ECLI:NL:RBOVE:2024:5818

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
ak_24_3798
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van alcoholwetvergunning wegens kennelijke staat van dronkenschap tijdens werkzaamheden in horecabedrijf

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een café, had bezwaar gemaakt tegen de schorsing van zijn alcoholwetvergunning door de burgemeester van Steenwijkerland. De burgemeester had op 16 oktober 2024 besloten om de vergunning voor 12 weken te schorsen, omdat verzoeker in kennelijke staat van dronkenschap werkzaam zou zijn geweest in zijn horecabedrijf. Tijdens een controle op 16 augustus 2024 had een toezichthouder geconstateerd dat verzoeker moeite had met zijn balans en dat hij rook naar alcohol. Verzoeker ontkende alcohol te hebben genuttigd en voerde aan dat zijn medische toestand, waaronder een spierziekte, de oorzaak was van zijn gedrag.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker in de bezwaarfase de gelegenheid moest krijgen om zijn medische situatie nader te onderbouwen met medische verklaringen. De voorzieningenrechter vond het te vroeg om te concluderen dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en werd de schorsing van de alcoholwetvergunning opgeschort tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoeker.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging en het recht van verzoeker om zijn standpunt te onderbouwen in de bezwaarfase. De voorzieningenrechter heeft daarbij rekening gehouden met de financiële gevolgen van de schorsing voor verzoeker en de noodzaak om zijn café open te houden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3798

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. H.G. Ruis),
en

de burgemeester van Steenwijkerland

(gemachtigde: mr. W. Steevensz).

Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2024 (bestreden besluit) heeft de burgemeester aan verzoeker zijn beslissing kenbaar gemaakt de aan hem verleende alcoholwetvergunning te schorsen voor de duur van 12 weken en hem een bestuurlijke boete op te leggen van € 1.175,-.
Namens verzoeker is tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Tevens is namens verzoeker verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op 4 november 2024 heeft de burgemeester een verweerschrift ingediend. Ook de gemachtigde van verzoeker heeft enige nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester. Verder werd verzoeker vergezeld door [naam 1] .

Relevante feiten en omstandigheden

2.1.
Een toezichthouder van de burgemeester heeft op 16 augustus 2024, omstreeks 20:00 uur een controle uitgevoerd in het horecabedrijf van verzoeker café “[café]”. In het bestreden besluit is vermeld dat tijdens deze controle het volgende door de toezichthouder is gezien:
“De toezichthouder, zag u, meneer [verzoeker] , zitten op het terras van uw horecabedrijf. Kort hierna zag de toezichthouder dat u opstond van het terras en naar een nabijgelegen pizzeria liep. De toezichthouder heeft vervolgens één van uw klanten gevraagd om u op te halen. Na ongeveer 20 minuten keerde u terug naar het café. De toezichthouder constateerde dat er, tijdens uw afwezigheid, geen andere leidinggevende was.
Toen u naar de pizzeria liep, zag de toerzichthouder dat u moeite had balans te houden tijdens het lopen. De toezichthouder merkte namelijk op dat u langzaam en wankelend van links naar rechts liep. In het gesprek dat hij met u had, merkte hij dat u moeite had met het articuleren van uw zinnen. U herhaalde namelijk meerdere keren bepaalde woorden in uw zinnen. Verder rook de toezichthouder een geur van alcohol uit uw mond komen.”
2.2.
In het besluit heeft de burgemeester geoordeeld dat verzoeker in kennelijke staat van dronkenschap werkzaam was in zijn café. Daarnaast is gezien dat er klanten aanwezig waren in de horecafunctionaliteit. Verzoeker is langere tijd afwezig geweest omdat hij in de pizzeria zat. Verzoeker stond op dat moment samen met [naam 2] als leidinggevende op papier. Geen van hen was tijdens openingstijdens aanwezig.
Bij besluit van 16 oktober 2024 heeft de burgemeester beslist, zoals aangegeven.
Standpunt verzoeker
2.3.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij sinds juli 2024 drinkt geen alcohol meer drinkt op medisch advies van zijn arts, omdat hij hartpatiënt is. Verzoeker heeft op de bewuste dag geen alcohol genuttigd. Ter zitting heeft verzoeker verder herhaald dat hij sinds 3 juli 2024 op advies van zijn huisarts geen alcoholische dranken meer nuttigt en vanwege zijn spierziekte inmiddels is verwezen naar een neuroloog. Deze spierziekte is volgens verzoeker de oorzaak van zijn moeite om de balans te houden tijdens het lopen. Verzoeker heeft voorts aangevoerd dat het door een toezichthouder vaststellen van de zogenoemde trias alcoholica zonder nader bewijs onvoldoende is om de conclusie te trekken dat verzoeker zich “in kennelijke staat” bevindt. Verzoeker heeft voorts aangevoerd dat het café geen enkel moment zonder toezicht is geweest.
Standpunt burgemeester
2.4
De burgemeester heeft gesteld dat blijkens de rechtspraak de “kennelijke staat” wordt beoordeeld aan de hand van meerdere uitwendige kenmerken, in het bijzonder moeite met de balans, moeite met de spraak en ruiken naar alcohol. De burgemeester heeft gesteld dat hij mag afgaan op de observaties van zijn toezichthouder, omdat deze gekwalificeerd is dit te beoordelen. Hij heeft er op gewezen dat het een derde overtreding betreft van het betreffende kennelijke staat verbod en dat hij zijn bevoegdheid heeft uitgeoefend conform het geldende protocol en daarbij alle belangen heeft afgewogen. Hij heeft daarbij ook gewezen op zijn verantwoordelijkheid voor de klandizie van het café en de omgeving ervan.
De procedure en de toetsing
3.1.
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang. Bij de afweging van de belangen houdt de voorzieningenrechter onder andere rekening met de kans dat het bezwaar van verzoeker slaagt en of het besluit rechtmatig is genomen. De voorzieningenrechter zal een zogenoemd voorlopig rechtsmatigheidsoordeel geven. Als de kans van slagen klein is, is er voor de voorzieningenrechter weinig reden om in te grijpen en een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter zal daarom beoordelen of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de bodemzaak niet.

Beoordeling

Omvang geschil
3.2
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het verzoek om voorlopige voorziening enkel ziet op de schorsing van de alcoholwetvergunning voor de duur van 12 weken.
Spoedeisend belang
3.3.
Verzoeker voert aan dat hij met zijn café te maken heeft met vaste lasten van ruim
€ 4000,- per maand. Drie maanden sluiten betekent dat hij minimaal € 12.000,- aan betalingsachterstanden zal gaan oplopen. Drie maanden sluiting zal bovendien ten koste gaan van een deel van de klandizie, wat in een bepaalde mate onomkeerbaar is. De voorzieningenrechter acht dit laatste naast negatieve naamsbekendheid aannemelijk. Daarom kan niet gezegd worden dat verzoeker enkel een financieel belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter neemt dan ook een spoedeisend belang aan.
Wettelijk kader
3.4
Volgens artikel 20, lid 5 van de Alcoholwet is het verboden om in kennelijke staat van dronkenschap werkzaam te zijn in een horeca lokaliteit. Uit het bepaalde in de artikelen 31 en 32 van de Alcoholwet volgt voor zover van belang, dat de burgemeester bevoegd is om de vergunning bij overtreding van het verbod maximaal 12 weken re schorsen. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid handelt de burgemeester volgens de regels van het Handhavings protocol gemeente Steenwijkerland.
3.5.
Mede gelet op de door verzoeker en informant [naam 1] ter zitting afgelegde verklaringen acht de voorzieningenrechter het niet onmogelijk dat aan het getoonde gedrag van verzoeker en zijn houding tijdens de controle op 16 augustus 2024 een medische oorzaak ten grondslag heeft gelegen. De al overgelegde stukken, zoals afsprakenkaarten bij een oogarts, zijn hiervoor een onvoldoende onderbouwing, aangezien deze geen inzicht geven in de medische situatie van eiser in de afgelopen maanden. Ter zitting heeft verzoeker aangeboden deze medische grondslag nader te onderbouwen.
3.6
Uitgangspunt is dat de burgemeester mag afgaan op de observaties van zijn toezichthouder. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat verzoeker in dit geval in de bezwaarfase de gelegenheid dient te krijgen deze medische oorzaak nader te onderbouwen met het overleggen van medische verklaringen. Het is nu te vroeg om vast te stellen dat dit geen redelijke kans van slagen heeft.
3.7
De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding het besluit van 16 oktober 2024 te schorsen totdat de burgemeester op het bezwaar heeft beslist. In dat verband weegt het belang van verzoeker om niet pas achteraf, nadat de volledige schorsing al voor bij is, gelijk te krijgen zwaarder dan het belang van de burgemeester om de schorsing voort te zetten.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en zal het bestreden besluit – voor zover het de schorsing van de alcoholwetvergunning betreft voor 12 weken - met directe ingang schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dat betekent dat verzoeker in zijn café weer alcoholhoudende drank aanwezig mag hebben en verstrekken. De voorzieningenrechter heeft daarbij betrokken dat het café al een tweetal weken is gesloten en het café verder beperkte openingstijden heeft. De voorzieningenrechter merkt ten aanzien de nog te nemen beslissing op bezwaar nog op dat indien naar het oordeel van de burgemeester verzoeker er onvoldoende in is geslaagd zijn houding en gedrag tijdens de controle op 16 augustus 2024 met medische gegevens te onderbouwen, het beleid (het preventie- en handhavingsplan alcohol 2023-2026) een intrekking van de alcoholwetver-gunning voor een periode van 12 weken rechtvaardigt. De voorzieningenrechter draagt de burgemeester daarbij op, gelet op de beperkte openingstijden, de leeftijd van verzoeker en zijn bestaande gezondheidstoestand, te bezien of op grond van artikel 4:84 van de Awb bijzondere omstandigheden aanleiding vormen de intrekking van de alcoholwetvergunning in tijdsduur te beperken.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet de burgemeester het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Verzoeker krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal €1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit - voor zover betrekking hebbende op de schorsing van de alcoholwetvergunning voor de duur van 12 weken – met directe ingang tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.