Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
Rechtbank Overijssel
In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel geoordeeld over een geschil tussen [eiser] B.V. en [gedaagde] B.V. inzake een betalingstermijn en de opeisbaarheid van een vordering. [eiser] vorderde betaling van een bedrag van € 206,14, vermeerderd met rente en incassokosten, omdat [gedaagde] de factuur niet binnen de door [eiser] gestelde termijn van 14 dagen had betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de factuur op 19 maart 2024 heeft ontvangen en op 12 april 2024 heeft betaald, binnen de wettelijke betalingstermijn van 30 dagen. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] niet voldoende had aangetoond dat er een betalingstermijn van 14 dagen was overeengekomen. Hierdoor was er geen opeisbare vordering op [gedaagde] en was [gedaagde] geen rente en incassokosten verschuldigd. De vordering van [eiser] werd afgewezen en [eiser] werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] op nihil werden vastgesteld, aangezien [gedaagde] in persoon procedeerde zonder noodzakelijke kosten.