ECLI:NL:RBOVE:2024:5818
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schorsing van alcoholwetvergunning wegens kennelijke staat van dronkenschap tijdens werkzaamheden in horecabedrijf
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een café, had bezwaar gemaakt tegen de schorsing van zijn alcoholwetvergunning door de burgemeester van Steenwijkerland. De burgemeester had op 16 oktober 2024 besloten om de vergunning voor 12 weken te schorsen, omdat verzoeker in kennelijke staat van dronkenschap werkzaam zou zijn geweest in zijn horecabedrijf. Tijdens een controle op 16 augustus 2024 had een toezichthouder geconstateerd dat verzoeker moeite had met zijn balans en dat hij rook naar alcohol. Verzoeker ontkende alcohol te hebben genuttigd en voerde aan dat zijn medische toestand, waaronder een spierziekte, de oorzaak was van zijn gedrag.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker in de bezwaarfase de gelegenheid moest krijgen om zijn medische situatie nader te onderbouwen met medische verklaringen. De voorzieningenrechter vond het te vroeg om te concluderen dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en werd de schorsing van de alcoholwetvergunning opgeschort tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoeker.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging en het recht van verzoeker om zijn standpunt te onderbouwen in de bezwaarfase. De voorzieningenrechter heeft daarbij rekening gehouden met de financiële gevolgen van de schorsing voor verzoeker en de noodzaak om zijn café open te houden.