ECLI:NL:RBOVE:2024:5869
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor verlenging huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wmo 2015
Op 12 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Almelo. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor verlenging van de huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), maar deze aanvraag werd door het college afgewezen. De tijdelijke indicatie voor de ondersteuning zou eindigen op 31 oktober 2024. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze beslissing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was in de situatie van verzoekster. Hoewel verzoekster aanvoerde dat haar partner door een medische aandoening minder in staat was om huishoudelijke taken uit te voeren, en dat haar zoon overbelast was door extra taken, vond de voorzieningenrechter dat de aangevoerde omstandigheden onvoldoende onderbouwd waren om te concluderen dat er sprake was van een acute noodsituatie. De voorzieningenrechter benadrukte dat de aard van een verzoek om een voorlopige voorziening een actuele spoedeisendheid veronderstelt, en dat deze niet was aangetoond.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat er geen onomkeerbare gevolgen zouden intreden als de bezwaarprocedure werd afgewacht. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, aangezien het verzoek kennelijk ongegrond was. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.