RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
gemachtigde: mr. K. Aslan,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,het UWV
gemachtigde: [gemachtigde 1].
Als derde partij neemt aan het geding deel:
V.O.F. Carea Facilitaire Dienstverlening, gevestigd te Warnsveld, arts-gemachtigde: [gemachtigde 2].
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om haar per 28 juli 2023 in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet WIA.
1.1Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 21 juni 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4De rechtbank heeft, onder toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Awbbepaald dat kennisname van medische gegevens van eiseres niet is toegestaan aan de ex-werkgever, maar uitsluitend aan de gemachtigde van de ex-werkgever die van de rechtbank bijzondere toestemming heeft gekregen voor kennisname van medische gegevens. De rechtbank zal daarom terughoudend zijn met het opnemen van gedetailleerde inhoudelijk-medische overwegingen in deze uitspraak om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.
1.5De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de derde partij. De rechtbank heeft na de zitting het onderzoek gesloten.
1.6De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:68 van de Awb het onderzoek heropend en een aantal nadere vragen aan het UWV voorgelegd. Bij brief van 20 juni 2024 heeft het UWV gereageerd en daarbij de rapportages van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 14 juni 2024 en 5 september 2024 ingebracht. Eiseres heeft bij brief van 5 augustus 2024 gereageerd. De arts-gemachtigde heeft bij brief van 1 augustus 2024 gereageerd.
1.7Partijen zijn per brief van 14 oktober 2024 in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken een nadere zitting aan te vragen, maar geen van partijen heeft op die brief bevestigend gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb het onderzoek gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om een WIA-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De totstandkoming van het besluit
4.1Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1993. In september 2021 is bij eiseres een licht verstandelijke beperking vastgesteld.
4.2Eiseres heeft in de periode van 6 oktober 2020 tot 10 december 2020 gewerkt als medewerker bron- en contactonderzoek via Actief Werkt. Na de beëindiging van dit dienstverband heeft eiseres per 10 december 2020 een WW-uitkering ontvangen. Gedurende de WW-uitkering heeft eiseres in de periode van 1 juni 2021 tot 30 juli 2021 gewerkt als schoonmaakster bij Carea Facilitaire Dienstverlening (de ex-werkgever). Eiseres heeft zich op 30 juli 2021 ziek gemeld vanuit de WW vanwege belemmerende gezondheidsklachten.
4.3Per einde wachttijd heeft het UWV verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Hierna heeft besluitvorming plaatsgevonden zoals vermeld onder het kopje ‘Inleiding’.
Het standpunt van het UWV
5. Het UWV heeft in het bestreden besluit vastgesteld dat eiseres per 28 juli 2023 geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat de mate van arbeidsongeschiktheid lager is dan 35% (0%). Volgens het UWV is eiseres gelet op de beperkingen zoals vastgelegd in de (in de beroepsfase opgestelde) FMLvan 7 februari 2024 in staat om de voorbeeldfuncties van Assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041), Papierwarenmaker, dozenmaker, kartonnagewerker (SBC-code 268040) en Productiemedewerker industrie (samenstellen) (SCB-code 111180) te vervullen. Aanvullend acht het UWV eiseres geschikt voor de functies Samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130), Productiemedewerker machinaal inpakken (SCB-code 111175) en Assemblage medewerker besturingskasten en panelen (SCB-code 267071). Hiervoor baseert het UWV zich op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 oktober 2023 en 7 februari 2024 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 11 oktober 2023 en 23 februari 2024.
Het standpunt van eiseres
6.1De in de primaire FML van 8 juni 2023 opgenomen beperkingen komen volgens eiseres niet overeen met de beperkingen die zij in het dagelijkse leven ervaart. Zo heeft eiseres bij de verzekeringsartsen duidelijk naar voren gebracht dat ze snel overvraagd is. De behandelaar van eiseres heeft in het rapport van 26 augustus 2022 aangeven dat de kans groot is dat er te veel van eiseres wordt gevraagd en dat ze het overzicht kwijt raakt. De verzekeringsarts komt zelf ook tot de conclusie dat eiseres gebaat is bij overzicht, structuur en rust. Dat sprake moet zijn van een rustige werkomgeving heeft zich onvoldoende vertaald naar beperkingen in de FML. Zo kan eiseres niet worden blootgesteld aan visuele en/of auditieve prikkels op de werkvloer en had een beperking moeten worden opgenomen voor 'afleiding door anderen' en 'hoog handelingstempo'. Daarnaast had een urenbeperking moeten worden aangenomen gelet op de verstandelijke beperking en het dagverhaal van eiseres. Verder heeft de arbeidsdeskundige bij de vaststelling van de maatmanomvang en het maatmanloon ten onrechte enkel de functie van schoonmaakster betrokken en niet ook de functie van medewerker bron- en contactonderzoek. Eiseres was in de periode van 6 oktober 2020 tot 10 december 2020 immers werkzaam als bron- en contactonderzoeker voordat ze in de WW kwam op 10 december 2020. Gedurende de WW-uitkering heeft eiseres het werk als schoonmaakster bij Carea verricht, in de maanden juni en juli 2021.
6.2Eiseres heeft verder ter zitting en bij de schriftelijke reactie van 5 augustus 2024 naar voren gebracht dat bij het resultaat functiebeoordeling van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 23 februari 2024 signaleringen zijn opgenomen terwijl niet is gemotiveerd waarom de functies ondanks die signaleringen geschikt zijn. Bij de functies Papierwarenmaker, dozenmaker, kartonnagewerker (SBC-code 268040) en Productiemedewerker machinaal inpakken (SCB-code 111175) is sprake van een overschrijding op het item ‘tillen’. Verder benadrukt eiseres dat sprake moet zijn van een urenbeperking gelet op haar verstandelijke beperking en haar dagverhaal waaruit naar voren komt dat overdag sprake is van een slaapbehoefte.
7. Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
De beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek, aldus artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA. Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Bij het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.