ECLI:NL:RBOVE:2024:5912

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
11369109 CV EXPL 24-3401
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting van levering van nutsvoorzieningen in huurgeschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen partij A en partij B, waarbij partij A een woning huurt van partij B. Partij B heeft de huur opgezegd en er is een geschil ontstaan over de eindafrekening van de servicekosten. Partij A vordert in kort geding dat partij B de levering van gas en andere nutsvoorzieningen ongestoord voortzet tot de einddatum van de huurovereenkomst. De rechtbank oordeelt dat een verhuurder niet gerechtigd is om de levering van basisvoorzieningen zoals water en energie stop te zetten, ook niet in het geval van een geschil over de hoogte van een voorschot of eindafrekening. De rechtbank gebiedt partij B om de levering van gas en andere nutsvoorzieningen voort te zetten en legt een dwangsom op bij niet-nakoming. Daarnaast wordt partij B veroordeeld in de proceskosten van partij A. In reconventie vordert partij B betaling van een verhoogd voorschot voor nutsvoorzieningen, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet in het kort geding kan worden vastgesteld en stelt het voorschot voorlopig vast op € 350,00 per maand met ingang van 1 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 11369109 CV EXPL 24-3401
Vonnis in kort geding van 12 november 2024
in de zaak van
[partij A 1] en [partij A 2]
wonend te [woonplaats 1],
eisende partij in conventie, tevens verwerende partij in reconventie,
hierna ook wel te noemen [partij A],
gemachtigde mr. T.B. van Dreumel,
tegen
[partij B],
wonend te [woonplaats 2],
gedaagde partij in conventie, tevens eisende partij in reconventie,
hierna te noemen [partij B],
gemachtigde: mr. M.A. Schuring.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- het bericht van mr. Schuring, waarin deze zich stelt als gemachtigde van [partij B] en een vordering tot reconventie instelt,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitaantekeningen van mr. Schuring.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[partij B] is eigenaar van een appartement aan de [adres]. Het appartement is gelegen boven het winkelpand van [partij B] van waaruit zij een winkel exploiteert.
2.2.
Met ingang van februari 2020 huurt [partij A] de woning van [partij B].
2.3.
[partij B] heeft de huur van de woning opgezegd tegen 1 december 2024, op de grond dat [partij B] de woning nodig heeft voor eigen gebruik. Omdat [partij A] de opzegging niet heeft geaccepteerd, heeft [partij B] [partij A] gedagvaard bij de kantonrechter, met het doel de huurovereenkomst te laten beëindigen wegens dringend eigen gebruik. [partij A] voert in die procedure verweer en vordert in reconventie een oordeel over het tussen partijen bestaande geschil over de eindafrekening van de servicekosten. In deze bodemzaak (procedure 11240429 CV EXPL 24-2580) is een mondelinge behandeling bepaald op 24 januari 2025.
2.4.
[partij B] stuurt op zaterdag 19 oktober 2024 een e-mail aan [partij A]:
Zoals u weet heeft [naam] de huur van haar schoonheidssalon opgezegd en staat die leeg. Die salon wordt mede verwarmd door het gas dat via de individuele binnenkomt waarop de tussenmeter van het gas is geplaatst van uw appartement. Mijn winkel wordt verwarmd door elektriciteit en daarom ben ik voornemens om die aansluiting op te zeggen.
Zoals u weet bent u al meer dan een jaar in gebreke met de betaling van het voorschot voor nutsvoorzieningen en de betaling van de volledige huur. Ik ben daarom ook niet van plan om uw verbruik nog langer voor te financieren. U kunt wat mij betreft tot het moment waarop de nieuwe meter is geplaatst gebruik maken van het gas via die individuele meter van de salon op de voorwaarde dat u voor 1 november voor reeds verschuldigde bedragen en een voorschot € 6000,00 betaalt, bij gebreke waarvan ik de aansluiting zal stopzetten. Mocht later blijken dat u te veel heeft betaald dan zal ik dat bedrag direct terugbetalen.
2.5.
Diezelfde dag stuurt de gemachtigde van [partij A] de volgende e-mail aan de gemachtigde van [partij B]:
Namens cliënten vertrouw ik erop dat uw cliënte haar voornemen c.q. dreigement niet in de praktijk zal brengen. De bevestiging daarvan ontvang ik evenwel graag per omgaande, en uiterlijk op dinsdag 22 oktober 2024. Indien ik die bevestiging niet (tijdig) ontvang, ga ik er van uit dat ik de namens cliënten uit te brengen kort gedingdagvaarding aan uw kantoor kan laten betekenen.(…)
2.6.
Op zondag 20 oktober stuurt [partij B] een mail aan [partij A] waarin hij aankondigt dat hij – indien niet voor 1 november € 6.000,00 is betaald – een procedure zal starten om achterstallige bedragen te innen en ontruiming van de woning te vorderen op de kortst mogelijke termijn.
2.7.
Op 22 oktober 2024 schrijft mr. van Dreumel aan mr. Schuring:
Afgelopen zaterdag zond ik u al een e-mail van uw cliënte aan mijn cliënten door, waarin werd gedreigd met een afsluiting van nutsvoorzieningen. Aan mij is niet bekend of u die
e-mail aan uw cliënte had doorgeleid, maar op zondagochtend ontving cliënte onderstaande e-mail. Daarin wordt, zonder over het eerdere dreigement te spreken, gedreigd met een (ontruimings)kort geding als cliënten niet aan de sommatie van uw cliënte voldoet.
Zou u mij intussen kunnen laten weten wat uw cliënte, althans haar echtgenoot, wiens hand in de e-mails duidelijk zichtbaar is, van plan is? Bij het uitblijven daarvan kan ik niet anders dan namens cliënten een procedure starten. Dat lijkt me een onvoorstelbare verspilling van ieders tijd, aangezien de uitkomst al vast staat, maar dat is dan maar zo. Voor (telefonisch) overleg ben ik vanmiddag goed bereikbaar.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
[partij A] vordert in kort geding:
1. om [partij B] te gebieden de levering dan wel doorgifte van gas, alsmede de overige (nuts)voorzieningen, ongestoord door te zetten tot en met de dag waarop de huurovereenkomst eindigt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,- per dag of gedeelte van een dag dat [partij B] of haar rechtsopvolger die verplichting niet of niet deugdelijk nakomt, met een maximum van € 200.000,00;
2 om [partij B] te veroordelen in de werkelijke kosten van dit geding, waaronder begrepen het salaris van de advocaat van [partij A].
Ter onderbouwing voert [partij A] het volgende aan. Op grond van de huurovereenkomst moet de verhuurder zorgen voor levering van gas, water en elektra. Bij aanvang van de huur is het voorschot bepaald op € 200,00 per maand. [partij B] heeft een eindafrekening gepresenteerd, op basis waarvan [partij A] een aanzienlijke bijbetaling verschuldigd is. [partij A] betwist de juistheid van de afrekening. Er is alleen een zelf opgesteld overzicht verstrekt zonder onderliggende stukken, behalve een factuur van Vitens en een actueel contract met betrekking tot [adres]. Het daadwerkelijk gebruik van [partij A] kan daaruit niet worden afgeleid. [partij A] heeft zelf geen toegang tot de meter en de meterstanden zijn dus niet bekend.
Als teken van goede wil is in juni 2024 wel vast € 8.000,00 overgemaakt, om [partij B] tegemoet te komen. In de dagvaardingsprocedure die [partij B] is gestart, heeft [partij B] dit geschil niet betrokken.
Omdat de bodemprocedure naar de zin van [partij B] kennelijk niet snel genoeg gaat, probeert zij nu door eigenrichting de woning leeg te krijgen. Als de woning vanaf
1 november niet verwarmd wordt en geen stromend water heeft, zal [partij A] gedwongen worden de woning te verlaten. [partij B] is niet gerechtigd om de levering van de voorzieningen op te schorten. Die maatregel staat ook niet in verhouding tot de gestelde tekortkoming van [partij A].
Op 23 oktober 2024 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de gemachtigden. De advocaat van [partij B] liet toen weten dat [partij B] nog steeds achter zijn voornemen stond. Daarom was er geen andere optie dan het starten van een kort geding-procedure. De kosten voor het opstellen van de dagvaarding zijn € 1.798,85, plus griffierecht en de kosten van de zitting, tegen een uurtarief van de gemachtigde van € 352,72.
3.2.
[partij B] voert verweer. [partij B] wil dat de woning weer, zoals ook voorheen, bewoond kan worden door haar ouders. Na een jarenlang verblijf in Spanje willen zij weer in Nederland wonen, onder meer omdat de ziektekostenverzekering verleende zorg in Spanje niet dekt. Met [partij A] is een lage huurprijs overeengekomen, omdat bekend was dat de ouders van [partij B] op termijn daar weer wilden gaan wonen en omdat de ouders van [partij B] op het adres ingeschreven bleven, zodat zij een postadres in Nederland hebben.
[partij B] heeft zich verdiept in de daadwerkelijke energiekosten en kwam tot de conclusie dat het voorschot al die jaren te laag is geweest. [partij A] weigert echter het herberekende bedrag van € 526,88 per maand te betalen.
Op de hoofdaansluiting van [adres] is niet alleen de winkel aangesloten, maar ook het bewuste appartement en een winkelruimte die tot voor kort als schoonheidssalon werd verhuurd. Het appartement heeft een tussenmeter voor gas en elektra. Een eigen aansluiting voor het appartement, met eigen hoofdmeter, is inmiddels aangevraagd. Omdat nu alleen het appartement nog gas verbruikt, is aangekondigd dat [partij B] haar aansluiting in de winkel wil opzeggen. [partij A] kan gebruik blijven maken van de individuele hoofdmeter tot de nieuwe aansluiting er is. Daarbij is wel gesteld dat er een voorschot moet worden betaald. Uit de mail van zondag 20 oktober 2024 blijkt duidelijk dat [partij B] niet het gas zou afsluiten voordat er een nieuwe individuele meter is geplaatst. Dat is ook nog telefonisch gezegd tegen de gemachtigde. Een kort geding was dus niet nodig. Het toewijzen van de vorderingen zou ook niet juist zijn, omdat er zich een overmacht situatie voor kan doen of [partij A] kan zelf iets doen waardoor de levering gestaakt wordt. [partij B] verbeurt dan dwangsommen terwijl het niet terecht is.
Tijdens de behandeling ter zitting op 29 oktober is van de zijde van [partij B] verklaard dat zij de gasaansluiting in de winkel niet zal opzeggen voordat een nieuwe individuele aansluiting in het appartement gerealiseerd is.
In reconventie
[partij B] vordert om [partij A] te veroordelen tot betaling van het gewijzigde voorschot van
€ 526,88 per maand, onder veroordeling van [partij A] in de kosten.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.
Allereerst overweegt de kantonrechter dat een verhuurder niet gerechtigd is om de levering van water en energie stop te zetten, omdat dit basisvoorzieningen voor de huurder zijn. Als een conflict tussen partijen speelt over de hoogte van een voorschot of een eindafrekening van de energiekosten, kan dit geschil aan de rechtbank worden voorgelegd, desnoods in kort geding als men vreest dat achterstanden te veel oplopen.
4.2.
Ter zitting heeft [partij B] verklaard dat van afsluiting van de gasaansluiting in de winkel geen sprake zal zijn, zolang er geen nieuwe individuele gasaansluiting in het appartement is.
De kantonrechter oordeelt dat [partij A] desondanks nog steeds belang heeft bij het gevorderde gebod om nutsvoorzieningen te blijven leveren. Door het optreden van [partij B] en het dreigement om het gas af te sluiten is veel wantrouwen ontstaan bij [partij A].
De gemachtigde van [partij A] heeft aan de gemachtigde van [partij B] gevraagd om te bevestigen dat het dreigement om af te sluiten, niet zal worden uitgevoerd. Ondanks twee verzoeken per mail en een telefoongesprek tussen de gemachtigden, heeft [partij B] het dreigement niet onomwonden ingetrokken. Er is niet schriftelijk bevestigd dat de e-mail van 19 oktober als niet-verzonden moet worden beschouwd. Dat de e-mail van 20 oktober 2024 een ander dreigement bevat, is niet voldoende, aangezien specifiek was gevraagd om te bevestigen dat er van afsluiten per 1 november geen sprake zou zijn. Ook in het telefoongesprek tussen de gemachtigden is dat niet gezegd en is alleen gezegd ‘dat [partij B] nog steeds achter zijn voornemen stond’, zo is tijdens de mondelinge behandeling bevestigd door de gemachtigde van [partij B].
Door deze gang van zaken is begrijpelijk dat [partij A] graag een toewijzend vonnis heeft, zodat hij zich geen zorgen hoeft te maken over een eventuele herhaling van zetten. De toewijzing van de vorderingen inclusief dwangsommen heeft voor [partij B] ook geen negatieve gevolgen zolang zij zich houdt aan haar verplichting om de levering van nutsvoorzieningen niet te verhinderen. Dat [partij A] misbruik zal maken van de situatie door dwangsommen op te eisen in een overmacht-situatie, zoals een stroomstoring, komt de kantonrechter niet aannemelijk voor en staat dus niet aan toewijzing in de weg. De kantonrechter zal de hoogte van de dwangsommen wel matigen.
4.3.
[partij B] zal worden veroordeeld in de daadwerkelijke kosten van de procedure. De gemachtigde van [partij A] heeft herhaaldelijk en uitdrukkelijk gevraagd om het dreigement om de gasaansluiting te laten afsluiten in te trekken en ook aangegeven dat hij zich anders genoodzaakt ziet een kort geding te starten. Daarbij is zelfs al terecht opgemerkt dat het een verspilling van ieders tijd zal zijn, omdat te voorzien is wat de uitkomst zal zijn. Ook tijdens het telefoongesprek op 23 oktober is gevraagd om het dreigement terzake afsluiting in te trekken. Desondanks komt [partij B] pas op de zitting met de mededeling dat er geen sprake zal zijn van afsluiten van de voorzieningen en dat aan die toezegging geen enkele voorwaarde is verbonden. Niet valt in te zien waarom de gevraagde duidelijkheid niet eerder kon worden gegeven.
De kosten voor [partij A] zijn € 136,72 voor de dagvaarding, € 87,00 voor griffierecht, opstellen van de dagvaarding € 1.798,85, salaris gemachtigde voor de zitting een uur € 352,72 en nakosten € 135,00, alles bij elkaar € 2.510,29. Ook de rente is toewijsbaar zoals vermeld in de beslissing.
In reconventie
4.4.
In dit kort geding kan niet worden vastgesteld wat het gebruik over de afgelopen periode is geweest. Daarvoor ontbreken de gegevens, zoals geaccordeerde meterstanden van het appartement bij aanvang van de huur en per jaar, alsmede de door [partij B] betaalde tarieven. Daarvoor is een bodemprocedure nodig. Er is ook geen spoedeisend belang bij het vaststellen van het gebruik in het verleden en een eventuele verschuldigde nabetaling. In de bodemprocedure is door [partij B] geen vordering ingesteld op dit gebied en er is geen aanleiding om aan te nemen dat [partij B] groot belang heeft bij een spoedig voorlopig oordeel.
Wel wordt overwogen dat het – voorshands – aannemelijk is dat het voorschot hoger moet zijn dan het tot nu geldende bedrag van € 200,00 per maand. De kantonrechter bepaalt het door [partij A] te betalen voorschot op € 350,00 per maand met ingang van 1 december 2024.
De kosten van de procedure in reconventie zullen worden gecompenseerd, dus iedere partij draagt de eigen kosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
5.1.
gebiedt [partij B] de levering dan wel doorgifte van gas, alsmede de overige (nuts)voorzieningen, ongestoord voort te zetten tot en met de dag waarop de huurovereenkomst eindigt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat [partij B] of haar rechtsopvolger die verplichting niet of niet deugdelijk nakomt, met een maximum van € 100.000,00;
5.2.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten van € 2.510,29, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [partij B] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [partij B] ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
veroordeelt [partij B] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119
Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
In reconventie
5.4
veroordeelt [partij A] tot het betalen van een maandelijks voorschot voor de levering van water, gas en licht van € 350,00 met ingang van 1 december 2024.
In conventie en in reconventie
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024.
(RS(O)