ECLI:NL:RBOVE:2024:5902

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
11226237 \ CV EXPL 24-1537
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een aannemingsovereenkomst

In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde over een aannemingsovereenkomst. Eiser vorderde betaling van een bedrag van € 2.189,35, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten zou zijn in de nakoming van de overeenkomst. De overeenkomst betrof het leggen van vloertegels en het betegelen van wanden in een woning. Eiser stelde dat gedaagde gebreken had vertoond, waaronder een te groot gezaagd gat in een tegel en het niet leggen van drie tegels. Gedaagde betwistte de tekortkomingen en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van eiser.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2024 zijn beide partijen gehoord. Eiser heeft zijn vordering onderbouwd met bewijsstukken, waaronder facturen voor de kosten van herstelwerkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde inderdaad tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst, met name door het niet deugdelijk uitvoeren van het werk en het niet herstellen van de gebreken ondanks verzoeken van eiser. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de schade van eiser voldoende is onderbouwd en heeft de vordering van eiser toegewezen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, de wettelijke rente en de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiser het bedrag kan vorderen voordat de uitspraak in hoger beroep is gegaan. Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de kosten van de procedure dragen.

Uitspraak

RECHTBANK Almelo

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11226237 \ CV EXPL 24-1537
Vonnis van 12 november 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: A. Bronder, van Juristu Incasso Juristen B.V.
rolgemachtigde: gerechtsdeurwaarder P. de Ruijter,
tegen
[gedaagde] handelend onder de naam [bedrijf 1],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: J.M. Rozendal, van Rozendal Incasso & Advies.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen. Een dagvaarding van [eiser], met producties en een conclusie van antwoord met productie van [gedaagde].
Op 16 oktober 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is daar verschenen en namens [gedaagde] is H.G. Seiger, een collega van Rozendal, verschenen.
De griffier heeft van deze zitting aantekeningen gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is in september 2022 een overeenkomst van aanneming van werk afgesloten. Op basis daarvan heeft [gedaagde]:
- op de gehele benedenverdieping vloertegels gelegd, inclusief het toilet;
- de achterwand van het toilet beneden betegeld (met één grote tegel);
- op de bovenverdieping vloertegels gelegd op de badkamer en het toilet;
- op de bovenverdieping de douchewand en de wand achter de wasbakken op de badkamer betegeld en de achterwand van het toilet.
2.2.
Op 27 oktober 2022 is [gedaagde] met zijn werkzaamheden gestart.
2.3.
In de periode daaropvolgend heeft [eiser] meermaals aan [gedaagde] gevraagd wanneer de werkzaamheden zouden worden afgemaakt.
2.4.
Op 21 december 2022 schrijft [eiser] aan [gedaagde] dat de loodgieter het bedieningspaneel van het toilet niet kan bevestigen omdat het gat daarvoor te groot is.
Dit betreft het gat in de tegel achter het toilet beneden.
2.5.
Op 7 mei 2023 stuurt [eiser] aan [gedaagde] een ingebrekestelling voor ondeugdelijk werk. Op 2 en 6 oktober 2023 is [gedaagde] schriftelijk gesommeerd een schadevergoeding te betalen. Hierop heeft Rozendal op 5 oktober 2023 namens [gedaagde] laten weten niets aan [eiser] verschuldigd te zijn.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert betaling door [gedaagde] van een bedrag van € 2.189,35, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 december 2022 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 426,59, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten (inclusief nakosten), bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering – samengevat – het volgende ten grondslag.
[gedaagde] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het werk is niet deugdelijk uitgevoerd en er is sprake van de volgende gebreken:
het gat voor de bediening van het toilet in de tegel achter het toilet is door [gedaagde] te groot gezaagd;
drie tegels zijn door [gedaagde] niet gelegd: één wandtegel in de badkamer en twee vloertegels bij de ingang beneden;
een aantal tegels is ondeugdelijk gelegd waardoor ze hol staan;
één tegel is geknapt.
Ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld heeft [gedaagde] deze gebreken niet hersteld. Het alsnog laten uitvoeren van deze werkzaamheden door een derde levert [eiser]
een schadepost op van € 2.189,35. Dit bedrag moet [gedaagde] aan [eiser] betalen.
3.3.
[gedaagde] betwist dat hij ondeugdelijk werk heeft geleverd. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (BW) dient de vraag beantwoord te worden of er sprake is van een toerekenbare tekortkoming door [gedaagde] in de nakoming van de overeenkomst met [eiser] en in hoeverre [eiser] vanwege die tekortkoming schade heeft geleden.
4.2.
Ter zitting heeft [eiser] aangegeven dat het gevorderde bedrag aan schade alleen ziet op de tekortkomingen zoals omschreven in r.o. 3.2. onder 1. en 2: het te groot gezaagde gat in de tegel achter het toilet, en het niet leggen van drie tegels (één in de badkamer en twee bij de ingang beneden). Nu [eiser] aan de tekortkomingen in r.o. 3.2. onder 3. en 4. geen rechtsgevolg verbindt (de gestelde schade heeft geen betrekking op deze gebreken), worden deze buiten bij de beoordeling buiten beschouwing gelaten.
Het te groot gezaagde gat in de tegel achter het toilet
4.3.
Ten aanzien van het te groot gezaagde gat in de tegel achter het toilet, voert [gedaagde] aan dat [eiser] zelf onjuiste maten aan hem heeft doorgegeven en dat het niet aan hem ligt dat het gat in de tegel daarom te groot is geworden. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] daarna aangegeven zelf een oplossing voor de tegel te hebben gevonden. [gedaagde] mocht er, vindt hij, ook op vertrouwen dat [eiser] de tegel zelf zou vervangen, omdat [eiser] de aanneemsom al had betaald en het werk al had goedgekeurd.
4.4.
De kantonrechter oordeelt dat het standpunt van [gedaagde] onjuist is. Vaststaat dat [gedaagde] het gat voor de bediening van het toilet heeft gezaagd, dat deze te groot is geworden en dat de loodgieter daarom het bedieningspaneel niet kon bevestigen. [gedaagde] heeft vervolgens aangeboden de betreffende tegel te vervangen, maar dit is, ondanks verschillende oproepen daartoe van [eiser], tot op heden niet gebeurd. Niet is vast komen te staan dat [eiser] de werkzaamheden op dit punt al had geaccordeerd. [eiser] heeft weliswaar per whatsapp-bericht van 18 december 2022 aan [gedaagde] geschreven dat het ‘er goed uitziet’ maar ter zitting is namens [gedaagde] aangevoerd dat dit voor alles gold, behalve voor het gat achter het toilet. Dat [gedaagde] dit wist, blijkt ook uit de door hem zelf ingediende conclusie van antwoord. Dat de aanneemsom al was betaald doet hier niet aan af.
Op grond van het voorgaande is [gedaagde] ten aanzien van dit gebrek toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting jegens [eiser].
Het niet leggen van drie tegels
4.5.
[gedaagde] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij in tegenstelling tot wat partijen hadden afgesproken, in totaal drie tegels te weinig heeft gelegd: één wandtegel in de badkamer en twee vloertegels bij de ingang beneden. [eiser] heeft toegelicht dat hij na bijbestelling van deze tegels [gedaagde] meerdere keren heeft gevraagd om deze te plaatsen maar dat [gedaagde] telkens aangaf dat hij niet kon komen. Dit wordt ondersteund door de door [eiser] overgelegde whatsapp-berichten. Voor zover [gedaagde] ook in dit verband aanvoert dat hij deze tegels niet meer hoefde te leggen omdat de aanneemsom al was betaald en [eiser] het werk al had goedgekeurd, is dit onvoldoende geconcretiseerd. Weliswaar schrijft [eiser] in het whatsapp-bericht van 18 december 2022 ‘ziet er goed uit’, maar zonder nadere motivering kan hieruit niet worden afgeleid dat dit ook ziet op de drie niet gelegde tegels.
Het bericht volgt op berichten met niet zichtbare foto’s en de correspondentie kort daarna gaat over de te verrichten werkzaamheden en over klachten van [eiser]. Op grond van het voorgaande is [gedaagde] ook ten aanzien van dit gebrek toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting jegens [eiser].
Omvang van de schade
4.6.
[eiser] stelt dat hij door het nalatige werk van [gedaagde] in totaal voor een bedrag van
€ 2.189,35 aan schade heeft geleden.
Ten aanzien van de tekortkoming waar dit het te groot gezaagde gat in de tegel achter het toilet betreft, onderbouwt hij deze schade met een
factuurvan [naam] te [plaats 1] van 3 december 2022 ten bedrage van € 501,00, die betrekking heeft op de kosten voor een nieuwe tegel. Daarnaast legt hij een
offerteover van 23 november 2023 van [bedrijf 2] te [plaats 2] ten bedrage van € 1.189,00 die ziet op de kosten voor het plaatsen van deze tegel (waaronder arbeidskosten voor het afmonteren van het toilet en en opnieuw plaatsen van het toilet).
Ten aanzien van de tekortkoming waar dit het niet legen van de drie tegels betreft, onderbouwt [eiser] deze schade met een factuur van [bedrijf 3] van 26 februari 2023, ten bedrage van € 499,35 voor het alsnog plaatsen van het tegelwerk.
4.7.
[gedaagde] betwist de juistheid van de hoogte van de schade. Allereerst omdat volgens hem op 3 december 2022 nog geen sprake was van ondeugdelijk gelegde tegels zodat er nog geen factuur kon worden opgeld door [naam]. En in de tweede plaats acht [gedaagde] de offerte ten bedrage van € 499,35 van [bedrijf 3] onrealistisch hoog, nu het vervangen van de tegel achter het toilet volgens hem hoogstens € 40,00 zal kosten.
4.8.
De kantonrechter oordeelt als volgt. [gedaagde] heeft niet betwist dat de nota van [naam] ziet op de tegel achter het toilet beneden. Weliswaar was op 3 december 2022 nog geen sprake van een tekortkoming op dit punt, maar ter zitting heeft [eiser] aangevoerd dat dit de factuur is die betrekking heeft op de tegel waarin het te grote gat is gezaagd. Het betreft dus geen offerte. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] met deze factuur voldoende onderbouwd wat de aanschaf van een zelfde tegel zal kosten.
Ten aanzien van de offerte van [bedrijf 3] heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd waarom de offerte onrealistisch zou zijn en evenmin dat deze werkzaamheden hoogstens € 40,00 zullen kosten. Het had op zijn weg gelegen om dit nader te onderbouwen. Nu hij dit heeft nagelaten, oordeelt de kantonrechter dat [eiser] zijn schade ook op dit punt voldoende heeft onderbouwd.
4.9.
Gelet op het voorgaande wordt de schade op € 2.189,35 vastgesteld en de vordering van [eiser] toegewezen. De gevorderde rente over de hoofdsom kan slechts worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding. Er is namelijk niet toegelicht waarom de rente vanaf een eerder moment verschuldigd is.
4.10.
De door [eiser] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen. Op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten worden deze vastgesteld op € 328,40.
4.11.
Nu [gedaagde] in het ongelijk is gesteld moet hij de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiser] betalen. [eiser] is zonder gemachtigde op de mondelinge behandeling verschenen, zodat aan salaris voor de gemachtigde één punt voor de dagvaarding wordt toegekend en een forfaitair bedrag van € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten voor [eiser].
De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 140,84
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 238,00 (1 punt x € 238,00)
- reis-, verblijf- en verletkosten € 50,00
- nakosten € 119,00 (plus de kosten van betekening zoals
vermeld in de beslissing)
Totaal € 795,84
4.12.
De gestelde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten wordt niet toegewezen, nu deze niet wordt gevorderd.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.189,35 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 328,40 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot een bedrag van € 795,84, te betalen binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.W. van Tol en in het openbaar uitgesproken op
12 november 2024.