ECLI:NL:RBOVE:2024:5919

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
71-291733-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van handelen in drugs en wapenbezit met vrijspraak voor enkele feiten

Op 14 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van handelen in drugs en wapenbezit. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben en verkopen van softdrugs, met name hasjiesj en hennep, in de periode van 1 juni 2020 tot en met 8 maart 2021. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlasteleggingen met betrekking tot harddrugs en wapenbezit, omdat er onvoldoende bewijs was om deze feiten te ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de gesprekken die de verdachte had gevoerd via versleutelde communicatie-apps, zoals SkyECC en EncroChat, niet voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid bij de handel in harddrugs en wapens. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn niet eerder strafbare feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank in Zwolle, waar de zaak op tegenspraak is behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71-291733-22 (P)
Datum vonnis: 14 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1996 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 oktober 2024 en 5 november 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat in ‘s-Hertogenbosch, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 9 mei 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 6 januari 2021 tot en met 15 november 2022, al dan niet samen met anderen, meerdere blokken cocaïne, opzettelijk binnen/buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en die cocaïne opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, dan wel die cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2:in de periode van 1 juni 2020 tot en met 15 november 2022, al dan niet samen met anderen, een hoeveelheid hasjiesj en/of hennep binnen/buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en die hasjiesj en/of hennep opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, dan wel die cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad en/of heeft vervaardigd;
feit 3:in periode van 6 januari 2021 tot en met 15 november 2022, al dan niet samen met anderen, meerdere (automatische) vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 6 januari 2021 tot en met 15 november 2022, te [plaats], en/althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk,
A) binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4/5 van de Opiumwet), en/of
B) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
C) (althans in elk geval) aanwezig heeft gehad, en/of
meerdere blokken en/althans in elk geval een of meerdere (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materia(a)l(en) bevattende cocaïne, en/althans zijnde cocaïne (telkens) (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 15 november 2022, te [plaats], en/althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk,
A) binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4/5 van de Opiumwet), en/of
B) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
C) (althans in elk geval) aanwezig heeft gehad, en/of
D) heeft vervaardigd
een of meerdere (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materia(a)l(en) bevattende hasjiesj en/of hennep, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van (een) materia(a)l(en) bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) en/of hennephars en/of wiet, en/althans/zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
Hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 6 januari 2021 tot en met 15 november 2022, te [plaats], en/althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meer wapen(s) en/of munitie van categorie II en/of categorie III, te weten een of meer (automatische) vuurwapens, pistolen en/of munitie, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Onderzoek 26Argus richtte zich op (gebruikers van) SkyECC. Uit het onderzoek van chatberichten van het SkyECC-account [accountnaam 12] kwam het beeld naar voren dat de gebruiker mogelijk in georganiseerd verband handelde in (automatische) vuurwapens en explosieven en daarover beschikte. Op basis van (onder meer) deze bevindingen is het opsporingsonderzoek onder de naam 26Hervas gestart.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde grootschalige en langdurige handel in en bezit van harddrugs en softdrugs wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard, maar dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de in-en uitvoer hiervan. Verder heeft de officier van justitie gesteld dat de onder feit 3 ten laste gelegde wapenhandel ook wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 3 ten laste gelegde, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Wat betreft de onder 2 ten laste gelegde in- en/of uitvoer van softdrugs heeft de raadsman gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken en heeft zich ten aanzien van de overige onder 2 ten laste gelegde gedragingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel dient volgens de raadsman de pleegperiode te worden ingekort.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
De bewijsmiddelen
De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen. [1]
3.4.2
Identificatie gebruikers SkyECC en EncroChat
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen chatberichten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en zijn medeverdachten gebruik hebben gemaakt van zogenoemde PGP-toestellen (Pretty Good Privacy), waarop EncroChat of SkyECC was geïnstalleerd. De gebruikers van de toestellen hadden de accounts niet op hun eigen naam geregistreerd, maar onder een nickname of gebruikersnaam. In het geval van EncroChat werd gebruik gemaakt van een nickname eindigend op @encrochat.com en in het geval van SkyECC was sprake van een gebruikersnaam.
De vraag die in onderhavige zaken allereerst moet worden beantwoord, is of verdachte te identificeren is als de gebruiker van het EncroChat-account ‘[accountnaam 1]’ en de SkyECC-accounts ‘[accountnaam 2]’ en ‘[accountnaam 3]’.
3.4.2.1 EncroChat
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de nickname “[accountnaam 1]”.
Het account “[accountnaam 1]” maakt gebruik van IMEI-nummer [nummer 1] en telefoonnummer [telefoonnummer].
Door andere EncroChat-gebruikers krijgt “[accountnaam 1]” de volgende bijnamen: “[accountnaam 4]”, “[accountnaam 5]”, “[accountnaam 6]”, “[accountnaam 7]”, “[accountnaam 8]”, “[accountnaam 9]” en “[accountnaam 10]”. Daarnaast stuurt “[accountnaam 1]” in gesprekken onder andere: “Laat hem ma na [adres] komen” en "Zeg tegen chauffeur dat die na [adres] komt" en op vragen aan hem wie hij is stuurt “[accountnaam 1]”: "[adres]" en "[accountnaam 11]".
Uit onderzoek is gebleken dat aan de [adres] in [plaats] een woonwagencentrum zit en dat verdachte, wiens voornaam [verdachte] is, staat ingeschreven op de [adres]. Dit adres valt in het zendgebied van de zendmast welke door het telefoonnummer [telefoonnummer] veel werd aangestraald. Tot slot is verdachte ongeveer 1,71 meter. [2]
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte de gebruiker was van het EncroChat-account “[accountnaam 1]”.
3.4.2.2 SkyECC
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen voorts vast dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de SkyECC-accounts [accountnaam 3] en [accountnaam 2] en dat medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) gebruik heeft gemaakt van het SkyECC-account [accountnaam 12]. Dit blijkt uit het volgende.
Uit onderzoek is gebleken dat het account [accountnaam 3] actief is geweest in de periode van 13 juni 2020 tot en met 24 december 2020 en het account [accountnaam 2] in de periode van 22 december 2020 tot en met 3 augustus 2021. Beide accounts maakten gebruik van de nickname “[accountnaam 13]”. Het account [accountnaam 3] had daarnaast in de nickname de tekst “new mail [accountnaam 2]” staan. [3] Uit een bericht dat de gebruiker van het account [accountnaam 14] op 20 december 2020 stuurt aan [accountnaam 3] blijkt dat [accountnaam 2] de nieuwe “mail” is van [accountnaam 3] en dat die al is geactiveerd. [4] Tot slot maakten beide accounts gebruik van IMEI-nummer [nummer 2]. De rechtbank stelt op basis van deze bevindingen vast dat achter deze twee accounts dezelfde gebruiker zit. [5]
Door de gebruiker van [accountnaam 3] wordt in diverse gesprekken gestuurd dat hij “[accountnaam 13]” van de [adres] in [plaats] is. Uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat (onder meer) verdachte op dit adres staat ingeschreven. Ook stuurt [accountnaam 3] op [geboortedatum 2] 2021 dat zijn oma jarig is. Uit onderzoek is gebleken dat de moeder van de stiefmoeder van verdachte diezelfde dag jarig is. [6]
In de periode van 13 juni 2020 tot en met 9 maart 2021 maakte het toestel met IMEI [nummer 2] veelal gebruik van de Cell-ID’s op de locatie Heuvelakker in [plaats], die op 235 meter afstand ligt van de [adres] in [plaats]. [7]
Uit de APN gegevens van 31 juli 2020 en 1 augustus 2020 blijkt dat er gebruik is gemaakt van Cell ID’s in Den Haag en Waalwijk. Uit de politiesystemen blijkt dat op 1 augustus 202 een politiecontrole heeft plaatsgevonden van de inzittenden van een Mercedes met kenteken [kenteken]. De bestuurder van dit voertuig betrof verdachte [verdachte]. Hij en zijn bijrijder verklaarden toen dat zij naar Scheveningen (Den Haag) waren geweest. [8]
Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker was van de SkyECC-accounts [accountnaam 3] en [accountnaam 2].
De rechtbank zal de bewijsmiddelen voor de identificatie van [medeverdachte] als gebruiker van het SkyECC-account [accountnaam 12] niet in dit vonnis opnemen. De naam van deze gebruiker is enkel relevant voor een goed begrip van het onderzoek 26Hervas en de identificatie van [medeverdachte] is niet van belang voor enige in de strafzaak tegen verdachte te nemen beslissing.
3.4.3
Feit 1: Harddrugs
3.4.3.1 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte had via SkyECC contact met diverse andere SkyECC-gebruikers, waaronder verdachte [medeverdachte]. Van de gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte], zijn enkel de berichten die door [medeverdachte] zijn gestuurd aan verdachte, ontsleuteld en dus zichtbaar. Op basis van de metadata kan worden vastgesteld dat verdachte op de berichten van [medeverdachte] heeft gereageerd, maar de inhoud van die berichten bevinden zich niet in het dossier.
Op 7 januari 2021 stuurt [medeverdachte] aan verdachte: “Wil je Brasil regelen wij brassil wil je Bolivia regelen wij Bolivia snap je overal kan daar in die landen” en “Of een mannetje in haven IJmuiden daar word alles altijd eeerst gewogen voor het schip mag aanmeren in Adam”. Vervolgens stuurt [medeverdachte] op 8, 9, 14, 15 en 16 januari 2021 diverse foto’s van (delen van) (witte) blokken met daarop stempels van onder andere “Dita”, “HH”, een hoefijzer, “Gold”, “Rolex” en “Luck”.
[medeverdachte] vraagt op 17 februari 2021 aan verdachte of hij “Collo kwijt kon”, want [medeverdachte] “had een paar stuks”. Op 28 februari 2021 stuurt [medeverdachte] een foto van een wit blok aan verdachte met daarbij het bericht: “Topper broer rechtstreeks geen namaak of onzin broertje Beuker deze”. Verdachte stuurt deze foto vervolgens door naar de gebruiker van het account [accountnaam 15], waarna [accountnaam 15] aan verdachte vraagt of dit die blokken zijn van die Marokkaan. Verdachte bevestigt dit.
In een gesprek met de gebruiker van het account [accountnaam 16] heeft verdachte het op 3 januari 2021 over 50 stuks “Collo” met “Cr7 stempel” die hij misschien heeft in Marbella. Verdachte krijgt ze voor “29250” van een maat.
3.4.3.2 Beoordeling
Om te komen tot een bewezenverklaring van feit 1 dient de rechtbank in de eerste plaats vast te stellen dat sprake is van een middel dat staat op lijst I van de Opiumwet (hierna ook: OW).
De rechtbank is van oordeel dat in de gesprekken wordt gesproken over cocaïne. De rechtbank komt tot dit oordeel omdat de woorden “blokken”, “Brasil”, “Bolivia” en “Collo” die werden gebruikt, doorgaans worden gebruikt voor blokken (Braziliaanse, Boliviaanse of Colombiaanse) cocaïne. Daarnaast werden er foto’s van witte blokken met stempels gestuurd. Verder is het algemeen bekend dat blokken cocaïne worden meegesmokkeld in containers op schepen, die er vervolgens in de haven uitgehaald moeten worden. De rechtbank is er dan ook van overtuigd dat in het gesprek tussen [medeverdachte] en verdachte wordt gesproken over het via de haven van IJmuiden naar de haven van Amsterdam verschepen van cocaïne. Dit alles, in combinatie met de context van de gesprekken, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is van cocaïne. Cocaïne staat op lijst I van de Opiumwet.
Nu vaststaat dat in de SkyECC-gesprekken werd gesproken over cocaïne, dient de rechtbank te beoordelen of verdachte ten aanzien van die middelen de onder feit 1 ten laste gelegde gedragingen heeft begaan.
De rechtbank overweegt dat nu niet het volledige berichtenverkeer is ontsleuteld waardoor de gesprekken eenzijdig zijn weergegeven of waarin bepaalde reacties lijken te ontbreken, voorzichtigheid is geboden. Hiermee rekening houdende is de rechtbank van oordeel dat het er geen andere bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn die de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde gedragingen ondersteunt. De rechtbank kan enkel op de eenzijdige berichtgeving van [medeverdachte] niet vaststellen of verdachte zich in die gesprekken schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde gedragingen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 ten laste gelegde.
3.4.4
Feit 2: Softdrugs
3.4.4.1 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft via SkyECC contact met diverse andere SkyECC-gebruikers. Zo heeft hij contact met de gebruiker van het account ‘[accountnaam 16]’, naar wie hij op 3 juli 2020 stuurt: “maat ken je iets met hasj” waarop [accountnaam 16] vraagt wat voor hasj het is. Verdachte reageert “Ja kijk straks even ligt bij me” en dat hij een soort “Critical hasj” heeft liggen die hun “2” kost. [9]
Vervolgens stuurt verdachte op 11 juli 2020 aan [accountnaam 16] dat hij nieuwe “hasj” heeft die “22” kost, waarna hij twee foto’s stuurt van vermoedelijk hasjiesj. [10] Ook op 17 juli 2020 stuurt verdachte een foto van een blok vermoedelijk hasjiesj aan [accountnaam 16], waarbij hij stuurt dat hij denkt dat het “super Polm” is. [11] Verder stuurt verdachte op 21 juli 2020 drie foto’s van vermoedelijk hasjiesj, met het bericht: “Kost ons 26”. [12]
Aan de gebruiker van het account ‘[accountnaam 17]’ stuurt verdachte op 21 juli 2020 een foto van vermoedelijk hasjiesj, waarop [accountnaam 17] stuurt: “Hasj. Ofnir. Ligt die hier of spanje”. Verdachte stuurt hierop: “Hier” en dat die “3000” kost. [13]
In berichten op 22 februari 2021 is te lezen dat verdachte de gebruiker van het account ‘[accountnaam 15]’ opdracht geeft om “hem” wat verschillende “plaatjes” te laten zien, “ook van wiet hasj”. Verdachte laat “hem” het liefste vandaag al wat spullen zien. [14]
Verdachte stuurt op 27 februari 2021 aan de gebruiker van het account ‘[accountnaam 16]’: “Maat vraag aan je neef of die interessen in hasj hebt”, waarop [accountnaam 16] vraagt wat voor hasj het is en voor welke prijs. Hierop stuurt verdachte: “Wiet hasj. 16 kilo. Semi dry 6 kilo. En normaal dry 1 kilo” en “Die wiet minimaal 35 vroegen die andere 5500 en die dry 10 k”. [15]
Iets later stuurt verdachte naar de gebruiker van het account ‘[accountnaam 18]’ dat hij een klein partijtje hasj binnen heeft gekregen en vraagt of dit misschien iets is voor de shop van [accountnaam 18]. Op de vraag van [accountnaam 18] wat voor “assie” het is, stuurt verdachte: “Semi dry. En dry. Wiethasj”. Verder stuurt verdachte: “Die normale dry is waarschijnlijk al verkocht. Die wiet hasj en die semi dry 57”. [16]
Rond datzelfde tijdstip vraagt verdachte aan [accountnaam 15] of die “wiet hasj critical is of Spaanse hasj”, waarop [accountnaam 15] antwoordt dat dit “Critical” is. Daarop wil verdachte weten wanneer “ze” die hasj komen halen en dat ze wel meteen moeten “aftikken”. Hierop stuurt [accountnaam 15] dat ze vandaag komen en dat “hij” het eerst wil meenemen, de shop betaalt gelijk. Daarnaast wil [accountnaam 15] “1 plaatje dry om te laten zien”. [17]
Op 28 februari 2021 stuurt verdachte foto’s van vermoedelijk hasjiesj en wiet aan [accountnaam 15] met de vraag welke dit zijn. Hierop reageert [accountnaam 15] door te zeggen: “Semi dry. Die gorilla is van ins die 6 stuks. En is 1 stuk gorilla gold. En 16 van luut met ketama erop met duimpje”. Op de vraag van [accountnaam 15] of alles compleet is stuurt verdachte: “Denk het wel heb regen wegschool. Weegschaal. Hij pakt 1 plaatje van ons kijkt die wat die voor kan krijgen”. Op de opmerking van [accountnaam 15] dat “hij” een kilo van allebei wil krijgen stuurt verdachte dat dit kan. [18]
Diezelfde dag stuurt verdachte aan [accountnaam 18] foto’s van blokken vermoedelijk hasjiesj. Hierop vraagt [accountnaam 18] aan verdachte wanneer hij ze kan afgeven, dan gaat [accountnaam 18] aan de gang. Op de vraag hoeveel er van elk is stuurt verdachte: “Van deze dry 5. Van die wiet hasj 16”. [accountnaam 18] wil hierop weten wanneer verdachte ze kan geven. Hierop stuurt verdachte nog twee foto’s met daarbij het bericht: “Dat is die wiet hasj”. [19]
Verdachte stuurt op 2 maart 2021 aan [accountnaam 18] dat hij alleen nog die dry heeft, maar dat hij die nu verkoopt aan de shop voor “6”. [20]
Op 8 maart 2021 stuurt [medeverdachte] meerdere afbeeldingen van vermoedelijk hasjiesj naar verdachte. Daarbij stuurt hij dat deze “hash”, die nu binnen is, naar de shops gaat. Dit is volgens [medeverdachte] echte “hash” en komt van zijn land. Het is geen mix of terrine zooi. [21] Verdachte stuurt vervolgens een afbeelding van vermoedelijk hasjiesj die hij van [medeverdachte] heeft ontvangen door naar [accountnaam 15] en stuurt daarbij dat die Marokkaan dit heeft. Verdachte stuurt daarbij dat hij tegen [medeverdachte] heeft gezegd: “gooi ma plaatje af”. [22]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wiet en hasjiesj heeft verkocht. [23]
3.4.4.2 Beoordeling
De rechtbank dient eerst vast te stellen dat sprake is van een middel dat staat op lijst II van de Opiumwet. De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor uiteengezette bewijsmiddelen volgt dat daarvan sprake is. Verdachte spreekt in de gesprekken immers zelf over “hasj”, “wiethasj”, “semi dry” en “dry”. Bovendien heeft verdachte bekend dat hij wiet en hasjiesj heeft verkocht. Dit maakt dat de rechtbank vaststelt dat hier sprake is van hasjiesj (hash) en wiet (hennep) en dus middelen die staan op lijst II van de Opiumwet.
Nu vaststaat dat sprake was van softdrugs, dient de rechtbank te beoordelen of verdachte daarmee de onder feit 2 ten laste gelegde gedragingen heeft begaan. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de softdrugs zich meerdere keren in de machtssfeer van verdachte bevond. Zo stuurt verdachte op meerdere momenten dat hij hasjiesj heeft liggen, dat hij nieuwe hasj heeft en dat hij een klein partijtje hasj binnen heeft gekregen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte de softdrugs meerdere keren aanwezig heeft gehad.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat op basis van de door verdachte verzonden en ontvangen berichten, in combinatie met de bekennende verklaring van verdachte dat hij wiet en hasjiesj heeft verkocht, ook wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen van de softdrugs.
Verder stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte tezamen en in vereniging met [accountnaam 15] de softdrugs heeft verkocht. Zo gaf hij aan [accountnaam 15] de instructie dat hij verschillende plaatjes wil hebben om aan een potentiële koper te laten zien. Op andere momenten vroeg verdachte aan [accountnaam 15] wat voor type hasj ze hadden, waarop [accountnaam 15] kon vertellen welke dit was. Uit de berichten volgt een samenwerking tussen verdachte en [accountnaam 15], waarbij de rechtbank uit de berichten afleidt dat de drugs zich in de directe nabijheid van verdachte bevond en dat verdachte contact had met potentiële kopers, terwijl [accountnaam 15] kennis had van de type softdrugs en instructies kreeg van verdachte ten behoeve van de verkoop.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich, samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 ten laste gelegde gedragingen, zoals hiervoor overwogen.
De rechtbank is verder van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van de overige onder feit 2 ten laste gelegde gedragingen en spreekt verdachte daarvan vrij.
3.4.5
Feit 3: Wapens en munitie
3.4.5.1 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de periode van 30 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 heeft verdachte via het EncroChat-account [accountnaam 1] contact met diverse andere EncroChat gebruikers, waarin wordt gesproken over wapens en munitie. Daarbij worden ook foto’s gestuurd.
In de periode van 27 januari 2021 tot en met 26 februari 2021 stuurt [medeverdachte] diverse berichten naar verdachte waarin hij meerdere (automatische) vuurwapens en munitie aanbiedt. De berichten die verdachte aan [medeverdachte] stuurt zijn niet zichtbaar, omdat die (nog) niet zijn ontsleuteld. Wel kan op basis van de metadata worden vastgesteld dat verdachte op de berichten van [medeverdachte] heeft gereageerd.
Op de iPhone 13 mini die op 15 november 2022 bij een doorzoeking van het verblijfadres van verdachte in beslag is genomen, werden vier video’s aangetroffen, die vermoedelijk afkomstig waren van Instagram, met daarop handvuurwapens, een wapenonderdeel en (de productie van) munitie.
Tot slot stonden op de iPhone 11 Pro die bij de doorzoeking werd aangetroffen veel foto’s en afbeeldingen van (hand)vuurwapens. De foto’s komen vermoedelijk van internet.
3.4.5.2 Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 ten laste gelegde. Immers zijn de gesprekken van verdachte, waarin wordt gesproken over wapens en munitie, gevoerd in een periode die valt buiten de ten laste gelegde periode. Daarnaast kan de rechtbank, zoals reeds onder feit 1 overwogen, op basis van de eenzijdige gesprekken tussen [medeverdachte] en verdachte ook ten aanzien van dit feit niet vaststellen of verdachte zich in die gesprekken schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde gedragingen. Ook de aangetroffen foto’s en video’s in de iPhone 13 mini en iPhone 11 Pro, kunnen, zonder verdere ondersteuning van enig ander bewijsmiddel, niet tot een bewezenverklaring leiden. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 3 ten laste gelegde.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
2
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 8 maart 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) opzettelijk, heeft verkocht (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende hasjiesj en/of hennep, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep en/of hennephash en/of wiet, zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
en
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 8 maart 2021 in Nederland, opzettelijk, aanwezig heeft gehad, (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende hasjiesj en/of hennep, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep en/of hennephash en/of wiet, zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 3 juncto 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor alle ten laste gelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar en zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast heeft de raadsman primair verzocht aan verdachte een straf op te leggen conform het voorarrest en subsidiair om daar een voorwaardelijk deel aan toe te voegen als stok achter de deur.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het strafbare feit
Verdachte heeft zich ruim negen maandag schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben en verkopen van softdrugs. Het gebruik van verdovende middelen is schadelijk voor de gezondheid en sterk verslavend. Dat heeft niet alleen verstrekkende gevolgen voor de gebruikers zelf, maar ook voor de mensen in hun omgeving. Daarnaast ontstaat door de handel in drugs schade en overlast voor de samenleving. Het is algemeen bekend dat de handel in drugs gepaard gaat met allerlei vormen van zware criminaliteit, maar ook dat verslaafden aan drugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten plegen. Verdachte heeft zich om de gevolgen van zijn daden niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 25 juli 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het gepleegde feit en de signalen die in het dossier naar voren komen dat verdachte zich veelvuldig heeft beziggehouden met criminele activiteiten, geen andere straf passend is dan een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte (in ieder geval) 23 kilogram softdrugs in zijn bezit heeft gehad en verkocht. In de oriëntatiepunten wordt bij enkel het aanwezig hebben van deze hoeveelheid (10.000 - 25.000) uitgegaan van een gevangenisstraf van zes maanden. Voor het verkopen van softdrugs zijn geen oriëntatiepunten, waardoor de rechtbank heeft gekeken naar soortgelijke zaken.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Conform de meest recente beslaglijst van 25 juli 2024 ligt er bij verdachte nog beslag op het volgende voorwerp:
3 1 STK GSM
(Omschrijving: [nummer 3], rood, merk: Apple)
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de iPhone 13 moet worden verbeurdverklaard.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het aan verdachte [verdachte] toebehorende op de beslaglijst onder nummer 3 vermelde iPhone 13 mini, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feiten 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van het op de beslaglijst vermelde voorwerp onder nummer 3 aan [verdachte].
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024.
Buiten staat
Mr. N.J.C. Monincx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, met de aanduiding 26Hervas / LERAG22010, met alle bijbehorende zaaksdossiers.
2.Zaaksdossier 1 Harddrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 6 januari 2023, pagina’s 71 en 72.
3.Zaaksdossier 1 Harddrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2022, pagina 57.
4.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina 59, eerste alinea.
5.Zaaksdossier 1 Harddrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2022, pagina 57.
6.Zaaksdossier 1 Harddrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2022, pagina’s 59 en 60.
7.Zaaksdossier 1 Harddrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2022, pagina’s 60 en 61.
8.Zaaksdossier 1 Harddrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2022, pagina’s 61 en 62.
9.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina’s 55 en 56.
10.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina 56.
11.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina 57.
12.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina 58.
13.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina 60, paragraaf 4.4.
14.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina 64, vanaf paragraaf 4.7.
15.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina 67, eerste alinea.
16.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina 67, vanaf paragraaf 4.9.
17.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina’s 64, laatste alinea, en 65, eerste zin.
18.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina’s 65 en 66, eerste alinea.
19.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina’s 68 en 69, eerste alinea.
20.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina 69, laatste alinea.
21.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina’s 63, laatste alinea, en 64, eerste alinea.
22.Zaaksdossier 2 Softdrugs, het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina 66.
23.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 15 oktober 2024, voor zover inhoudende, de verklaring van [verdachte].