In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde over een aannemingsovereenkomst. Eiser vorderde betaling van een bedrag van € 2.189,35, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten zou zijn in de nakoming van de overeenkomst. De overeenkomst betrof het leggen van vloertegels en het betegelen van wanden in een woning. Eiser stelde dat gedaagde gebreken had vertoond, waaronder een te groot gezaagd gat in een tegel en het niet leggen van drie tegels. Gedaagde betwistte de tekortkomingen en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van eiser.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2024 zijn beide partijen gehoord. Eiser heeft zijn vordering onderbouwd met bewijsstukken, waaronder facturen voor de kosten van herstelwerkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde inderdaad tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst, met name door het niet deugdelijk uitvoeren van het werk en het niet herstellen van de gebreken ondanks verzoeken van eiser. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de schade van eiser voldoende is onderbouwd en heeft de vordering van eiser toegewezen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, de wettelijke rente en de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiser het bedrag kan vorderen voordat de uitspraak in hoger beroep is gegaan. Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de kosten van de procedure dragen.