracht. De BMW was allrisk verzekerd en van de uitkering heeft [verzoeker] de huur en wat achterstanden voldaan. De Fiat is inmiddels teruggegaan naar de leasemaatschappij. [verzoeker] heeft verklaard dat hij nog een boete heeft gekregen, omdat de Fiat geen Apk-keuring heeft. De Fiat staat tot op heden nog steeds op naam van [verzoeker] . De kosten voor de schorsing van de Fiat zijn volgens [verzoeker] te hoog. De rechter heeft [verzoeker] voorgehouden dat de Belastingdienst een aanslag voor Motorrijtuigenbelasting in 2023 heeft opgelegd. [verzoeker] heeft verklaard niet te weten op welke auto dit betrekking heeft. Toen [verzoeker] zich liet uitschrijven bij de KVK is het leasecontract vervallen, omdat deze een zakelijke grondslag heeft gehad.
De rechter heeft [verzoeker] voorgehouden dat hij in 2022 en 2023 in totaal zes verkeersboetes heeft gekregen met drie verschillende voertuigen. [verzoeker] heeft verklaard dat twee boetes zijn gereden met de Fiat, twee met een Volkswagen en twee met een scooter. [verzoeker] heeft toegelicht dat hij heeft gebeld tijdens het rijden.
[verzoeker] heeft toegelicht dat hij een bedrijfspand en garageboxen heeft gehuurd. In de garageboxen heeft [verzoeker] zijn gereedschappen opgeslagen. De huur heeft [verzoeker] in 2020 opgezegd.
[verzoeker] heeft verklaard dat de vordering van de gemeente Deventer inzake het TOZO krediet van hem werd teruggevorderd, omdat hij hier volgens de gemeente Deventer geen recht op heeft. [verzoeker] heeft verklaard niet te weten waarom hij hier geen recht op heeft gehad. Rijksdienst Ondernemend Nederland heeft een vordering op [verzoeker] aangaande een TVL-lening. [verzoeker] heeft bezwaar gemaakt, maar is hierin niet in het gelijk gesteld. [verzoeker] stelt dat de afwijzing van zijn bezwaar te maken heeft gehad met de registratie van het KVK-nummer op zijn huisadres en niet op het bedrijfsadres.
In 2022 heeft [verzoeker] nog een krediet aangevraagd bij de Rabobank voor circa € 40.000,00, omdat hij nog enkele klussen zou hebben aangenomen. [verzoeker] heeft verklaard dat zijn moeder in die periode in het ziekenhuis heeft gelegen en dat hij de gecontracteerde werkzaamheden niet heeft kunnen uitvoeren. [verzoeker] heeft verklaard dat de opdrachtgever de opdracht heeft laten vervallen, maar dat de factuur al wel gecrediteerd was. Volgens [verzoeker] zit er bij de vordering van Rabobank ook een creditcard schuld. [verzoeker] heeft niet kunnen verklaren hoe hoog de creditcard schuld is.
De rechter heeft [verzoeker] voorgehouden dat Wasco een vordering op hem heeft ad
€ 25.145,65, welke is ontstaan in 2022. [verzoeker] heeft verklaard dat hij niet weet waar deze vordering op ziet.
[verzoeker] heeft verklaard dat hij in het verleden is veroordeeld voor sociale zekerheidsfraude en een taakstraf opgelegd heeft gekregen voor in totaal 180 uur. [verzoeker] heeft toegelicht dat hij deze taakstraf heeft volbracht.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling moet worden afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat het overgrote deel van de schuldenlast (net) buiten de driejaarstermijn is ontstaan, maar is van oordeel dat [verzoeker] niet te goeder trouw is ten aanzien van het onbetaald laten van de schuldenlast, welk onbetaald laten wel in de afgelopen drie jaar heeft plaatsgevonden. [verzoeker] is in februari 2023 gestopt met zijn onderneming en heeft circa € 85.000,-- van de totale schuldenlast laten ontstaan binnen
de driejaarstermijn. [verzoeker] ontvangt een WIA-uitkeringen en het is de verantwoordelijkheid van [verzoeker] om veranderingen in zijn inkomen adequaat te melden aan het UWV. Daarnaast heeft [verzoeker] niet kunnen toelichten waar de vordering van Wasco – ad € 25.145,65 ontstaan in 2022 – betrekking op heeft. De rechtbank kan hierdoor niet beoordelen of deze schuld te goeder trouw is ontstaan.
Daarnaast is [verzoeker] naar het oordeel van de rechtbank veel te lang doorgegaan met ondernemingsactiviteiten die slechts verlies opleverden. [verzoeker] is in september 2021 ontruimd uit zijn woning en heeft in 2022 nog een zakelijk krediet bij de Rabobank afgesloten ad circa € 40.000,00, terwijl duidelijk was dat [verzoeker] met de inkomsten uit de onderneming het aangegane krediet en ontstane schulden niet zou kunnen aflossen. Door de ondernemingsactiviteiten voort te zetten tot begin 2023 zijn de schulden verder opgelopen, hetgeen [verzoeker] naar het oordeel van de rechtbank in ernstige mate moet worden verweten.
Het is de verantwoordelijkheid van [verzoeker] om administratie van zijn onderneming bij te houden, maar ook om deze op een veilige plek te bewaren. De accountant van [verzoeker] heeft de aangiftes voor de Belastingdienst ingevuld op basis van de summiere beschikbare informatie. Dat de Belastingdienst een boekenonderzoek heeft ingesteld en dat daarbij diverse zaken aan het licht zijn gekomen die een naheffing tot gevolg hebben gehad, komt voor risico van [verzoeker] . Daarnaast komt ook het laten liggen van de administratie in de BWM en dat deze door brand verloren is gegaan voor rekening en risico van [verzoeker] .
[verzoeker] heeft verklaard dat de Fiat tot op heden nog steeds op zijn naam staat, hetgeen de rechtbank niet wenselijk acht. Het is aan [verzoeker] om deze auto te laten overschrijven op de bedrijfsnaam van de leasemaatschappij, zodat [verzoeker] niet geconfronteerd wordt met bijvoorbeeld boetes voor verlopen Apk’s. Daarnaast is het te wijten aan de houding van [verzoeker] dat hij recent nieuwe schulden heeft laten ontstaan bij het CJIB. Een saneringsgezinde houding blijkt hier niet uit.
Op grond van vorenstaande wijst de rechtbank het verzoek van [verzoeker] af op grond van artikel 288 lid 1 sub b en c Faillissementswet.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af;
Gewezen door mr. A.H. Margadant, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier [1] .

Voetnoten

1.