ECLI:NL:RBOVE:2024:5920

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
71-017865-23 en 71-099181-23 (ttz. gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het voorhanden hebben van valse bankbiljetten en hasjiesj

Op 14 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 28-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van valse bankbiljetten en hasjiesj. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De verdachte had 228,16 gram hasjiesj en was in het bezit van drie vervalste bankbiljetten van €500 en 70 vervalste bankbiljetten van €50. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van deze valse bankbiljetten, waarvan de valsheid hem bekend was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de andere ten laste gelegde feiten, waaronder het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en de handel in harddrugs, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich in een pro-crimineel netwerk bevond en dat zijn gedrag schadelijk was voor de samenleving. De uitspraak volgde na openbare terechtzittingen op 15 oktober en 5 november 2024, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 71-017865-23 en 71-099181-23 (ttz. gev.) (P)
Datum vonnis: 14 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 oktober 2024 en 5 november 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.B. Schmidt, advocaat in Noordwijk, naar voren is gebracht.
Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten als volgt:
- de feiten van de zaak met parketnummer 71-017865-23 als feiten 1 en 2;
- de feiten van de zaak met parketnummer 71-099181-23 als feiten 3 en 4.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de nacht van 21 op 22 september 2022, al dan niet samen met anderen, opzettelijk een Cobra 8 heeft laten ontploffen in/aan een voertuig;
feit 2:in de periode van 1 september 2022 tot en met 15 november 2022, al dan niet samen met anderen, opzettelijk valse bankbiljetten van 50 en 500 euro in voorraad heeft gehad;
feit 3:in de periode van 6 januari 2021 tot en met 23 januari 2023, al dan niet samen met anderen, meerdere blokken cocaïne, opzettelijk binnen/buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en die cocaïne opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, dan wel die cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 4:in de periode van 1 juni 2020 tot en met 23 januari 2023, al dan niet samen met anderen, een hoeveelheid hasjiesj en/of hennep binnen/buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en die hasjiesj en/of hennep opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, dan wel die cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad en/of heeft vervaardigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de nacht van 21 september 2022 op 22 september 2022 te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in/aan een voertuig (personenauto, merk Skoda) een ontstoken cobra 8, althans een hoeveelheid van een materiaal geschikt om een ontploffing tot stand/teweeg te brengen, te werpen en/of tot ontploffing te laten komen, en daarvan gemeen gevaar voor dat voertuig en/of de zich in dat voertuig bevindende roerende zaken en/of in de directe omgeving van dat voertuig zich bevindende roerende en/of onroerende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 15 november 2022 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/althans alleen, (telkens) opzettelijk een of meer bankbiljet(ten) van 50 euro en/of een of meer bankbiljet(ten) van 500
euro dat/die hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zelf heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem/haar/hen, toen hij deze ontving(en) bekend was met het oogmerk om deze (telkens) als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven (telkens) in voorraad heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben vervoerd;
3
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 6 januari 2021 tot en met 23 januari 2023, te Purmerend en/of te Amsterdam en/of Geffen en/of Heeswijk Dinter, en/althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk,
A) binnen of buiten liet grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4/5 van de Opiumwet), en/of
B) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
C) (althans in elk geval) aanwezig heeft gehad, en/of
meerdere blokken en/althans in elk geval een of meerdere (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materia(a)l(en) bevattende cocaïne, en/althans zijnde cocaïne (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 23 januari 2023, te Purmerend en/of te Amsterdam en/of Geffen en/of Heeswijk Dinter, en/althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk,
A) binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4/5 van de Opiumwet), en/of
B) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
C) (althans in elk geval) aanwezig heeft gehad, en/of
D) heeft vervaardigd
een of meerdere (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materia(a)l(en) bevattende hasjiesj en/of hennep, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van (een) materia(a)l(en) bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) en/of hennephash en/of wiet, en/althans/zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) (een) middellen) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Onderzoek 26Argus richtte zich op (gebruikers van) SkyECC. Uit het onderzoek van chatberichten van het SkyECC-account [gebruikersnaam] kwam het beeld naar voren dat de gebruiker mogelijk in georganiseerd verband handelde in (automatische) vuurwapens en explosieven en daarover beschikte. Op basis van (onder meer) deze bevindingen is het opsporingsonderzoek onder de naam 26Hervas gestart.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het onder feit 1 te laste gelegde medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, het onder feit 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een grote hoeveelheid vals geld en de onder feiten 3 en 4 ten laste gelegde grootschalige en langdurige handel in en bezit van harddrugs en softdrugs wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feiten 1 en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tot slot heeft de raadsman ten aanzien van het onder feit 4 ten laste gelegde gesteld dat enkel het aanwezig hebben van de in beslag genomen hasjiesj kan worden bewezen verklaard en dat verdachte van het overige dient te worden vrijgesproken.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
De bewijsmiddelen
De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen. [1]
3.4.2
Feit 1: Ontploffing Nuland
3.4.2.1 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 22 september 2022 is een Cobra 8 tot ontploffing gebracht in of bij de Skoda City, met kenteken [kenteken] , die stond geparkeerd aan de [adres 2] . De auto raakte bij deze explosie zwaar beschadigd. De auto was eigendom van [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Dit is de zus van [naam 2] (hierna: [naam 2] ), de ex-partner van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ).
Aan de woning van [naam 1] hingen beveiligingscamera’s die de weg filmden waar de auto geparkeerd stond. De politie heeft de camerabeelden uitgekeken en zag dat er een opname was van de avond, kort voor het incident, en een opname van de ochtend, na het incident. Van het incident zelf waren geen beelden. [naam 1] verklaarde bij de politie dat zij niet weet hoe dit kan en dat niemand toegang had tot het camerasysteem.
[naam 2] heeft bij de politie verklaard dat de zoon van medeverdachte [medeverdachte 1] , [naam 3] , via de telefoon aan haar heeft verteld dat verdachte de aanslag in opdracht van [medeverdachte 1] heeft gepleegd. Bij dit gesprek was de moeder van [naam 3] , [naam 4] (hierna: [naam 4] ) aanwezig. [naam 3] heeft hierover geen verklaring willen afleggen bij de politie. [naam 4] heeft bij de politie verklaard dat [naam 3] geen gesprek heeft gevoerd met [naam 2] maar dat hij haar alleen heeft uitgescholden. Verder heeft [naam 2] verklaard dat verdachte haar een bericht had gestuurd waarin hij zei dat hij spijt had van wat hij had gedaan en dat hij naar de politie zou gaan om het uit te leggen.
De politie heeft van [naam 2] een geluidsopname ontvangen, waarop verdachte en [naam 5] (hierna: [naam 5] ), ex-vriend van [naam 1] , te horen zijn. Op de opname is te horen dat verdachte bekent dat hij de ontploffing met een Cobra 8 teweeg heeft gebracht, maar dat hij daartoe werd gedwongen door “hem” en dat “hij” hem klem had zitten. [naam 2] heeft bij de politie verklaard dat zij [naam 5] met verdachte heeft laten bellen en dat dit telefoongesprek toen is opgenomen. Bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij de opname van het telefoongesprek zelf nooit heeft beluisterd, maar dat zij van haar zus heeft gehoord wat er is gezegd.
[naam 1] heeft bij de politie verklaard dat verdachte haar eerst heeft gebeld. In dat gesprek ontkende hij dat hij er iets mee te maken had. Later liet verdachte weten dat hij met [naam 5] wilde praten om uit te leggen hoe het was gegaan. Toen verdachte met [naam 5] was heeft [naam 5] naar [naam 1] gebeld en heeft [naam 1] de recorder aangezet.
[naam 5] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij [naam 2] of [naam 1] aan het bellen was, voordat het gesprek met verdachte zou gaan plaatsvinden. Toen hij met verdachte ging praten is de telefoon per ongeluk aan blijven staan. [naam 5] dacht dat hij had opgehangen. Verder heeft [naam 5] ontkend dat hij bedreigende berichten heeft gestuurd aan verdachte.
Zowel bij zijn aanhouding als tijdens het verhoor heeft verdachte verklaard dat hij de aanslag op de auto niet heeft gepleegd en dat hij door de mensen van de auto is bedreigd. Volgens verdachte werd hem verteld wat hij moest verklaren en die verklaring is opgenomen. Op die opname heeft hij bekend dat hij de explosie heeft veroorzaakt.
In de telefoon van [naam 4] zijn screenshots aangetroffen van een WhatsApp-gesprek tussen verdachte en [naam 5] , waarin [naam 5] op een dreigende toon tegen verdachte praat en aangeeft dat de foto van verdachte rondgaat.
3.4.2.2 Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de verdenking tegen verdachte als uitvoerder en [medeverdachte 1] als opdrachtgever is ontstaan door de de auditu-verklaring van [naam 2] . [naam 4] , die bij het gesprek tussen [naam 2] en [naam 3] aanwezig was, ontkent dat [naam 3] dit heeft verteld en [naam 3] wenst geen verklaring af te leggen. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van degene die bij dit gesprek aanwezig waren niet met elkaar overeen komen. Hierdoor kan de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam 2] niet vaststellen. De rechtbank zal deze de auditu-verklaring om die reden niet gebruiken voor het bewijs.
Ten aanzien van de geluidsopname waarin [verdachte] met zoveel woorden bekent dat hij de aanslag zou hebben gepleegd in opdracht van “hem”, wat zou moeten wijzen op de betrokkenheid van [medeverdachte 1] , overweegt de rechtbank als volgt.
De omstandigheden waaronder het gesprek tussen verdachte en [naam 5] tot stand is gekomen en hoe dit gesprek vervolgens is opgenomen, roept veel vragen op bij de rechtbank nu hierover door de getuigen wisselende verklaringen zijn afgelegd. Daar komt bij dat de verklaring van verdachte dat hij onder bedreiging de opgenomen bekennende verklaring heeft afgelegd steun vindt in de zich in het dossier bevindende dreigende WhatsApp-gesprekken. Onder deze omstandigheden twijfelt de rechtbank aan de inhoudelijke juistheid van de opgenomen verklaring, waardoor deze niet voor het bewijs zal worden gebruikt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te komen tot een veroordeling en spreekt verdachte daarom vrij van het onder feit 1 ten laste gelegde.
3.4.2
Feit 2: Vals geld
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de volgende bewijsmiddelen:
Zaaksdossier Vals geld, het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek vals bankbiljet van 5 januari 2023, pagina 19;
Zaaksdossier Vals geld, het proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten van 28 november 2022, pagina 46;
Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 15 oktober 2024, voor zover inhoudende, de bekennende verklaring van verdachte.
3.4.3
Feit 3: Harddrugs
3.4.3.1 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Bij een doorzoeking in de woning aan het [adres 3] op 15 november 2022 werd een iPhone 7 van verdachte aangetroffen. In deze telefoon is een prijslijst aangetroffen met daarop verschillende soorten soft- en harddrugs, waaronder cocaïne, die via Snapchat is verzonden. Het account waarmee dit is gestuurd heeft eerder het telefoonnummer van verdachte gestuurd.
Uit onderzoek naar de Samsung Galaxy S7 van verdachte kwam naar voren dat met de telefoon is gezocht naar onderwerpen als: “Cocaïne bewaren temperatuur” en “Gevolgen temperatuur schommeling cocaïne”.
Tijdens observaties en op camerabeelden werd gezien dat [medeverdachte 1] in de periode van 17 oktober 2022 tot en met 8 november 2022, zo nu en dan in het gezelschap van verdachte, vaak in de Volkswagen Up reed. Nadat [medeverdachte 1] de auto bij de woning aan het [adres 3] of bij de woning aan het [adres 4] had geparkeerd, werd gezien dat [medeverdachte 1] een boodschappentas uit de kofferbak van de auto haalde, waarmee hij de woning in liep. Nadat [medeverdachte 1] kort in de woning was geweest kwam hij weer naar buiten met de boodschappentas, die hij vervolgens weer in de kofferbak van de auto legde, waarna hij wegreed. Ook verdachte reed wel in deze auto en haalde wel eens een tas uit de achterbak van de auto.
Bij een doorzoeking van de Volkswagen Up op 15 november 2022 werd achter de bestuurdersstoel een plastic zak aangetroffen met daarin een weegschaal en plastic tasjes. In de kofferbak van het voertuig werd een plastic tas aangetroffen met daarin zes zakjes met groenkleurige brokjes en een plastic tas met daarin een emmertje met poeder, brokken hasj en een klein zakje wit poeder. Uit onderzoek bleek het onder meer te gaan om 310 gram cocaïne.
3.4.3.2 Beoordeling
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij vrijwel dagelijks met [medeverdachte 1] optrok en regelmatig in dezelfde woning sliep als [medeverdachte 1] . Zij reden vaak samen in de Volkswagen Up, waarbij verdachte de auto bestuurde. De rechtbank kan echter op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte op de hoogte was van het cocaïne bezit van [medeverdachte 1] . Bij verdachte zelf is geen cocaïne aangetroffen en op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van de cocaïne in de achterbak van de Volkswagen Up. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat om te komen tot een veroordeling van de onder feit 3 ten laste gelegde gedragingen en spreekt verdachte daarvan vrij.
3.4.4
Feit 4: Softdrugs
3.4.4.1 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de op 15 november 2022 aangetroffen iPhone 7 van verdachte staat een chat via Signal tussen verdachte en [medeverdachte 1] . Op 25 maart 2022 stuurt verdachte aan [medeverdachte 1] : “Ik kom zo vanaf [plaats] die onsje halen en moet 5 van die andere hebben die ben ik ook meteen kwijt”, waarop [medeverdachte 1] aangeeft: “Oh die onsje heb ik niet bro. Ik heb die ander wel hier. Neem weegschaal mee bro als e kan”. Verdachte mag van [medeverdachte 1] geen namen en plaatsnamen noemen, waarop verdachte aangeeft dat dit goed komt. [2]
Verdachte heeft hierover ter zitting verklaard dat dit “onsje” (de rechtbank begrijpt: 100 gram) hasjiesj was en dat hij dit voor zichzelf heeft gekocht. De “vijf” waar hij het over had en die hij zo kwijt was, ging over vijf gram hasjiesj en die heeft hij aan vrienden verkocht. [3]
Verdachte trok vrijwel dagelijks op met [medeverdachte 1] . Zij reden vaak samen in de Volkswagen Up, waarbij verdachte de auto bestuurde. [4] Dit bleek ook uit observaties. Zo werd op 8 november 2022 gezien dat verdachte en [medeverdachte 1] samen in de Volkswagen Up rond reden, met verdachte als bestuurder. Nadat zij op diverse locaties waren geweest, waaronder de [adres 5] (de woning waar medeverdachte [medeverdachte 2] woonde en waar 6670 gram hennep is aangetroffen), kwamen zij aan bij de woning aan het [adres 4] . Verdachte haalde uit de achterbak van de auto een donkerkleurige weekendtas en liep daarmee de woning in. [5]
Bij een doorzoeking van de Volkswagen Up op 15 november 2022 werd achter de bestuurdersstoel een plastic zak aangetroffen met daarin een weegschaal en plastic tasjes. In de kofferbak van het voertuig werd een plastic tas aangetroffen met daarin zes zakjes met groenkleurige brokjes en een plastic tas met daarin een emmertje onder meer brokken vermoedelijk hasjiesj. [6] In totaal was dit 23,16 gram en dit is positief getest op THC. [7]
Bij een doorzoeking van de woning aan het [adres 4] op 15 november 2022 werd in de jas van verdachte een blok van 100 gram hasjiesj aangetroffen. [8] Verdachte heeft ter zitting verklaard dat die hasjiesj van hem was. [9]
3.4.4.2 Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor uiteengezette bewijsmiddelen vast dat sprake is van een middel dat staat op lijst II van de Opiumwet, te weten hasjiesj. Immers zijn in de jas van verdachte en in de achterbak van de Volkswagen Up hasjiesj aangetroffen. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat in het voornoemde gesprek van 25 maart 2022 wordt gesproken over hasj.
Nu vaststaat dat sprake was van softdrugs, dient de rechtbank te beoordelen of verdachte daarmee de onder feit 4 ten laste gelegde gedragingen heeft begaan. De rechtbank is van oordeel dat de softdrugs zich meerdere keren in de machtssfeer van verdachte bevond. Zo heeft hij bekend dat hij de 100 gram hasjiesj die in zijn jaszak is aangetroffen aanwezig heeft gehad.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de in de Volkswagen Up aangetroffen 23,16 gram hasjiesj zich ook in de machtssfeer van verdachte bevond. Verdachte was dagelijks met [medeverdachte 1] op pad en zij reden veel in de Volkswagen Up. Verdachte was dan ook bij de gesprekken van [medeverdachte 1] aanwezig, waarin hij sprak over (de handel in) softdrugs. Daar komt bij dat verdachte spullen uit de achterbak haalde, waarin niet veel later de hasjiesj is aangetroffen. En achter de bestuurdersstoel stond een plastic tas met een weegschaal en plastic tasjes. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat de softdrugs zich in de machtssfeer van verdachte bevonden.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 25 maart 2022 de 100 gram en vijf gram hasjiesj van [medeverdachte 1] heeft ontvangen en dus aanwezig heeft gehad.
Resumerend is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich in de periode van 25 maart 2022 tot en met 15 november 2022 schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van (in totaal) 228,16 gram hasjiesj.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verdachte de in de Volkswagen Up aangetroffen 23,16 gram hasjiesj tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] aanwezig heeft gehad. Immers reden zij samen in de auto, waarbij verdachte veelal de auto bestuurde.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich, samen met een ander, althans alleen, schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 4 ten laste gelegde gedragingen, zoals hiervoor overwogen.
De rechtbank is verder van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van de overige onder feit 4 ten laste gelegde gedragingen en spreekt verdachte daarvan vrij.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
2
hij in de periode van 1 september 2022 tot en met 15 november 2022 in Nederland, (telkens) opzettelijk bankbiljetten van 50 euro en van 500 euro, waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was, met het oogmerk om deze (telkens) als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven (telkens) in voorraad heeft gehad;
4
hij in de periode van 25 maart 2022 tot en met 15 november 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk, aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep en/of hennephash en/of wiet, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder feit 2 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 209 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en het onder feit 4 bewezenverklaarde in de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf:
bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor alle ten laste gelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging aansluiting te zoeken bij de door de raadsman in zijn pleitnota aangehaalde jurisprudentie en aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, zoals door de reclassering is geadviseerd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich in een periode van bijna acht maanden schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 228,16 gram. Het gebruik van verdovende middelen is schadelijk voor de gezondheid en sterk verslavend. Dat heeft niet alleen verstrekkende gevolgen voor de gebruikers zelf, maar ook voor de mensen in hun omgeving. Daarnaast ontstaat door de handel in drugs schade en overlast voor de samenleving. Het is algemeen bekend dat de handel in drugs gepaard gaat met allerlei vormen van zware criminaliteit, maar ook dat verslaafden aan drugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten plegen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben van drie vervalste bankbiljetten van € 500,-- en 70 vervalste bankbiljetten van € 50,--. Het economisch verkeer is gebaseerd op het vertrouwen dat aan bankbiljetten een bepaalde (daarop vermelde) waarde kan worden toegekend. Door valse bankbiljetten in omloop te houden, wordt dit essentiële economische principe ondergraven en worden personen die in ruil voor deze bankbiljetten goederen leveren of diensten verlenen financieel gedupeerd. Dat verdachte zegt dat hij verder niets met deze bankbiljetten wilde doen vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Als je dit aantal valse bankbiljetten in bezit hebt, waarmee voor € 5.000,-- aankopen gedaan zouden kunnen worden, dan kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat je met deze biljetten betalingen wilt verrichten. De rechtbank rekent verdachte dit alles zeer aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 8 oktober 2024. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte in 2016 eerder is veroordeeld voor artikel 209 Sr. Verder heeft verdachte op 23 februari 2024 een strafbeschikking ontvangen voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank zal daar in de zin van artikel 63 Sr rekening mee houden.
In het reclasseringsadvies van 8 oktober 2024 komt onder meer naar voren dat verdachte zich in een pro-crimineel sociaal netwerk bevindt en dat sprake is van een disfunctionele levensstijl. Verdachte geeft meer uit dan zijn legaal verkregen inkomen. Om daarin te voorzien werkt verdachte zwart bij en hij is niet voornemens om een legaal inkomen te verkrijgen.
De rechtbank vindt dit een verontrustend beeld. Dit beeld werd ter zitting ook door verdachte bevestigd. Zo verklaarde hij niet van plan te zijn om het contact met zijn criminele netwerk, waaronder medeverdachte [medeverdachte 1] , te verbreken en blijft hij zwartwerken.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de gepleegde feiten, het strafrechtelijke verleden van verdachte, de bedenkelijke omstandigheden die uit het dossier voortvloeien en zijn houding ter zitting, geen andere straf passend is dan een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Er kan, met name gelet op het reclasseringsadvies, niet worden volstaan met oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf, zoals door de raadsman bepleit.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 47 en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 (parketnummer 71-017865-23) en het onder feit 3 (parketnummer 71-099181-23) ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 (parketnummer 71-017865-23) en het onder feit 4 (parketnummer 71-099181-23) laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2 (parketnummer 71-017865-23)
het misdrijf:
bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben, meermalen gepleegd;
feit 4 (parketnummer 71-099181-23)
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 2 (parketnummer 71-017865-23) en het onder feit 4 (parketnummer 71-099181-23) bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024.
Buiten staat
Mr. N.J.C. Monincx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, met de aanduiding 26Hervas / LERAG22010, met alle bijbehorende zaaksdossiers.
2.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen (digitaal beslag AG025.01.01.001) van 29 maart 2023, pagina 243.
3.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting op 15 oktober 2024, voor zover inhoudende, de verklaring van [verdachte] .
4.Het proces- verbaal van het onderzoek ter terechtzitting op 15 oktober 2024, voor zover inhoudende, de verklaring van [verdachte] .
5.Zaaksdossier 1 Harddrugs, het proces-verbaal observeren (door chef en observanten): dinsdag 8 november 2022 met bijlage van 21 november 2022, pagina 127, en
6.Zaaksdossier 1 Harddrugs, het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met bijlagen van 15 november 2022, pagina’s 151, 153 en 168.
7.Zaaksdossier 1 Harddrugs, het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 10 februari 2023, pagina’s 175 en 176.
8.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (op perceel [adres 4] ) van 15 november 2022, pagina 143.
9.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 15 oktober 2024, voor zover inhoudende, de verklaring van [verdachte] .