ECLI:NL:RBOVE:2024:5864

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
ak_23_2357
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel op 12 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-aanvraag behandeld. Eiseres, geboren in 1993, had op 28 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door het UWV was afgewezen op basis van een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. De rechtbank beoordeelt de afwijzing aan de hand van de beroepsgronden van eiseres, die stelt dat haar beperkingen niet correct zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank oordeelt dat het UWV de afwijzing terecht heeft gehandhaafd, omdat de medische rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en de conclusies logisch voortvloeien uit de rapportages. De rechtbank wijst erop dat de FML in de beroepsfase is gewijzigd, maar dat dit geen nadelige gevolgen voor eiseres heeft gehad. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt het UWV tot betaling van proceskosten aan eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.750,00. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de FML in de vaststelling van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2357

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

gemachtigde: mr. K. Aslan,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,het UWV
gemachtigde: [gemachtigde 1].
Als derde partij neemt aan het geding deel:
V.O.F. Carea Facilitaire Dienstverlening, gevestigd te Warnsveld, arts-gemachtigde: [gemachtigde 2].

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om haar per 28 juli 2023 in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet WIA [1] .
1.1
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 21 juni 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft, onder toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Awb [2] bepaald dat kennisname van medische gegevens van eiseres niet is toegestaan aan de ex-werkgever, maar uitsluitend aan de gemachtigde van de ex-werkgever die van de rechtbank bijzondere toestemming heeft gekregen voor kennisname van medische gegevens. De rechtbank zal daarom terughoudend zijn met het opnemen van gedetailleerde inhoudelijk-medische overwegingen in deze uitspraak om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de derde partij. De rechtbank heeft na de zitting het onderzoek gesloten.
1.6
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:68 van de Awb het onderzoek heropend en een aantal nadere vragen aan het UWV voorgelegd. Bij brief van 20 juni 2024 heeft het UWV gereageerd en daarbij de rapportages van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 14 juni 2024 en 5 september 2024 ingebracht. Eiseres heeft bij brief van 5 augustus 2024 gereageerd. De arts-gemachtigde heeft bij brief van 1 augustus 2024 gereageerd.
1.7
Partijen zijn per brief van 14 oktober 2024 in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken een nadere zitting aan te vragen, maar geen van partijen heeft op die brief bevestigend gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om een WIA-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De totstandkoming van het besluit
4.1
Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1993. In september 2021 is bij eiseres een licht verstandelijke beperking vastgesteld.
4.2
Eiseres heeft in de periode van 6 oktober 2020 tot 10 december 2020 gewerkt als medewerker bron- en contactonderzoek via Actief Werkt. Na de beëindiging van dit dienstverband heeft eiseres per 10 december 2020 een WW-uitkering ontvangen. Gedurende de WW-uitkering heeft eiseres in de periode van 1 juni 2021 tot 30 juli 2021 gewerkt als schoonmaakster bij Carea Facilitaire Dienstverlening (de ex-werkgever). Eiseres heeft zich op 30 juli 2021 ziek gemeld vanuit de WW vanwege belemmerende gezondheidsklachten.
4.3
Per einde wachttijd heeft het UWV verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Hierna heeft besluitvorming plaatsgevonden zoals vermeld onder het kopje ‘Inleiding’.
Het standpunt van het UWV
5. Het UWV heeft in het bestreden besluit vastgesteld dat eiseres per 28 juli 2023 geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat de mate van arbeidsongeschiktheid lager is dan 35% (0%). Volgens het UWV is eiseres gelet op de beperkingen zoals vastgelegd in de (in de beroepsfase opgestelde) FML [3] van 7 februari 2024 in staat om de voorbeeldfuncties van Assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041), Papierwarenmaker, dozenmaker, kartonnagewerker (SBC-code 268040) en Productiemedewerker industrie (samenstellen) (SCB-code 111180) te vervullen. Aanvullend acht het UWV eiseres geschikt voor de functies Samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130), Productiemedewerker machinaal inpakken (SCB-code 111175) en Assemblage medewerker besturingskasten en panelen (SCB-code 267071). Hiervoor baseert het UWV zich op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 oktober 2023 en 7 februari 2024 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 11 oktober 2023 en 23 februari 2024.
Het standpunt van eiseres
6.1
De in de primaire FML van 8 juni 2023 opgenomen beperkingen komen volgens eiseres niet overeen met de beperkingen die zij in het dagelijkse leven ervaart. Zo heeft eiseres bij de verzekeringsartsen duidelijk naar voren gebracht dat ze snel overvraagd is. De behandelaar van eiseres heeft in het rapport van 26 augustus 2022 aangeven dat de kans groot is dat er te veel van eiseres wordt gevraagd en dat ze het overzicht kwijt raakt. De verzekeringsarts komt zelf ook tot de conclusie dat eiseres gebaat is bij overzicht, structuur en rust. Dat sprake moet zijn van een rustige werkomgeving heeft zich onvoldoende vertaald naar beperkingen in de FML. Zo kan eiseres niet worden blootgesteld aan visuele en/of auditieve prikkels op de werkvloer en had een beperking moeten worden opgenomen voor 'afleiding door anderen' en 'hoog handelingstempo'. Daarnaast had een urenbeperking moeten worden aangenomen gelet op de verstandelijke beperking en het dagverhaal van eiseres. Verder heeft de arbeidsdeskundige bij de vaststelling van de maatmanomvang en het maatmanloon ten onrechte enkel de functie van schoonmaakster betrokken en niet ook de functie van medewerker bron- en contactonderzoek. Eiseres was in de periode van 6 oktober 2020 tot 10 december 2020 immers werkzaam als bron- en contactonderzoeker voordat ze in de WW kwam op 10 december 2020. Gedurende de WW-uitkering heeft eiseres het werk als schoonmaakster bij Carea verricht, in de maanden juni en juli 2021.
6.2
Eiseres heeft verder ter zitting en bij de schriftelijke reactie van 5 augustus 2024 naar voren gebracht dat bij het resultaat functiebeoordeling van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 23 februari 2024 signaleringen zijn opgenomen terwijl niet is gemotiveerd waarom de functies ondanks die signaleringen geschikt zijn. Bij de functies Papierwarenmaker, dozenmaker, kartonnagewerker (SBC-code 268040) en Productiemedewerker machinaal inpakken (SCB-code 111175) is sprake van een overschrijding op het item ‘tillen’. Verder benadrukt eiseres dat sprake moet zijn van een urenbeperking gelet op haar verstandelijke beperking en haar dagverhaal waaruit naar voren komt dat overdag sprake is van een slaapbehoefte.
Het juridisch kader
7. Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
De beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek, aldus artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA. Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Bij het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.

De beoordeling van de beroepsgronden

Is het onderzoek zorgvuldig?
8.1
Het UWV mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. De conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapportages. Daarvan is in dit geval sprake.
8.2
De primaire verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Nadat hij eiseres op het spreekuur heeft gezien en onderzocht, heeft hij een uitvoerige anamnese opgemaakt. Er is sprake van spanningsklachten, een stemmingsstoornis en een licht verstandelijke beperking. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in de rapportage van 8 juni 2023. Er is een FML opgesteld van die datum. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de primaire verzekeringsarts heroverwogen en aanvankelijk in de rapportage van 2 oktober 2023 geconcludeerd dat hij geen aanleiding ziet om anders te denken over de belastbaarheid dan de primaire verzekeringsarts. In beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 7 februari 2024 nader gerapporteerd en daar bij gemotiveerd waarom er aanleiding is om de belastbaarheid van eiseres deels te wijzigen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een aanvullende beperking opgenomen in de FML van 7 februari 2024.
8.3
Uit de medische rapporten blijkt dat alle klachten van eiseres en de informatie van haar behandelaars zijn betrokken in de beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen.
Is de medische beoordeling juist?
9.1
De verzekeringsarts heeft in de rapportage van 8 juni 2023 geconcludeerd dat uit het medische beeld van eiseres volgt dat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden maar dat wel sprake is van beperkingen rechtstreeks ten gevolge van ziekte. Er is verder geen medische noodzaak voor een duurbeperking conform de betreffende standaard. Eiseres is aangewezen op routinematig werk in een goed gestructureerde, rustige omgeving met een duidelijk omschreven inhoud. Ze moet niet worden blootgesteld aan deadlines of veelvuldige storingen. Eiseres heeft soms moeite om eigen gevoelens voor anderen begrijpelijk of acceptabel te uiten of uitingen van anderen adequaat te interpreteren en is beperkt in het omgaan met conflicten en samenwerken hetgeen enkel lukt bij een van tevoren afgebakende deeltaak. Contact met anderen waarbij enig improvisatie of inlevingsvermogen is vereist, is niet aan te raden. Eiseres is beperkt voor leidinggeven. Gelet op de belastingkenmerken acht de verzekeringsarts eiseres ongeschikt voor de maatgevende arbeid.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de beroepsgronden van 18 januari 2024 in de rapportage van 7 februari 2024 een verdergaande beperking aangenomen voor item 1.9.10 'werken in een rustige werkomgeving zonder veel hectiek of frequente veranderingen'. Er is geen aanleiding voor een beperking op 'afleiding door anderen' aangezien er geen sprake is van overmatige prikkelbaarheid met ziekelijke origine. De verzekeringsarts bewaar en beroep ziet ook geen onderbouwing voor de door eiseres gestelde beperking voor 'hoog handelingstempo', bij een hoog handelingstempo is in zijn algemeenheid geen sprake van overvraging. Het slapen overdag en de lichtverstandelijke beperking geven geen aanleiding om vanwege energetische of preventieve redenen een aanvullende duurbeperking aan te nemen.
9.2
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 7 februari 2024 overtuigend heeft gemotiveerd waarom er geen aanleiding is tot het aannemen van meer medisch objectiveerbare klachten. Aan het beroep liggen geen nieuwe medische documenten ten grondslag die de stellingen van eiseres onderbouwen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gereageerd op de beroepsgronden van eiseres en heeft een nadere beperking aan de FML toegevoegd. Voor het overige acht de rechtbank navolgbaar gemotiveerd waarom de beroepsgronden geen aanleiding geven tot het aannemen van meer medisch objectiveerbare klachten.
De stelling van eiseres – dat zij meer beperkt is op het item ‘handelingstempo’ dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen – geeft geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft rekening gehouden met de klachten en medische gegevens van eiseres en heeft daarover inzichtelijk gemotiveerd dat er geen onderbouwing bestaat voor deze beperking. De rechtbank is voorts van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom de verstandelijke beperking en het dagverhaal van eiseres geen aanleiding geven om een urenbeperking aan te nemen. De enkele stelling van eiseres dat een urenbeperking nodig is, is onvoldoende om te twijfelen aan die conclusie.
Dat eiseres stelt meer of ernstiger klachten te hebben, betekent niet zonder meer dat die klachten moeten leiden tot extra beperkingen. Voor de toepassing van de Wet WIA gaat het niet alleen om hoe eiseres haar klachten ervaart, maar is vooral relevant welke beperkingen voortvloeien uit objectief medisch vastgestelde aandoeningen of ziekte. De FML bevat ruime beperkingen die voortvloeien uit de klachten van eiseres. Er is onvoldoende reden om aan te nemen dat eiseres niet kan werken in een functie waarin met al deze beperkingen rekening wordt gehouden. De beroepsgronden tegen de medische beoordeling slagen niet.
Is eiseres in staat om de geselecteerde functies te verrichten?
10. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de benutbare mogelijkheden van eiseres navolgbaar heeft vastgesteld. De FML kan daarom als basis dienen voor de arbeidskundige beoordeling. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapporten van 23 februari 2024, 14 juni 2024 en 5 september 2024 voldoende gemotiveerd dat de geselecteerde functies passend zijn binnen de belastbaarheid van eiseres. Daarbij heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgens de rechtbank voldoende gemotiveerd dat de signalering op item 4.14 ‘tillen’ het gevolg is van een overschrijding binnen het systeem omdat het systeem signaleert op gewichten van meer dan 2 kg en meer dan 600 keer per uur terwijl in de functie sprake is van dagelijks tijdens meer dan 4 werkuren tillen. De frequentie van het tillen is minder dan de 600 keer per uur en eiseres is niet beperkt ten aanzien van tillen. De rechtbank kan dit standpunt volgen. Dat geldt eveneens voor de signalering bij item 4.13 ‘zware voorwerpen tillen’. Het gaat om een overschrijding van de normaalwaarde ten aanzien van de frequentie en duur. Eiseres wordt hiertoe in staat geacht nu zij op dit punt niet beperkt is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de geselecteerde functies op deze punten ongeschikt te achten. Verder merkt de rechtbank nog op dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep met de rapportage van 23 februari 2024 reeds de maatmanomvang en het maatmanloon heeft gewijzigd door deze te baseren op de functie van medewerker bron- en contactonderzoek. De beroepsgronden tegen het arbeidskundige oordeel slagen daarom ook niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het UWV heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres dan ook terecht vastgesteld op minder dan 35% en heeft terecht het bestreden besluit genomen dat eiseres met ingang van 28 juli 2023 geen recht op heeft een WIA-uitkering. Het beroep is ongegrond.
12. Omdat de FML in de beroepsfase is gewijzigd en aan de hand daarvan eveneens pas in de beroepsfase nieuwe functies zijn geduid, is het bestreden besluit pas in de beroepsfase van een toereikende medische en arbeidskundige onderbouwing voorzien. Dit betekent dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd zoals artikel 7:12, eerste lid, van de Awb vereist. Dit gebrek zal met toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd omdat aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld. Uit rechtsoverweging 8.1 tot en met 10 volgt dat, ook als dit gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, een besluit met een gelijke uitkomst zou zijn genomen. Dit leidt ertoe dat het beroep niet slaagt.
13. De toepassing van artikel 6:22 van de Awb geeft aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor verleende rechtsbijstand begroot op € 1.750,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 875,00 per punt). Het UWV moet ook het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,00 aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.750,00 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.L.M. Celie, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Algemene wet bestuursrecht
3.Functionele mogelijkhedenlijst