ECLI:NL:RBOVE:2024:5871

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
ak_24_3411
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake geuroverlast door mest en coproducten

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel van 26 juli 2024. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat een omgevingsvergunning verleent aan Groen Gas Goor B.V. voor wijzigingen zonder significante gevolgen voor het milieu. Verzoekers stellen dat de vergunning bijdraagt aan de jarenlange geuroverlast die zij ondervinden van GGG en vragen om schorsing van het besluit.

De voorzieningenrechter overweegt dat voor het treffen van een voorlopige voorziening sprake moet zijn van spoedeisendheid, wat inhoudt dat er een acuut en actueel belang moet zijn dat geen uitstel kan dulden. De voorzieningenrechter oordeelt dat het door verzoekers gestelde belang, dat de situatie al jarenlang bestaat, niet voldoet aan deze eis. Er is geen bewijs dat de geurhinder door het bestreden besluit verder verergert. De gemachtigden van verweerder hebben aangegeven dat er op 29 november 2024 een beslissing op bezwaar zal worden genomen, wat ook bijdraagt aan de conclusie dat er geen spoedeisend belang is.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat het bestreden besluit niet wordt geschorst. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, in aanwezigheid van griffier C. Kuiper, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3411

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekers], uit [woonplaats], verzoekers,

(gemachtigde: mr. F.H. Damen).
en

het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel, verweerder.

Als derde partij neemt aan de zaak deel: Groen Gas Goor B.V., uit Goor,

(gemachtigde: mr. M.W. Cobussen) (verder: GGG).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van verweerder van 26 juli 2024 (het bestreden besluit).
2. GGG heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor een aantal wijzigingen ten opzichte van vigerende vergunningen zonder significante gevolgen voor het milieu.
3. Verweerder heeft bij het bestreden besluit beslist dat voor de gevraagde wijzigingen geen milieueffectrapportage noodzakelijk is en heeft besloten de gevraagde omgevingsvergunning aan GGG te verlenen.
Met dit besluit heeft verweerder aan GGG een omgevingsvergunning verleend voor:
  • het in gebruik hebben van een tweetal invoervoorzieningen voor vast mest en/of coproducten (onderdeel 1);
  • de gewijzigde opslag van vaste cosubstraten (onderdeel 2);
  • het gebruik van een mestzak voor de opslag van dunne fractie van het digestaat (onderdeel 3);
  • de gewijzigde opstelplaats van de ontzwavelingsinstallatie (onderdeel 4);
  • de gewijzigde opstelplaats van het gasopwaardeerinstallatie (onderdeel 5);
  • de gewijzigd opstelplaats van de mestscheidingsinstallatie (inpandig)(onderdeel 6);
  • de vergrootte omvang van de gasopslag(en) boven de vergistings- en opslagsilo’s (onderdeel 7);
  • de gewijzigde afvoer van afzuiglucht uit de hygiënisatieruimte (onderdeel 8).
4. Verzoekers hebben op 5 september 2024 tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Gelijktijdig is namens verzoekers een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek beperkt zich tot de onderdelen 1, 2, 3, 7 en 8.
5. Op 4 november 2024 heeft GGG een reactie gegeven op het verzoek een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, hun gemachtigde vergezeld door
mw. [naam 1], adviseur bij Locis Adviseurs. Namens verweerder zijn [naam 2] en
[naam 3] verschenen. Namens de derde-partij zijn haar gemachtigden verschenen, vergezeld door [naam 4], werkzaam bij [bedrijf] en [naam 5].
Volgens afspraak heeft de gemachtigde van verzoekers na afloop van de zitting een gedeelte uit de pleitaantekeningen die gebruikt zijn bij de hoorzitting bij de provincie op 4 november 2024 aan de voorzieningenrechter toegezonden.
Het spoedeisende belang
6. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de
hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
7. Verzoekers wensen dat het bestreden besluit wordt geschorst, omdat de genoemde onderdelen bijdragen aan de jarenlange geuroverlast die verzoekers van GGG ondervinden. Verzoekers stellen onder meer dat bij het verlenen van de vergunning en bij de daarin opgenomen m.e.r.-beoordeling onder andere geen (goede) boordeling van de geursituatie is gedaan. Met andere woorden stellen verzoekers dat de geurgevolgen van de aangevraagde en vergunde situatie niet zijn beoordeeld, terwijl juist de onaanvaardbare geuroverlast het probleem vormt.
8. GGG heeft onder meer gesteld dat op het bedrijventerrein “[bedrijventerrein]” meerdere bedrijven zijn gevestigd die geur uitstoten en daarmee geuroverlast kunnen veroorzaken. GGG heeft de afgelopen jaren (onverplicht) diverse geurbeperkende maatregelen getroffen (grotendeels) in overleg met de Omgevingsdienst Twente. Daarnaast heeft GGG een revisievergunning aangevraagd op 8 juni 2023. Omdat verweerder hierop nog niet heeft beslist en er een last onder dwangsom was opgelegd heeft GGG besloten voor enkele zaken waarop de last ook betrekking had, een aanvraag in te dienen op 24 april 2024, waarop verweerder het bestreden besluit heeft genomen. Het betreft volgens GGG diverse kleine wijzigingen zonder nadelige gevolgen voor de gezondheid en het milieu.
Oordeel voorzieningenrechter
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van de vereiste spoedeisendheid die het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening noodzaakt.
Voor het aannemen van de vereiste spoedeisendheid dient sprake te zijn van een acuut en actueel belang dat geen uitstel kan dulden omdat er anders sprake is van een onomkeerbaar resultaat. Het door verzoekers gestelde belang dat de situatie al jarenlang bestaat en er (samengevat) maar geen einde aan komt, vormt niet een acuut en actueel belang dat noodzaakt tot het treffen van een voorlopige voorziening. Bovendien is gebleken noch aannemelijk is geworden dat de gestelde geurhinder met de afgifte van het bestreden besluit verder is of wordt verergerd. Hierbij is ook van belang dat de gemachtigden van verweerder ter zitting hebben aangegeven dat onder normale omstandigheden op 29 november 2024 een beslissing op bezwaar zal worden genomen.
10. Bij de mondelinge behandeling van het verzoek ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekers haar frustraties geuit over de gang van zaken de afgelopen jaren, waarbij zij ook de wijze van zaakafhandeling door de rechtbank in voorgaande zaken heeft betrokken. De voorzieningenrechter kan deze frustraties tot op zekere hoogte en in grote lijnen begrijpen. Maar de voorzieningenrechter is, zoals ook de gemachtigde weet, op goede gronden wel gebonden aan het wettelijk kader en de daarop gevormde jurisprudentie rond het treffen van voorlopige voorzieningen, ook ten aanzien van de vraag in welke gevallen spoedeisend belang kan worden aangenomen.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen. Dat betekent dat het bestreden besluit niet zal worden geschorst. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.