ECLI:NL:RBOVE:2024:597

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
307808 FT RK 23.724
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot definitief moratorium in verband met huurachterstand en onveilige woonsituatie

Op 5 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoeker] een verzoek indiende tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling en een moratorium vroeg om ontruiming van zijn woning te voorkomen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat [verzoeker] een negatief budget heeft en niet kan voldoen aan de huurverplichtingen. De rechtbank overweegt dat er niet alleen sprake is van huurachterstand, maar ook van een onveilige situatie in de woning door rookgedrag en een opeenstapeling van spullen, wat brandgevaar met zich meebrengt. De verhuurders hebben [verzoeker] meerdere kansen geboden om zijn situatie te verbeteren, maar hij heeft hier onvoldoende gehoor aan gegeven. De rechtbank concludeert dat het moratorium niet kan worden voortgezet, gezien de belangen van de verhuurders en de omwonenden. De rechtbank draagt [verzoeker] op om uiterlijk 19 februari 2024 schriftelijk kenbaar te maken of hij zijn verzoek tot schuldsanering handhaaft of intrekt. Indien dit niet gebeurt, zal hij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 307808 FT RK 23.724
datum vonnis: 5 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoeker]

wonende te [adres] ,
verzoeker,
verder ook te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: Gemeente Deventer,
tegen

[verweerder 1]

wonende te [woonplaats 1] ,
en
[verweerder 2]
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerders,
verder ook te noemen: verhuurders,
gemachtigde: BJK Gerechtsdeurwaarders en Incassospecialisten te Deventer,
verder ook te noemen: de deurwaarder.

Het procesverloop

Op 29 december 2023 heeft [verzoeker] een verzoek ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. [verzoeker] heeft tevens verzocht verhuurders te verbieden over te gaan tot de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Overijssel, Team Kanton en Handelsrecht, zittingsplaats Zwolle, d.d. 5 december 2023, tot ontruiming van de woning van [verzoeker] , gelegen aan de [adres] (verzoek ex artikel 287b lid 1 Faillissementswet) verder te noemen: verzoek moratorium, voor een periode van in totaal zes maanden.
Bij vonnis van 29 december 2023 is het verhuurders, zonder partijen te horen, verboden gedurende zes weken, dus tot en met 9 februari 2024, de woning aan de [adres] te ontruimen, tenzij [verzoeker] de vanaf de eerstvolgende vervaldatum verschuldigde huur niet steeds stipt en volledig voldoet. De inhoudelijke behandeling van het verzoek moratorium is gepland op 29 januari 2024 om 10:15 uur in het gerechtsgebouw te Zwolle.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 29 januari 2024, waarvan aantekeningen zijn gemaakt. Ter zitting is [verzoeker] niet verschenen. Namens [verzoeker] zijn verschenen: mevrouw [naam 1] (hierna: de dochter), de heer [naam 2] (hierna: de zoon) en mevrouw [naam 3] (schoondochter), bijgestaan door mr. Spekschoor . Namens BB&F Salland zijn mevrouw [naam 8] en mevrouw [naam 9] verschenen (hierna: de beschermingsbewindvoerder). Namens de gemeente Deventer is mevrouw [naam 5] verschenen. De heer [verweerder 1] en de heer [verweerder 2] zijn verschenen, bijgestaan door mevrouw [naam 6] (namens de deurwaarder).

De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

Het vonnis van 29 januari 2023 wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.

De feiten
[verzoeker] is een 74-jarige man en ontvangt een AOW-uitkering ad € 1.453,59 per maand en een pensioen van € 200,00 per maand. De huur bedraagt € 490,62 per maand, het voorschot stookkosten bedraagt € 513,-- per maand en de servicekosten zijn € 290,-- per maand. De volledige achterstand voor de huur bedraagt € 4.879,98. De huur (inclusief voorschot stookkosten en servicekosten) is vanaf april 2023 tot en met januari 2024 volledig en tijdig voldaan.
[verzoeker] heeft zich op het standpunt gesteld dat de financiële problemen zijn ontstaan, omdat het voorschot stookkosten is verhoogd van € 74,00 (juli 2019) naar € 513,00 (januari 2024). De zoon heeft een schriftelijke verklaring overgelegd waarin hij zich op het standpunt heeft gesteld dat de verwarming in de woning van [verzoeker] al circa een jaar niet functioneert. De knop van de verwarming is defect, waardoor de verwarming het hele jaar door aanstaat. De zoon heeft gesteld dat de verhuurder niet open staat voor onderhoud, omdat het appartement vol staat met spullen.
Aanvullende stukken d.d. 19 januari 2024
De deurwaarder heeft op 19 januari 2024 diverse aanvullende stukken overgelegd. De deurwaarder stelt dat de huurovereenkomst tussen [verzoeker] en verhuurders rechtsgeldig is opgezegd op 28 februari 2023. De huur is opgezegd tegen 31 augustus 2023. De beschermingsbewindvoerder is schriftelijk akkoord gegaan met de huuropzegging door de verhuurders. Als reden hebben de verhuurders aangevoerd dat [verzoeker] :
de openstaande huur niet (meer) voldoet;
er sprake is van brandgevaar in de woning van [verzoeker] ;
[verzoeker] afspraken niet-nakomt.
1.
Niet voldoen openstaande huur
Op 9 februari 2023 heeft de beschermingsbewindvoerder van [verzoeker] gemeld aan verhuurders dat de begroting vast zit en dat de lopende huur niet structureel kan worden voldaan. De beschermingsbewindvoerder heeft gemeld dat het risico blijft dat dit in de toekomst weer misgaat. De volledige achterstand voor de huur bedraagt € 4.879,98.
2.
Brandgevaar/lekkage
Verhuurders hebben gesteld dat [verzoeker] in de woning rookt hetgeen onveilig is en brand kan veroorzaken.
De deurwaarder heeft toegelicht dat verhuurders op enig moment zijn geconfronteerd met een lekkage die verholpen moest worden. De verhuurders hebben samen met [verzoeker] een datum afgesproken dat de loodgieters langs zouden komen om de lekkage te verhelpen. Op de afgesproken datum en tijd was [verzoeker] niet aanwezig, maar via WhatsApp heeft de zoon toestemming gegeven aan de loodgieters om de woning binnen te treden.
De loodgieters werden in de woning geconfronteerd met een opeenstapeling van spullen op zodanige wijze dat zij hun werkzaamheden niet hebben kunnen uitvoeren.
Verhuurders hebben toegelicht dat er slechts een klein pad vrij zou zijn van en naar de slaapkamer van [verzoeker] . Verhuurders hebben verklaard dat de Vereniging van Eigenaren (VvE) op enig moment ook betrokken is geraakt bij de situatie van [verzoeker] . De VvE heeft gesteld dat [verzoeker] een onveilige situatie creëert in zijn appartement door de hoeveelheid opeengestapelde spullen. Volgens de VvE is er niet enkel sprake van brandgevaar, maar ook kan sprake zijn van een onhygiënische situatie.
3.
Niet-nakomen gemaakte afspraken
Verhuurder heeft [verzoeker] op de hoogte gebracht van de bevindingen door de loodgieters aangaande de lekkage en de hinder van de spullen. Verhuurders hebben met [verzoeker] diverse afspraken gemaakt om de woning te ‘ontspullen’ zodat de lekkage kan worden verholpen en de woning weer leefbaarder wordt. Verhuurders hebben [verzoeker] diverse keren verzocht om foto’s te sturen van bijvoorbeeld de meterkast en hen op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. Ondanks de gemaakte afspraken komt [verzoeker] deze, volgens de verhuurders, consequent niet na. De verhuurders hebben aan [verzoeker] voorgesteld om mentorschap aan te vragen. Hieraan is (tot op heden) geen gehoor gegeven door [verzoeker] .
Verhuurders hebben verklaard dat [verzoeker] pas begin januari 2024 urgentie heeft aangevraagd en zich pas zeer recent heeft ingeschreven bij Woonzorg voor een vervangende woning. Verhuurders hebben toegelicht dat [verzoeker] al sinds begin februari 2023 op de hoogte is gebracht dat hij de woning moest gaan verlaten.
Aanvullende stukken d.d. 22 en 25 januari 2024
De beschermingsbewindvoerder heeft op 22 januari 2024 het aanvraagformulier met bijlagen voor schuldhulp overgelegd. In de bijlage is correspondentie overgelegd van Budget Adviesbureau Deventer (BAD), waarin zij verklaart dat het budget van [verzoeker] structureel onvoldoende is. De oorzaak hiervan legt de schuldhulpverlener mede bij de hoogte van het voorschot stookkosten. Door de negatieve begroting kan er geen regeling tot stand worden gebracht met de schuldeisers
De beschermingsbewindvoerder heeft op 25 januari 2024 een begroting en het financieel beheer van [verzoeker] overgelegd. Uit de begroting volgt dat er een totaal inkomen per maand is ad € 1.998,21 en een totale uitgave ad € 2.159,93. Er is sprake van een structureel tekort van € 161,72 per maand.
De behandeling ter zitting d.d. 29 januari 2024
Verhuurders hebben verklaard dat de woning van [verzoeker] beschikt over een plintverwarming. De verhoogde stookkosten wijden de verhuurders vooral aan de situatie dat de plintverwarming niet goed kan functioneren, omdat er spullen voor zijn gezet. Daarnaast heeft [verzoeker] , volgens de verhuurders, het raam veelal open staan waardoor de meter niet optimaal tot zijn recht kan komen. Verhuurders hebben verklaard dat de plintverwarming per woning gereguleerd kan worden. Verhuurders hebben toegelicht dat de hoofdkachel in de zomer wordt uitgezet. Verhuurders hebben verklaard dat zij in het verleden hun medewerking hebben verleend aan [verzoeker] door hem uitstel te geven. Verhuurders hebben verklaard dat de familie [verzoeker] , in hun beleving, onvoldoende doorpakt waardoor de situatie onstabiel blijft. Met betrekking tot het aanvragen van de urgentieverklaring stellen de verhuurders zich op het standpunt dat [verzoeker] dit in februari 2023 al had kunnen doen. Verhuurders hebben toegelicht dat het hen onduidelijk is waarom hier zo lang mee wordt gewacht. De verhuurders begrijpen niet waarom de familie [verzoeker] zo aan zijn lot overlaten. In hun ogen dient er een mentor benoemd te worden. [verzoeker] heeft in hun ogen veel hulp nodig.
Mr. Spekschoor heeft verklaard dat de stookkosten het grootste probleem vormen voor [verzoeker] . De raadsman heeft er op gewezen dat het schrijnend is, als [verzoeker] uit zijn huis zal worden gezet.
De dochter heeft verklaard dat er op dit moment geen spullen voor de radiatoren staan. In de zomer blijft de radiator warm, ook als [verzoeker] de knoppen uit heeft staan. Doordat de verwarming – volgens de dochter – niet naar behoren werkt moet [verzoeker] het raam wel open zetten, omdat het anders te warm wordt in zijn woning. De dochter heeft toegelicht dat [naam 7] (werkzaam bij Meldpunt Bijzondere Zorg), diverse keren langs is geweest bij [verzoeker] . De dochter heeft verklaard dat de heer [naam 7] zou zijn ingehuurd door de verhuurders. De heer [naam 7] zou hebben verklaard dat de woonsituatie inmiddels is verbeterd. Van deze constatering is echter geen verslag opgemaakt. De dochter heeft verklaard dat er geen officieel mentorschap voor [verzoeker] is ingesteld en ook niet is aangevraagd.
Met betrekking tot de ontbinding van de huurovereenkomst heeft de zoon verklaard dat de beschermingsbewindvoerder aan de familie heeft verklaard dat zij geen akkoord geven op de huurontbinding. Achteraf heeft de zoon vernomen dat de beschermingsbewindvoerder toch akkoord is gegaan zonder hen hierover te informeren. De zoon en dochter hebben zich op het standpunt gesteld dat zij niet wisten dat [verzoeker] zijn woning zou moeten verlaten. [verzoeker] zou op de ochtend van 1 september 2023, volgens de zoon, zijn verrast door ‘mannen in pakken’.
De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat [verzoeker] energietoeslag ontvangt en dat deze toeslag wordt gebruikt voor het betalen van de huur. Daarnaast is ook een aanvraag ingediend bij het Noodfonds. De beschermingsbewindvoerder heeft toegelicht dat er sprake is van een negatief budget.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b tot doel heeft een minnelijk traject mogelijk te maken teneinde een regeling met schuldeisers te treffen. Bij een moratorium staat het belang van de schuldenaar bij het treffen van een minnelijke regeling voorop, tenzij dit in strijd is met het belang van de schuldeiser, bijvoorbeeld met het belang van de schuldeiser bij ontruiming wegens huurschulden en het veroorzaken van overlast door de huurder.
Gelet op de hoogte van het inkomen van [verzoeker] en het budgetbeheer is het verzoek moratorium bij vonnis van 29 december 2023 toegewezen.
Tijdens de toewijzing van het voorlopig moratorium is het de rechtbank niet gebleken dat tussen [verzoeker] en verhuurders een complexere situatie speelt dan slechts de huurachterstand. Er blijkt echter veel meer aan de hand te zijn, zoals blijkt uit de eerdere overwegingen van dit vonnis. [verzoeker] veroorzaakt de nodige problemen, niet alleen voor zichzelf en de verhuurders, maar ook voor de omwonenden. De verhuurders dienen ook met het belang van de omwonenden rekening te houden. De verhuurders hebben aan [verzoeker] meerdere kansen geboden om zijn woning te behouden. Verhuurders hebben [verzoeker] de mogelijkheid geboden om het gesprek met hen aan te gaan om de situatie op te lossen. De verhuurders hebben [verzoeker] de kans geboden om zijn woning te ‘ontspullen’ en de huur voort te zetten, maar [verzoeker] heeft hieraan geen dan wel onvoldoende gehoor gegeven.
Dat de beschermingsbewindvoerder akkoord is gegaan met de huurontbinding en daarbij de familie van [verzoeker] niet op de hoogte heeft gehouden, is voor de familie van [verzoeker] moeilijk te begrijpen, maar leidt niet tot de conclusie dat de beschermingsbewindvoerder voor wat de instemming zelf betreft, onjuist heeft gehandeld. Dat ook de beschermingsbewindvoerder van mening is dat de huurovereenkomst met de verhuurder beëindigd dient te worden, acht de rechtbank relevant. De woning is te duur voor [verzoeker] geworden. Dit is veroorzaakt door de torenhoge stookkosten. Of deze torenhoge stookkosten worden veroorzaakt door [verzoeker] zelf of zijn ontstaan door een kapot verwarmingssysteem, kan de rechtbank in deze procedure niet vaststellen. Wel kan de rechtbank vaststellen dat het budget van [verzoeker] al maanden negatief is en dat op deze wijze de beschermingsbewindvoerder haar taak niet goed kan uitoefenen. Verhuizen naar een goedkopere woning lijkt de enige oplossing.
De beschermingsbewindvoerder gebruikt op dit moment de energietoeslag om de lopende huur te voldoen. Uit verklaringen ter zitting en de overgelegde stukken blijkt dat [verzoeker] maandelijks te maken heeft met een negatief budget, waardoor geen ruimte overblijft om een aanbod te doen aan de overige schuldeisers.
De rechtbank neemt in acht dat [verzoeker] al sinds februari 2023 weet dat hij de woning moet verlaten. Verhuurders hebben [verzoeker] diverse malen uitstel verleend om de woning te verlaten. Dat [verzoeker] pas in januari 2024 een urgentieverklaring aanvraagt, komt voor zijn rekening en risico. Tevens neemt de rechtbank in acht dat de verhuurders grote zorgen hebben over het welzijn van [verzoeker] . De conclusie van de verhuurders is dat [verzoeker] niet zelfstandig kan blijven wonen. De rechtbank hoopt dat er voor [verzoeker] passende woonruimte en zorg wordt gevonden. De rechtbank geeft de familie en de bewindvoerder in overweging om voor [verzoeker] een mentor te laten aanstellen.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat van verhuurders niet langer mag worden verwacht dat zij de woning blijven verhuren aan [verzoeker] . De rechtbank dient in dit kader ook rekening te houden met de belangen van de omwonenden van [verzoeker] . Deze zijn er niet bij gebaat dat er bij [verzoeker] sprake is van een mogelijk onhygiënische en onveilige situatie.
Vorenstaande heeft tot gevolg dat het moratorium niet zal worden voortgezet.
De rechtbank draagt [verzoeker] op de rechtbank uiterlijk 19 februari 2024 schriftelijk kenbaar te maken of hij zijn verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling handhaaft dan wel intrekt. Indien de rechtbank uiterlijk 19 februari 2024 bovengenoemde schriftelijke mededeling niet heeft ontvangen, zal [verzoeker] , niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek (tot voortzetting van de voorlopige voorziening) ex artikel 287 b Faillissementswet af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Margadant, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.