ECLI:NL:RBOVE:2024:5944

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
08.270529.22 (P), 08.008763.24 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet strafbaar verklaarde verdachte wegens belaging en bedreiging met psychische stoornis

Op 15 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van belaging en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte niet strafbaar verklaard voor de bewezen verklaarde feiten, waaronder belaging van twee slachtoffers en bedreiging van een derde slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die in de periode van januari 2022 tot januari 2024 meerdere e-mails had gestuurd naar de slachtoffers en hen had bedreigd, leed aan een ernstige psychische stoornis. Deze stoornis beïnvloedde haar gedrag en haar vermogen om de wederrechtelijkheid van haar daden te begrijpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet in staat was om overeenkomstig dat begrip te handelen, waardoor zij niet strafbaar was. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon met aangiften van de slachtoffers, die zich bedreigd voelden door de verdachte. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet strafbaar was, ondanks de ernst van de feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.270529.22 (P), 08.008763.24 (gev. ttz.)
Datum vonnis: 15 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 november 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. M.H. van der Linden, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer 1] voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na voeging op de zitting van 4 juni 2023 van de zaken die bij afzonderlijke dagvaardingen onder 08.270529.22 en 08.008763.24 zijn aangebracht, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
08.270529.22
feit 1:in de periode van 17 januari 2022 tot en met 17 september 2022 in Enschede [slachtoffer 2] heeft gestalkt;
feit 2:in de periode van 11 maart 2022 tot en met 17 september 2022 in Enschede [slachtoffer 3] heeft gestalkt;
feit 3: in de periode van 25 juli 2022 tot en met 28 juli 2022 in Enschede [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
08.008763.24
feit 1:op 3 januari 2024 in Enschede [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 2:in de periode van 14 december 2023 tot en met 3 januari 2024 opzettelijk in strijd met een gedragsaanwijzing heeft gehandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging onder 08.270529.22 aan verdachte, dat:
1
zij in of omstreeks de periode van 17 januari 2022 tot en met 17 september 2022 te Enschede, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door
- [slachtoffer 2] veelvuldig e-mailberichten te sturen,
- [slachtoffer 2] op het politiebureau en/of het wijkgebouw en/of op (andere) openbare
plekken op te zoeken en/of te volgen en/of op te wachten en/of
- een (plastic)tas op het politiebureau af te geven voor [slachtoffer 2] ,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen;
2
zij in of omstreeks de periode van 11 maart 2022 tot en met 17 september 2022 te Enschede, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door die [slachtoffer 3] veelvuldig e-mailberichten te sturen met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3
zij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 25 juli 2022 tot en
met 28 juli 2022 te Enschede, althans in Nederland [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door via een of meerdere e-mailberichten dreigend de woorden toe te voegen:
- " ik maak je af jongen" en/of
- " Dag vieze smerige klootzakken ik lever het bewijs materiaal af van de moord pogingen op mij Daarna gaat je kind dood Liefst met mij erbij Daarna hoop ik jullie twee [verdachte] "
Voluit luidt de tenlastelegging onder 08.008763.24 aan verdachte, dat:
1
zij op of omstreeks 3 januari 2024 te Enschede [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik steek je dood vuile verkrachter" en/of een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in de hand te nemen en/of op die [slachtoffer 1] te richten, althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 14 december 2023 tot
en met 03 januari 2024 te Enschede, althans in Nederland opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel
509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 14 december 2023, gegeven door de officier van justitie te
Oost-Nederland kort inhoudende dat hij, verdachte, geen contact mocht opnemen met [slachtoffer 3] , door een of meerdere e-mailberichten te sturen aan die [slachtoffer 3] .

3. De bewijsvraag

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Ten aanzien van het ten laste gelegde in de zaak 08.270529.22 onder feit 1 en 2 voor een kortere periode, tot en met 2 augustus 2022.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van het onder 08.270529.22 onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank, voor zover het stalken het veelvuldig sturen van e-mails betreft en het bedreigen bestaat uit het sturen van een e-mail met de woorden "ik maak je af jongen''. De raadsvrouw verzoekt verdachte voor het overige onder 1 en 3 ten laste gelegde vrij te spreken.
De raadsvrouw verzoekt ten aanzien van het onder 08.008763.24 onder feit 1 ten laste gelegde verdachte vrij te spreken. De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank in 08.270529.22
3.3.1
Feiten en omstandigheden feit 1 en feit 2
Verdachte bekent dat zij de ten laste gelegde feitelijke handelingen heeft verricht maar lijkt het wederrechtelijk karakter ervan te ontkennen. Zij ervaart de werkelijkheid anders dan anderen. De rechtbank begrijpt haar verklaring aldus, dat zij met haar e-mailberichten slechts de boodschapper van door haar ontvangen berichten heeft willen zijn en dat zij met de afgifte van de tas het bewijs heeft willen leveren dat zij slachtoffer van vergiftigingen is.
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Feit 1Verdachte heeft in de periode van 17 januari 2022 tot aan de dag waarop [slachtoffer 2] aangifte deed op 16 juni 2022, ruim 4.600 e-mails aan [slachtoffer 2] gestuurd met daarin onder andere verzoeken om bij haar langs te komen of haar terug te bellen maar ook onsamenhangende teksten, tekens of woorden. [slachtoffer 2] heeft diverse keren tegen verdachte gezegd dat zij hiermee moest stoppen. Verdachte is desondanks doorgegaan met het sturen van vele
e-mails aan [slachtoffer 2] .
Op 28 juli 2022 heeft verdachte een plastic tas, bestemd voor [slachtoffer 2] , afgegeven bij de publieksbalie van het politiebureau te Enschede.
Op 10 augustus 2022 is verdachte het wijkgebouw ingestormd en heeft zij tegen [slachtoffer 2] gezegd ‘jij bent aan de beurt, ik maak je kapot’.
Feit 2Verdachte heeft in de periode van 11 maart 2022 tot aan de aangifte door [slachtoffer 3] op 29 juli 2022, 340 e-mails aan [slachtoffer 3] gestuurd, veelal met onsamenhangende berichten. Verbalisant [slachtoffer 2] heeft diverse keren tegen verdachte gezegd dat zij hiermee moet stoppen. Verdachte is ondanks die gesprekken doorgegaan met het sturen van e-mails aan [slachtoffer 3] .
3.3.2.
Overwegingen feit 1 en feit 2
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 en feit 2 het volgende.
- Wettelijk kader
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging, de juridische term voor stalking, als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
-
BelagingDe rechtbank oordeelt ten aanzien van feit 1 en feit 2 dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangevers zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Verdachte heeft in de e-mailberichten onder meer gegevens uit het privéleven van [slachtoffer 2] betrokken, zoals de namen van zijn partner en zoon. Ook heeft verdachte [slachtoffer 2] ervan beschuldigd haar te hebben aangerand, en heeft zij [slachtoffer 3] bericht dat die vermeende aanranding ook door zijn toedoen heeft plaatsgevonden. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd bij feit 1 maakt ook het opzoeken van [slachtoffer 2] op het politiebureau en het daar afgeven van een tas deel uit van het geheel aan gedragingen van verdachte die een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] waren.
- PeriodeDe officier van justitie vordert een kortere pleegperiode bewezen te verklaren voor zover het gedragingen betreft die gepleegd zijn nadat aangevers een klacht als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering hadden ingediend omdat geen aanvullende klacht is gedaan voor de periode daarna. De raadsvrouw sluit zich daarbij aan.
De rechtbank overweegt dat het klachtvereiste niet de bewijsvraag raakt maar de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging. Ten overvloede constateert de rechtbank dat de aangiftes en de nadien, recent, opgemaakte aanvullende processen-verbaal over de nog steeds voortdurende stroom van e-mailberichten geen twijfel laten over de wens van aangevers dat verdachte vervolgd moet worden.
Verdachte heeft op 10 augustus 2022 [slachtoffer 2] in het wijkgebouw opgezocht. De rechtbank neemt deze datum als einddatum van de pleegperiode bij feit 1.
[slachtoffer 3] heeft op 29 juli 2022 aangifte van tot die datum verstuurde berichten gedaan, de rechtbank neemt die datum als einddatum van de pleegperiode bij feit 2.
3.3.3.
Feiten en omstandigheden feit 3
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend de e-mailberichten te hebben verstuurd en lijkt het bedreigende karakter daarvan in te zien maar verklaart ook hierover dat zij slechts berichten doorgaf.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de ten laste gelegde berichten heeft verstuurd en dat aangever zich daardoor bedreigd heeft gevoeld.
3.3.4.
Overwegingen feit 3
De raadsvrouw voert aan dat verdachte het in het e-mailbericht van 28 juli 2022 over haar eigen kind had dat in haar beleving door [slachtoffer 2] is verwekt, en dat deze door verdachte gestuurde tekst niet kan worden ervaren als een bedreiging, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank oordeelt dat het betreffende bericht van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is verstuurd, dat het als een doodsbedreiging kan worden aangemerkt en dat bij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. [slachtoffer 3] geeft in zijn aangifte ook aan dat hij de kans aanwezig acht dat verdachte een keer haar bedreigingen uitvoert of uit laat voeren. De rechtbank verwerpt daarom dit verweer van de raadsvrouw.
3.4
Het oordeel van de rechtbank in 08.008763.24
3.4.1
Feiten en omstandigheden feit 1
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij de ten laste gelegde woorden heeft gebruikt en dat ze een mes vast had. Zij ontkent dat van een bedreiging sprake was.
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 3 januari 2023 zag [slachtoffer 1] , buurman van verdachte, toen hij vanuit zijn huis in [plaats 1] naar buiten keek, verdachte staan. Verdachte keek hem aan en had een mes in haar hand. Hij hoorde verdachte zeggen
:“Ik steek je dood vuile verkrachter”. [slachtoffer 1] zag dat zij een dreigende houding aannam. [slachtoffer 1] voelde zich angstig en bedreigd.
3.4.2.
Overwegingen feit 1
De raadsvrouw voert aan dat verdachte meent dat zij door haar handelen geen vrees kan hebben opgewekt bij [slachtoffer 1] en verzoekt verdachte vrij te spreken van dit feit.
De rechtbank overweegt dat de woorden die verdachte gebruikte onmiskenbaar een bedreigend karakter hebben, zeker in combinatie met het vasthouden van een mes en het aannemen van een dreigende houding. De bedreiging was van dien aard en is onder zodanige omstandigheden geschied dat bij [slachtoffer 1] redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. De rechtbank verwerpt het verweer.
3.4.3
Feiten en omstandigheden feit 2
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij [slachtoffer 3] in de ten laste gelegde periode
e-mails heeft gestuurd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich niet heeft gehouden aan de door de officier van justitie gegeven gedragsaanwijzing, door meerdere e-mails naar [slachtoffer 3] te sturen, een en ander zoals ten last gelegd.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaringen steunen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
08.270529.22
1.
zij in
of omstreeksde periode van 17 januari 2022 tot en met
17 september 202210 augustus 2022 te Enschede
, althans in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door
- [slachtoffer 2] veelvuldig e-mailberichten te sturen,
- [slachtoffer 2] op het politiebureau en/of het wijkgebouw
en/of op (andere) openbare
Plekkenop te zoeken
en/of te volgen en/of op te wachtenen
/of
- een (plastic)tas op het politiebureau af te geven voor [slachtoffer 2] ,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen
, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen;
2.
zij in
of omstreeksde periode van 11 maart 2022 tot en met
17 september 202229 juli 2022 te Enschede,
althans in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door
die [slachtoffer 3] veelvuldig e-mailberichten te sturen met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen,
niet te doen,te dulden en/of vrees aan te jagen;
3.
zij
op een of meerdere momentenin
of omstreeksde periode van 25 juli 2022 tot en
met 28 juli 2022 te Enschede,
althans in Nederland[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door hen via
een of meerderee-mailberichten dreigend de woorden toe te voegen:
- " ik maak je af jongen" en/of
- " Dag vieze smerige klootzakken ik lever het bewijs materiaal af van de moord pogingen op mij Daarna gaat je kind dood Liefst met mij erbij Daarna hoop ik jullie twee [verdachte] ";
08.008763.24
1.
zij op
of omstreeks3 januari 2024 te Enschede [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik steek je dood vuile verkrachter" en
/ofeen mes
, in elk geval een scherp voorwerp,in de hand te nemen
en/of op die [slachtoffer 1] te richten, althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
zij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 14 december 2023 tot
en met
3 januari 2024 te Enschede
, althans in Nederlandopzettelijk
heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel
509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 14 december 2023, gegeven door de officier van justitie te
Oost-Nederland kort inhoudende dat zij, verdachte, geen contact mocht opnemen met [slachtoffer 3] , door een of meerdere e-mailberichten te sturen aan die [slachtoffer 3] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft taal- en schrijffouten in de tenlastelegging verbeterd in de bewezenverklaring waardoor verdachte niet in haar verdediging wordt geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 184a, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
08.270529.22
feit 1 en feit 2
telkens het misdrijf: belaging;
feit 3
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
08.008763.24
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht.

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1
Het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle ten laste gelegde feiten in (sterk) verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. De raadsvrouw sluit zich daarbij aan.
5.2
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting overweegt de rechtbank het volgende over de strafbaarheid van verdachte, in het bijzonder over de toerekenbaarheid van de strafbare feiten.
Verdachte heeft niet meegewerkt aan onderzoek door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie en de reclassering. De reclassering heeft desondanks op 18 januari 2024 gerapporteerd dat vrijwel zeker sprake is van forse psychiatrische problematiek. De rechtbank heeft ter zitting van 4 juni 2024, waar verdachte niet was verschenen, te kennen gegeven te overwegen ambtshalve een zorgmachtiging te verlenen en heeft daarom de officier van justitie verzocht daarvoor relevante gegevens over verdachte aan de rechtbank te verstrekken. De officier van justitie heeft aan dat verzoek gevolg gegeven. Bovendien heeft de officier van justitie het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) verzocht. Dat verzoek heeft de rechtbank bij beslissing van 1 november 2024 toegewezen.
De rechtbank stelt vast dat zij zich ter zitting van 1 november 2024 een indruk van verdachte heeft gevormd. Die indruk komt er in de kern op neer dat verdachte in haar eigen werkelijkheid leeft, een werkelijkheid die voor verdachte wel, maar overigens niet de realiteit weerspiegelt. Dat lijkt, de ten laste gelegde feiten en de inhoud van de vele
e-mailberichten in aanmerking genomen, ook gedurende de gehele periode waarin zij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd het geval te zijn geweest.
De rechtbank dient te beoordelen of bij verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten een psychische stoornis als bedoeld in artikel 39 Sr bestond. Hoewel de rechter daarin een eigen verantwoordelijkheid heeft en niet is gebonden aan deskundigenadviezen dient zij wel gefundeerd een oordeel te geven over de vraag of bij verdachte sprake is van een stoornis als bedoeld in artikel 39 Sr.
Bij het ontbreken van andere adviezen over de aanwezigheid van een dergelijke stoornis baseert de rechtbank haar antwoord op de vraag of bij verdachte sprake is van bedoelde stoornis op de over verdachte in het kader van de Wvggz-procedure opgemaakte medische verklaring van N.J. Oudesluijs, psychiater, van 23 oktober 2024. De medische verklaring maakt onderdeel uit van de stukken die bij het verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging onder rekestnummer 24/2640 zijn overgelegd en gelijktijdig met de strafzaak tegen verdachte zijn behandeld.
De psychiater komt tot de volgende bevindingen.
Bij verdachte is sprake van een stoornis in de vorm van een schizofreniespectrumstoornis, andere psychotische stoornissen en middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. Verdachte ervaart vrijwel dagelijks heftige angst en ernstige bedreiging die lijken voort te komen uit psychotische klachten met wanen over indringers in haar woning, zwangerschapswanen en vergiftigingswanen. Er lijkt sprake van toename van haar klachten door cannabisgebruik, maar mogelijk ook alcohol en andere middelen. Hierbij lijkt sprake te zijn van black outs of dissociaties, waardoor verdachte niet meer weet wat er gebeurd is. Verdachte denkt dat “ze” haar uiteindelijk dood willen maken. Hierbij is sprake van visuele hallucinaties. Verdachte heeft de neiging zichzelf hiertegen te verdedigen op manieren die een ernstig gevaar vormen voor haarzelf en haar omgeving. Verdachte denkt ook dat sommige politieambtenaren tot de ingebeelde indringers behoren. Het risico bestaat dat ze zichzelf of anderen in gevaar brengt door pogingen zichzelf te verdedigen tegen deze indringers, voortkomend uit haar psychotische klachten.
De rechtbank oordeelt dat voornoemde stoornissen ook aanwezig waren op het moment van de tenlastegelegde feiten én dat er een causaal verband is tussen die stoornissen en de feiten. Verdachte had (visuele) hallucinaties die haar gedragskeuzes in de periode voor en ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedden en kreeg hierdoor de overtuiging dat zij en anderen gevaar liepen en bedreigd werden. De rechtbank slaat hierbij acht op het feit dat verdachte heeft verklaard dat de feiten te maken hebben met een netwerk van criminelen, dat ze bang is dat deze mensen bij haar thuis gaan inbreken en haar (en anderen) wat aan zullen doen. Ook kreeg verdachte naar eigen zeggen (bedreigende) berichten uit het hiernamaals binnen en wilde zij anderen hiervoor waarschuwen. Verdachte had in haar beleving met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] afgesproken om die berichten met hen te delen. Daarnaast verkeerde verdachte in de waan dat zij door (onder andere) aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is verkracht. Dit alles heeft geleid tot en kwam tot uiting in het stalken en bedreigen.
De rechtbank concludeert dat verdachte tijdens het plegen van de strafbare feiten volledig heeft gehandeld onder invloed van stoornissen. Daardoor was verdachte niet in staat om de wederrechtelijkheid van haar gedragingen te begrijpen en overeenkomstig dat begrip te handelen. De abnormale geestesgesteldheid van verdachte was zodanig aanwezig, dat zij volgens de rechtbank aan volledige toerekening van de feiten aan verdachte in de weg staat.
Verdachte is niet strafbaar voor de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het onder 08.270529.22, feit 1, 2 en 3 en onder 08.008763.24, feit 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08.270529.22
feit 1 en feit 2
telkens het misdrijf: belaging;
feit 3
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
08.008763.24
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor de onder 08.270529.22, feit 1, feit 2 en feit 3 en onder 08.008763.24, feit 1 en feit 2 bewezen en strafbaar verklaarde feiten en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en mr. H.J. Berends, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2024.
Buiten staat
De griffier, mr. K. Drenth, is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08.270529.22
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022435142 van 7 april 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar de digitale pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 november 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik e-mails naar [slachtoffer 2] heb gestuurd.
Het klopt dat ik naar het wijkcentrum ben gegaan en dat [slachtoffer 2] daar was.
Het klopt dat ik een plastic tas op het politiebureau heb afgegeven voor [slachtoffer 2] .
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 16 juni 2022, zakelijk weergegeven inhoudende, pagina 1 t/m 4:
Ik ben wijkagent in Enschede. [verdachte] heeft mij via mijn zakelijke e-mail sinds 17 januari 2022 gestalked omdat ze mij tussen die tijd en heden ruim 4600 e-mails heeft gestuurd met daarin verzoeken om bij haar aan te komen, haar terug te bellen, voor haar in de bres te springen richting de familie [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , maar ook heel veel mails met onsamenhangende teksten, tekens, soms maar 1 zinnetje, een paar woorden, en dergelijke. Soms wel 80 of 90 mails per nacht; soms een paar dagen niet en soms een paar per week.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juni 2022, zakelijk weergegeven inhoudende, pagina 87:
Ik, verbalisant, [slachtoffer 2] heb [verdachte] op 28 december 2021 gemaild dat ze moet stoppen met mensen lastig te vallen via de e-mail. Ik heb haar diverse keren gezegd mij niet meer mailtjes te sturen die nergens over gaan. Ik heb haar meerdere keren gezegd en geschreven dat de politie niks voor haar kan doen. Dat ik dat ook schaar onder “stalken” en dat ik, als zij daarmee door gaat, aangifte zal doen van stalking.
Op 8 juni 2022 kwam [verdachte] op mijn spreekuur in [locatie] in [plaats 2] . Ik heb haar toen wederom gesommeerd te stoppen met het stalken door e-mail van [slachtoffer 3] en mij.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2022, zakelijk weergegeven inhoudende, pagina 81 t/m 86:
10-08-2022 2022364191 Niet voldoen aan bevel/vordering
[verdachte] stormde het wijkgebouw in (de rechtbank begrijpt: in [plaats 3] ) en zei tegen wijkagent [slachtoffer 2] “jij bent aan de beurt, ik maak je kapot.” [verdachte] wilde het terrein niet verlaten.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2022, zakelijk weergegeven inhoudende, pagina 94:
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] bevond mij op 28 juli 2022 in het hoofdbureau van politie te Enschede. Collega [slachtoffer 3] vertelde mij dat politiemedewerkster [verbalisant 2] bij de publieksbalie hem had verteld dat zojuist een vrouw een plastic Jumbo-tas had afgegeven bestemd voor collega wijkagent [slachtoffer 2] .
6.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 11 maart 2022, zakelijk weergegeven inhoudende, pagina 13 t/m 15:
Op 23 juli 2022 om 01:56 uur stuurt [verdachte] dit:
“ [slachtoffer 2] mocht van [naam 4] mij verkrachten
Ze gaf officieel toestemming ervoor
Jij gaat haar eerst verkrachten schatje”
Ik weet dat [naam 4] de vrouw van mijn collega [slachtoffer 2] is.
Ook stuurt [verdachte] vaker mails waarin [naam 5] wordt genoemd [naam 5] is de zoon van [slachtoffer 2]
En om 10:09 uur dit:
“ [naam 5] maar even vragen om [slachtoffer 3] te schoppen?”
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 november 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik die e-mails naar [slachtoffer 3] heb gestuurd.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van (zoals blijkt uit het herstelproces-verbaal op blz. 37) 29 juli 2022, zakelijk weergegeven inhoudende, pagina 13 t/m 15:
Ik ben wijkagent in [plaats 2] , gemeente Enschede.
Op 11 maart 2022 ontving ik mijn eerste mail van [verdachte] .
Sindsdien ben ik lastig gevallen met een grote hoeveelheid mails van [verdachte] . Vanaf vrijdag 11 maart 2022 tot 27 juli 2022 heb ik 506 mails ontvangen van [verdachte] . Dit aantal loopt per week op. Soms ontvang ik meerdere mails in een paar uur van haar. [verdachte] stuurt dermate veel mails, met onsamenhangende, niets zeggende berichten, dat de mailbox er vol van staat. De meeste mail worden aan [slachtoffer 2] en mij gezamenlijk gestuurd. Sommige mails zijn alleen naar mij gestuurd.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juni 2022, zakelijk weergegeven inhoudende, pagina 87:
Ik, verbalisant, [slachtoffer 2] heb [verdachte] diverse keren gezegd mij niet meer mailtjes te sturen die nergens over gaan. Op 8 juni 2022 kwam [verdachte] op mijn spreekuur in [locatie] in [plaats 2] . Ik heb haar toen wederom gesommeerd te stoppen met stalken door e-mail van [slachtoffer 3] en mij.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 3] van 2 juli 2022, zakelijk weergegeven inhoudende, pagina 84:
[verdachte] mailt op 29 april 2022 uur het volgende:
“Beste [slachtoffer 3]
Dan ben ik niet alleen door [slachtoffer 2] , maar ook door jouw toedoen aangerand door [slachtoffer 2] .”
Feit 3
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 november 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik die e-mails naar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heb gestuurd. Ik kan de berichten niet altijd interpreteren en soms zijn de berichten ook bedreigend.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 11 maart 2022, zakelijk weergegeven inhoudende, pagina 13 t/m 15:
Ik zie dat de mails van [verdachte] in mijn richting steeds agressiever en beledigender worden. Ik acht de kans aanwezig dat ze een keer haar bedreigingen uitvoert of uit laat voeren.
3.
Het proces-verbaal van verdenking d.d. 22 september 2022, zakelijk weergegeven inhoudende, pagina 158 t/m 159:
Van: [verdachte] [ mailto: [e-mailadres 1] ]
Verzonden: donderdag 28 juli 2022 09:00
Aan: [slachtoffer 3] < [e-mailadres 2] >; [slachtoffer 2] < [e-mailadres 3] >
Onderwerp:
Dag vieze smerige klootzakken
Ik lever het bewijs materiaal af van de moord pogingen op mij
Daarna gaat je kind dood
Liefst met mij erbij
Daarna hoop ik jullie twee
[verdachte]
[…]
Van: [verdachte] [ mailto: [e-mailadres 1] ]
Verzonden: maandag 25 juli 2022 22:47
Aan: [slachtoffer 2] < [e-mailadres 3] >
Onderwerp:
Ik maak je af jongen.
Parketnummer 08.008763.24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit digitale pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024003710 van 21 januari 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 november 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb mijn buurman voor verkrachter uitgemaakt en ik had een mes vast.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 3 januari 2023, zakelijk weergegeven inhoudende, pagina 6 en 7:
Ik zag vanmorgen, drie januari 2023, in [plaats 1] mijn buurvrouw van de [adres] (de rechtbank begrijpt: verdachte) op straat staan. Ik zag dat ze mij aankeek. Ik zag dat ze een groot mes in haar hand had. Ik hoorde haar tegen mij zeggen “Ik steek je dood vuile verkrachter”. Toen ze dit zei, zag ik dat ze naar mij keek en een dreigende houding aannam. Ik voelde me angstig en bedreigd. Doordat dit al heel lang speelt ben ik bang dat dit op een moment gebeurt.
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 november 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb [slachtoffer 3] in de periode van 14 december 2023 tot en met 3 januari 2024 e-mails gestuurd.
2.
Een geschrift, te weten een door de officier van justitie krachtens artikel 509hh Wetboek van Strafvordering gegeven gedragsaanwijzing d.d. 14 december 2023, uitgereikt op 14 december 2023 aan verdachte in persoon blijkens de akte op blz. 60 en inhoudende, voor zover van belang op pagina 58 en 59:
GEDRAGSAANWIJZING (art 509hh Sv)
De officier van justitie beveelt de verdachte [verdachte] in [plaats 1] :
Contactverbod
zich te onthouden van contact met de volgende persoon: [slachtoffer 3] ;
bepaalt dat zulks met zich brengt dat verdachte noch direct (zelf), noch
indirect (middels anderen) op enigerlei wijze contact (niet middels
telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel ,
noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke
middelen) zal hebben met genoemde persoon.
De gedragsaanwijzing gaat in met ingang van de dag van uitreiking en
blijft van kracht voor een periode van 90 dagen, tenzij binnen de
gestelde termijn een onherroepelijke afdoening heeft plaatsgevonden
van de uit onderhavige verdenking voortkomende strafzaak.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 januari 2024, zakelijk weergegeven inhoudende, pagina 55 t/m 57:
Op 3 januari 2024 heb ik, verbalisant, onderzoek ingesteld naar de mogelijke overtreding gedragsverbod door verdachte [verdachte] in verband met mailberichten welke gestuurd zijn aan [slachtoffer 3] .
Ik zag dat het gaat om in totaal 27 mailberichten. Alle mailberichten zijn afkomstig van het adres: [e-mailadres 4] vanaf 16 december 2023 tot en met 3 januari 2024 naar de adressen [e-mailadres 2] en [e-mailadres 3]
De rechtbank baseert het bewijs van de pleegplaats op de aangifte van [slachtoffer 3] in de zaak met parketnummer 08-270529-22, waarin hij verklaart dat hij wijkagent is in de gemeente Enschede.