ECLI:NL:RBOVE:2024:5825

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
ak_24_3869_tu
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen last onder dwangsom voor particuliere bewoning van een bedrijfswoning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, twee oudere bewoners van een bedrijfswoning, hebben bezwaar gemaakt tegen een last onder dwangsom die hen door het college van burgemeester en wethouders van Kampen is opgelegd. Deze last verplicht hen om de particuliere bewoning van de bedrijfswoning te beëindigen, met een dreiging van een dwangsom van € 20.000,- bij niet-naleving. Verzoekers, die al bijna veertig jaar in de woning wonen en 87 en 84 jaar oud zijn, hebben aangevoerd dat er geen spoedeisende omstandigheden zijn die een onmiddellijke beëindiging van hun bewoning rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen zodanige spoedeisende omstandigheden zijn dat een korte opschorting van de last onder dwangsom onacceptabel is. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de lasten onder dwangsom te schorsen totdat er een uitspraak is gedaan op de verzoeken om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat partijen zo spoedig mogelijk zullen worden uitgenodigd voor een zitting om de zaak verder te behandelen. De beslissing is genomen op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3869

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2], uit [woonplaats 1], verzoekers,

(gemachtigde: mr. J.H.M. Berenschot),
en

het college van burgemeester en wethouders van Kampen, het college

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam] uit [woonplaats 2].

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter zonder zitting uitspraak doen indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad.
2. Op 6 december 2023 heeft het college aan verzoekers ieder een last onder dwangsom opgelegd vanwege de particuliere bewoning van de bedrijfswoning aan [adres]. Het college heeft verzoekers gelast het gebruik van de bedrijfswoning, anders dan ten behoeve van een bedrijfswoning als bedoeld in artikel 1.12 van het bestemmingsplan, te staken en gestaakt te houden. Indien verzoekers daaraan niet (tijdig) voldoen, verbeuren zij ieder een dwangsom van € 20,000,- ineens.
Op 2 oktober 2024 heeft het college de ingediende bezwaarschriften ongegrond verklaard, de dwangsombesluiten gehandhaafd en begunstigingstermijn verlengd tot 6 weken na de dagtekening van de beslissing op de ingediende bezwaarschriften.
3. Op 6 november 2024 hebben verzoekers beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht tot het treffen van een voorlopige voorziening.
4. De begunstigingstermijn van de lasten onder dwangsom lopen af op 13 november 2024. Het college heeft de voorzieningenrechter op 6 november 2024 desgevraagd medegedeeld niet bereid te zijn de begunstigingstermijn te verlengen. Het is echter niet mogelijk gebleken om vóór 13 november 2024 de verzoeken op zitting inhoudelijk te behandelen.
5. Verzoekers verbeuren bij het niet (tijdig) voldoen aan de lasten onder dwangsom, een dwangsom van € 20.000,- ineens. Daarnaast voeren zij aan dat zij al bijna veertig jaar in de woning wonen, een zeer hoge leeftijd hebben (87 en 84 jaar oud) en er geen enkel belang is om hen stel op sprong uit hun huis te zetten. Het is de voorzieningenrechter op basis van de stukken die voorhanden zijn niet gebleken dat sprake is van zodanige spoedeisende omstandigheden dat een korte opschorting van de last onder dwangsom tot aan beslissing op de verzoeken om voorlopige voorziening onacceptabel is. Alles afwegend ziet de voorzieningenrechter dan ook aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb. Die voorziening houdt in dat de lasten onder dwangsom per direct worden geschorst totdat uitspraak is gedaan op de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening.
6. Partijen zullen zo spoedig mogelijk worden uitgenodigd om ter zitting te verschijnen. De voorzieningenrechter zal dan beoordelen of de voorlopige voorziening met toepassing van artikel 8:83, eerste lid, van de Awb wordt opgeheven of gewijzigd. Dan zal ook worden geoordeeld over de proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter schorst de lasten onder dwangsom totdat uitspraak is gedaan op de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.C. Smitstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.