In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiser tegen de verlening van een omgevingsvergunning op 14 februari 2023 voor het tijdelijk opvangen van minderjarige asielzoekers. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover gericht tegen het bestuurlijk rechtsoordeel. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het standpunt van het college dat voor de interne verbouwing en de uitbouw aan de achterzijde geen omgevingsvergunning vereist was. De rechtbank oordeelt dat het college met zijn standpunt informatie geeft over de uitleg en gevolgen van de wettelijke bepalingen, maar dat het bezwaar tegen het bestuurlijk rechtsoordeel niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden.
De rechtbank stelt vast dat de omgevingsvergunning op 14 februari 2023 is verleend en dat deze inmiddels is uitgewerkt. Echter, het college heeft op 21 december 2023 een nieuwe tijdelijke omgevingsvergunning verleend, waardoor het procesbelang van eiser blijft bestaan. De rechtbank concludeert dat de vergunninghouder het pand huurt van de eigenaar, die het pand heeft gerenoveerd voor bewoning en bedrijfsactiviteiten. Eiser heeft handhavend opgetreden tegen de huisvesting van statushouders, maar de rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft afgeweken van het bestemmingsplan en de vergunning heeft verleend.
De rechtbank bepaalt dat het college het door eiser betaalde griffierecht en de proceskosten moet vergoeden. De proceskosten in beroep worden vastgesteld op € 1.750,- en de kostenvergoeding voor de bezwaarfase op € 1.248,-. De uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Landstra, griffier.